Monstrans
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
deel van de serie over de Eucharistie |
|
Ook bekend als |
|
Ingesteld door Jezus |
|
Theologie |
|
Belangrijke theologen |
|
Verwante artikelen |
De monstrans of ostensorium (van het Latijnse "ostendere," dat "laten zien" betekent) is een onderdeel van het liturgisch vaatwerk in de Rooms-Katholieke Kerk. Het is een houder, meestal van metaal, waarin de geconsacreerde hostie wordt getoond. De oudere, gotische monstransen bestaan dikwijls uit drie torentjes waarvan de middelste een glazen cilinder bevat waarin de hostie kan worden geplaatst. De barokke zonnemonstransen hebben de vorm van een stralende zon op een voet. Het midden van de zon bestaat uit twee ronde glazen plaatjes waarin de hostie wordt geklemd. Zowel toren- als zonnemonstransen hebben een halvemaanvormige knijpertje dat de hostie op zijn plaats houdt; dit wordt een lunula genoemd.
De monstrans kent een lange geschiedenis. Het voorwerp komt voort uit de reliekhouders die op het altaar, tussen de kaarsen in, relieken van heiligen tentoonspreiden gedurende de Middeleeuwen. In de twaalfde eeuw werd ook het H. Sacrament van het Altaar, althans uitsluitend de H. Hostie, steeds meer uitgestald in houders die qua vorm met de reliekhouders overeenkwamen. De eucharistische devotie nam een steeds grotere vlucht. Bleef dit voorheen beperkt tot de aanbidding voor het gesloten tabernakel, vanaf dan kwam ook het openlijke ronddragen van de zichtbare Hostie in gebruik. En na de grote impuls die Thomas van Aquino gaf aan de aanbidding van Christus onder de gedaanten van de Eucharistie, gingen ook strengere kerkelijke voorschriften gelden met betrekking tot de houder waarmee de uitstelling geschiedde. Deze moest duidelijker te onderscheiden zijn van de reliekhouders. Vooral een rijkelijker versiering werd geëist. De sacramentsmonstrans ontstond, terwijl de reliekmonstransen (reliekhouders) steeds meer van het altaar verdwenen. De monstrans werd vroeger vooral gebruikt tijdens het Lof, een aparte plechtigheid ter ere van het Allerheiligste Sacrament op de zondagmiddag, en tijdens sacramentsprocessies. Toen in de jaren zestig van de twintigste eeuw deze beide plechtigheden op de meeste plaatsen in onbruik raakten, verdwenen de monstransen in de kluis. Tegenwoordig worden ze weer steeds meer gebruikt, omdat het in stilte aanbidden van het Allerheiligste in opkomst is, en het taboe dat tot voor kort in de parochies op traditionele vormen in de Liturgie rustte, geleidelijk aan het verdwijnen is. Ook de Sacramentsprocessie is aan een bescheiden opmars begonnen. Dit is nu ook boven de grote rivieren mogelijk door het opheffen van het processieverbod, dat sinds de Reformatie de meeste processies "boven de Moerdijk" verbood.
De Jugendstil-monstransen die de Utrechtse goudsmid Brom in het eerste kwart van de twintigste eeuw maakte, worden als een hoogtepunt van het edelsmeedwerk in die periode beschouwd. Twee prachtige voorbeelden bevinden zich in de schatkamer van de Kathedrale Basiliek Sint Bavo in Haarlem.
De waarschijnlijk oudst bekende monstrans dateert uit 1286 en werd vervaardigd in opdracht van Aleidis van Diest, abdis van de abdij van Herkenrode in Hasselt waar hij in het stadsmuseum bewaard wordt.
[bewerk] Zie ook
Christendom (portaal) | |
---|---|
Drie-eenheid: Vader ∙ Zoon ∙ Heilige Geest |