Kardinaal (geestelijke)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een kardinaal (afkomstig van het Latijnse cardo = deurhengsel, dus scharnierfiguur) is één van de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleders van de Katholieke Kerk. De aanspreekvorm voor een kardinaal is eminentie; kardinalen worden vaak de 'prinsen van de Kerk' genoemd.
Oorspronkelijk waren kardinalen geestelijken verbonden aan een hoofdkerk, later die geestelijken die een college (= Romeinse curie) vormen met de paus.
Tegenwoordig hebben kardinalen de volgende rol:
- Het kiescollege van kardinalen is nodig om de continuïteit van het ambt van paus te waarborgen.
- Een kardinaal kan gevraagd worden de paus advies te geven.
- Het college van kardinalen regeert de Katholieke Kerk tussen het overlijden van de oude paus en de keuze van de nieuwe.
- Uit de kardinalen worden de voorzitters van de verschillende organen van de Curie gekozen.
Inhoud |
[bewerk] Kerkrechtelijke aanduiding
In het Kerkelijk Wetboek van 1983 wordt in de artikelen 349 tot en met 359 gesproken over de betekenis van kardinalen. Kardinalen worden gecreëerd door de paus om een college te vormen dat als belangrijkste taak heeft een nieuwe paus te kiezen, wanneer de zetel van de bisschop van Rome vacant is geworden. Daartoe komen dan de kardinalen in 'conclaaf' bij elkaar. Kardinalen kunnen van overal uit de wereld afkomstig zijn. Vaak betreft het bisschoppen van een belangrijke kerkprovincie of oude bisschopszetel. Daarnaast zijn vaak de hoofden van de Romeinse Curie-afdelingen kardinaal.
Kardinalen worden ook altijd opgenomen in de clerus van het bisdom Rome en krijgen daar een parochiekerk aangewezen; de zogenaamde 'titelkerk': zo heeft bijvoorbeeld kardinaal Simonis de San Clemente als titelkerk. Kardinalen worden dan ook geacht regelmatig in Rome aanwezig te zijn.
Het kerkelijk Wetboek zegt in artikel 351 dat kardinalen "uitzonderlijk zijn in de kerkelijke leer, waardigheid, geloof en prudent in praktische zaken". In de 19de eeuw was er de laatste 'leken-kardinaal', hij was slechts diaken, Giacomo Antonelli. Sindsdien zijn het steeds bisschoppen die tot kardinaal worden benoemd. De laatste decennia benoemt de paus bij een consistorie vaak een of twee priesters (van 80+, geen recht om een paus te kiezen) met een voortreffelijke staat van dienst tot kardinaal. De bisschopswijding blijft dan doorgaans achterwege. Het kardinalaat is in het verleden zoals gezegd ook aan niet-priesters toegekend. Er gaan stemmen op dit gebruik te herstellen en ook leken (m/v) met hoge posities in de curie tot kardinaal te verheffen. De laatste kardinaal die nog geen bisschop was, wél priester, toen de medekardinalen hem tot paus kozen was Mauro Cappellari, Gregorius XVI, in 1831.
De paus roept een vergadering van het college van kardinalen bijeen, het zogenaamde consistorie. Meestal worden in dergelijke bijeenkomsten de nieuwe kardinalen gecreëerd. De kardinalen worden onderscheiden in:
- Kardinaal-diakens,
- Kardinaal-priesters en
- Kardinaal-bisschoppen.
Stemgerechtigd in dat conclaaf zijn kardinalen die op de dag voorafgaand aan het begin van een conclaaf nog geen 80 jaar oud zijn. Kardinalen ouder dan 80 jaar mogen wel deelnemen aan een conclaaf, maar mogen daarin niet stemmen. Paus Johannes Paulus II heeft vastgesteld dat in het conclaaf maximaal 120 kardinalen mogen stemmen.
De nieuwe kardinalen leggen bij hun creatie de volgende eed af: "Ik [naam], kardinaal van de Heilige Kerk van Rome, beloof en zweer van nu af tot mijn dood altijd trouw te zijn aan Christus en zijn Evangelie en voortdurend gehoorzaam te zijn aan de Heilige Roomse Apostolische Kerk en aan de Heilige Petrus in de persoon van de Opperpriester Benedictus XVI (de naam van de paus ten tijde van het afleggen van de eed) en zijn wettig gekozen opvolgers; en ik beloof en zweer altijd de gemeenschap met de Katholieke Kerk te bewaren, in woord en gedachte; geen geheimen die aan mij werden toevertrouwd te onthullen, noch zaken die de Heilige Kerk kunnen beschadigen of onteren; met grote ijver en trouw de taken uit te voeren waartoe ik bij mijn dienst aan de Kerk geroepen ben in overeenstemming met de wet. Zo helpe mij God Almachtig."
