Franken (volk)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Geschiedenis van Frankrijk |
Prehistorisch Frankrijk Middeleeuwen Frankrijk tijdens de Renaissance Frankrijk in de 19e en 20e eeuw Het hedendaagse Frankrijk Overige |
De Franken waren een Germaans volk dat voor zover bekend vanaf het begin van onze jaartelling in het huidige Duitsland woonde en zich uitbreidde over geheel noordelijk Gallië. Ze worden echter niet vermeld door de historicus Tacitus.
Inhoud |
[bewerk] Definitie van de term Franken
Hun cultuur, taal en gebruiken waren vrijwel gelijk aan die van verwante Germaanse volken. Men gaat er van uit [bron?] dat de Franken oorspronkelijk zijn ontstaan als een soort verbond tussen diverse Germaanse stammen. Genoemd worden de Bructeren, Tubanten, Chamaven, Chasuarii, Ampsivaren en Chatten. Deze visie wordt wel betwist.[bron?] De Franken worden door de bronnen van hun tijd als een 'specifiek volk' aanzien. Niemand heeft gemeld dat ze mengvolk waren.
Er wordt soms vermoed[bron?] dat de naam van de streek Salland dan weer aan de Saliërs herinnert. Het woord 'Saal' kan echter ook te maken hebben met 'zele' (voornaam huis, dus land der grote huizen).[1]
Een andere mogelijkheid is dat het woord Francus zou afgeleid zijn van het Latijnse frangere (doden, vernietigen) en dus krijger, doder, soldaat zou betekenen. Het zou hier gaan om gepensioneerde officieren die na hun diensttijd binnen het Romeinse leger, voornamelijk de Nervische cohorten langs de Rijn, zich als handelaars gevestigd hadden op de rechter oever en zich in het begin voornamelijk op de zeer lucratieve zouthandel toegelegden. Zout werd als gedeeltelijk loon aan de legioensoldaten verdeeld (salaris). Ze zouden slechts in beperkte mate versmelten met de lokale Germaanse bevolking. Dat kan verklaren waarom Tacitus ze niet vermeldde ( = geen 'echte' Germanen) en waarom ze zich tot 485 (Clovis) beperkten tot wat tegenwoordig Vlaanderen (+ beneden de Moerdijk) heet. Lokale handelaars, meestal van Germaanse oorsprong en zonder die militaire 'traditie', werden dan 'Ripuarisch' genoemd. Deze hypothese zou meteen hun militaire én financiële macht verklaren (oorlogen kosten veel geld).
[bewerk] Overname van het Romeins gezag
- zie ook: Frankische Rijk
In de vijfde eeuw na Chr. stortte het Romeinse gezag in West-Europa ineen. In de noordelijke streken, waaronder het gebied van het latere Nederland en België, betekende dat grotendeels een terugval in de beschaving, zelfs terug naar de prehistorie: er werd niets meer op schrift gesteld. [bron?] Daarom zijn er maar weinig betrouwbare bronnen over deze tijd. Wel is bekend dat de (Salische) Franken in 358 van de Romeinse generaal (en wat latere keizer) Julianus de status van foederati ('bondgenoten') kregen op Romeins gebied in de Scheldevallei en tussen de grote rivieren. Er waren eerder al verscheidene Romeinse pogingen gedaan om de binnengeslopen Franken onder (belasting)controle te krijgen maar tevergeefs. De status van foederati betekende dat de Franken voor de verdediging van dat deel van het Romeinse Rijk moesten instaan, in ruil voor de afschaffing van belastingbijdragen. De Franken namen de vrijheid om dit verdrag (feodus) ruim te interpreteren en controleerden al snel het hele huidige Nederland (beneden de rivieren) en Noord-België. Daar werden ze de nieuwe elite. Hun machtscentrum vestigden ze later in de stad Doornik.
Tien jaar na het afzetten van Romulus Augustulus als laatste Romeinse keizer in West-Europa verslaat in 486 de Frankische koning Clovis de 'Romeinse generaal' Syagrius (eigenlijk een plaatselijke krijgsheer) bij Soissons, zodat het noorden van Gallië in zijn handen valt. Clovis bracht zijn hofhouding over naar Lutetia (het huidige Parijs) en het hele gebied van Gallië erft uiteindelijk de naam Francië van hun nieuwe heersers. In de 6e tot en met de 8e eeuw veroverden de Franken geleidelijk aan ook de nooit door Rome bezette Germaanse landstreken ten oosten van de Rijn en Donau, grofweg de gebieden van het huidige Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Onder de Karolingische dynastie bezetten de Franken tenslotte nog het grootste deel Italië en de strook van Noord-Spanje ten zuiden van de Pyreneeën, en vormen daarmee de machtigste nieuwe staat sinds de val van het West-Romeinse Rijk. Deze Frankische expansie werd figuurlijk bekroond, toen Karel de Grote in het jaar 800 tot nieuwe 'keizer van het West-Romeinse Rijk' werd gekroond door de paus.
[bewerk] Het einde van de Franken als apart volk
In de vroeger Romeinse streken assimileerden de Franken geleidelijk in de Latijnstalige bevolking die getalsmatig veel groter was dan de kleine bovenlaag van Frankische heersers. Vooral toen de Franken zich tot het Katholicisme bekeerden vergemakkelijkte dit het assimilatieproces. Geleidelijk versmolt de nieuwe Frankische met de oude Gallo-Romeinse toplaag door onderlinge huwelijken. Dit proces heeft echter lang geduurd. De Frankische koningen bleven tot na Karel de Grote hun Germaanse taal spreken en zelfs van na zijn tijd zijn er bewijzen dat de adel uit de omgeving van Parijs hun zonen naar het noorden stuurden omdat daar beter Frankisch gesproken werd. Buiten de vroegere Romeinse Rijks grens ging het samensmelten van de onderling toch al verwante West-Germaanse stammen vrij geruisloos en was na 900 het oorspronkelijke stamonderscheid nog maar van weinig betekenis.
[bewerk] De Lage Landen als erfgenamen van de Franken
In politiek opzicht heeft het oude stamonderscheid sinds de 11e eeuw weinig betekenis meer. In cultureel opzicht echter bleven de dialecten door de eeuwen heen steeds verder uit elkaar groeien. Door grote taalveranderingen raakte ook het Frankisch zelf verdeeld in Nederfrankisch, Middelfrankisch en Hoogfrankisch. Het onderscheid tussen Nederduits en Hoogduits werd zo belangrijker dan het, overigens ook toenemende, verschil tussen Frankisch en Saksisch. Het algemene proces van differentiatie werd pas veel later omgekeerd door de invoering van het massaonderwijs. Het standaard-Duits is een mengeling van Saksische en Frankische elementen. De volledige eenwording van alle Westgermaanse dialecten is niet doorgegaan doordat er twee standaardtalen ontstaan zijn: het Nederlands en het Duits.
Het Nederlands stamt voor een groot deel af van Nederfrankische dialecten. Het Limburgs dat in Wallonië nog in de streek van Overmaas gesproken wordt, is door de Franse Gemeenschap erkend als het Frankisch of francique. Er zijn maar weinig documenten bewaard die het mogelijk maken het ontstaan van het Oudnederlands goed te bestuderen. De Franken stonden er om politieke redenen op dat de schrijftaal Latijn was om zo beter aansluiting te krijgen bij hun Romaanstalige onderdanen, hoewel Karel de Grote een -helaas verloren gegaan- boek met oude volksverhalen in zijn eigen taal liet schrijven. Toch zijn er vanaf de 6e eeuw in bijvoorbeeld de Salische wet enige Frankische taalresten aangetroffen.
In de noordelijker gewesten van Nederland hadden lange tijd de Friezen de overhand, vooral langs de kust. In tegenstelling tot Friezen en Saksen gingen de Franken al vroeg, omstreeks 490, tot het katholieke christendom over. Utrecht was lange tijd een Frankisch bolwerk van waaruit werd geprobeerd ook de Friezen te kerstenen (en te onderwerpen). Aan het einde van de 8e eeuw was de kerstening van Friezen en Saksen in volle gang.
[bewerk] Literatuur
- Edward James, De Franken (vertaald uit het Engels: The Franks), druk 1990, 278 blz., uitgeverij Ambo - Baarn, ISBN 90-263-1044-7
[bewerk] Referenties
- ^ Etymologisch Woordenboek (van Dale)
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe link
- (en) Proto-English.org - alternatieve etymologie van de Franken
Germaanse volken |
Alemannen | Ambronen | Ampsivaren | Angelen | Angrivariërs | Asdingen | Bataven | Bajuwaren | Bojers | Bructeren | Bourgondiërs | Cananefaten | Chamaven | Chasuarii | Chauken | Cherusken | Chatten | Cimbren | Dulgubnii | Eburonen | Fosi | Franken | Frisii | Gepiden | Goten | Harii | Helisiërs | Herulen | Hermunduren | Juten | Lakringen | Langobarden | Lemoviërs | Lugiërs | Manimiërs | Marcomannen | Marobudui | Mattiakken | Naharvalen | Nemeten | Nerviërs | Ostrogoten | Quaden | Rugiërs | Saksen | Semnonen | Silingen | Sitones | Skiren |Sueben | Suionen | Sugambren | Tencteren | Teutonen | Toxandriërs | Treveri | Triboken | Tubanten | Tudri | Ubiërs | Usipeten | Vandalen | Vangionen | Visigoten | Volcae | Warnen |