[bewerk] Diplomatieke status
Bij het Congres van Wenen is aan kardinalen de status van prins van de Apostolische stoel gegeven. In het diplomatieke verkeer wordt in het protocol de kardinaal als zodanig tegemoet getreden. In deze hoedanigheid worden kardinalen ook beschouwd als mogelijke troonopvolgers.
[bewerk] Rechten van een kardinaal
Een kardinaal heeft het recht in zijn eigen titelkerk begraven te worden. Bij het beheer van de titelkerk heeft hij echter alleen de status van beschermheer; hij kan niet zelf bestuurshandelingen verrichten.
Een kardinaal heeft het recht om overal in de wereld biecht te horen. Normaal mag een priester, indien hij de bevoegdheid heeft gekregen om biecht te horen, alleen in de aan hem toegewezen gebieden deze taken uitvoeren.
Een kardinaal moet echter wel, wanneer hij elders is, aan de plaatselijke bisschop toestemming vragen om in het openbaar de H. Mis te lezen.
[bewerk] Titelaanduiding
De titel kardinaal wordt gevoerd tussen de voornamen en de achternaam, dus bijv. Adrianus Kardinaal Simonis. De titel kardinaal wordt derhalve behandeld alsof het een adellijke titel is, en wordt daarom ook tussen de voornaam en de familienaam wordt geplaatst.
[bewerk] Historische Kardinalen
Nederland heeft momenteel één kardinaal:
- Adrianus Johannes Simonis (1931), aartsbisschop-emeritus van Utrecht, kardinaal sinds 1985.
Andere kardinaal uit deze streken:
- Adriaan Florenszoon Boeyens (Utrecht 1459 - Rome 14 september 1523, kardinaal in 1517; paus Adrianus VI 9 januari 1522.
Daarnaast kwamen de volgende kardinalen uit Nederland:
- Willem van Enckevoirt, de enige kardinaal die tijdens het pontificaat van Adrianus VI werd gecreëerd;
- Wilhelmus Marinus van Rossum (1854-1932). Eerste kardinaal (1911) van boven de grote rivieren na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853;
- Johannes de Jong (1885-1955). Kerkhistoricus, aartsbisschop van Utrecht, die gedurende de Tweede Wereldoorlog openlijk protesteerde tegen de nazi's; eerste kardinaal (1946) op de Utrechtse zetel;
- Bernardus Johannes Alfrink (1900-1987), kardinaal in 1960. Veranderingsgezinde aartsbisschop van Utrecht onder wiens bestuur en toestemming de Nederlandse kerkprovincie een ware revolutie, ten gevolge van Vaticanum II, doormaakte;
- Johannes Gerardus Maria Willebrands (1909-2006), kardinaal in 1969, aartsbisschop van Utrecht en president van de pauselijke raad voor de eenheid van de christenen.
België heeft op het moment één kardinaal:
- Godfried Danneels (1933), aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Andere kardinalen uit België zijn geweest:
- C. Bohez
- Engelbertus Sterckx (1792-1867)
- Victor-Augustus Dechamps (1810-1883)
- Pierre-Lambert Goossens (1827-1906)
- Desiré-Félicien-François-Joseph Mercier (1851-1926)
- Jozef Ernest Van Roey (1874-1961)
- Jozef Cardijn (1882-1967); stichter en bezieler van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ)
- Leo Jozef Suenens (1904-1996)
- Maximilien de Furstenberg (1904-1988)
- Gustaaf Joos (1923-2004)
- Jan Pieter Schotte (1928-2005)
Andere bekende kardinalen:
- Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641)
- de Richelieu (Armand Jean du Plessis) (1585-1642)
- Mazarin (1602-1661)
- de Fleury (1653-1743)
- Dubois (1656-1723)
- de Rohan (1734-1803)
[bewerk] Kleding
Kardinalen dragen een soutane in vermiljoenrode kleur,afgeleid van de symboliek van de martelaren. Dit tenue wordt gedragen voor het officie en op cermoniele plechtigheden. Ze krijgen bij hun creatie tevens een kardinaalshoed (baret), die drie opstaande ribben heeft. Onder hun baret dragen ze een rode pileolus. Paus Paulus VI heeft de kleding van de kardinalen versoberd; zo werden de cappa magna en de hermelijnen mozetta geschrapt.
Hun dagelijkse toog is zwart met een brede rode gordel, de mozetta is afgezoomd met een rode rand. Hun gewone kledij verschilt niet van andere geestelijken, ze is eenvoudig zwart.
[bewerk] Externe links
Christendom (portaal) | |
---|---|
Drie-eenheid: Vader ∙ Zoon ∙ Heilige Geest |