Moderne filosofie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Met Moderne filosofie wordt niet de hedendaagse filosofie bedoeld, maar de filosofie die na de Middeleeuwen is ontstaan.
Het tijdperk van de Moderne filosofie loopt ongeveer van de vijftiende eeuw na Christus tot de negentiende eeuw.
René Descartes wordt door velen als grondlegger van de Moderne filosofie beschouwd. Vandaar dat sommigen er de vookeur aan geven om de moderne filosofie met hem een aanvang te laten nemen.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken van de moderne filosofie
[bewerk] Streven naar een verbeterde filosofie
Moderne filosofie is op heel wat punten schatplichtig aan de antieke filosofie. Spinoza, Leibniz en Hume, om er een paar te noemen, hebben zeker niet gebroken met de filosofie van de oude Grieken. Ze hebben hen grondig bestudeerd en maken gebruik van hun vocabularium. Maar aan de andere kant zien de ‘Modernen’ hun werk toch als een ‘’verbetering’’ van wat de antieke filosofen al hadden bereikt, wat hen er soms toe brengt om zich tegen hun voorgangers af te zetten.
Deze poging om de antieke filosofie te ‘verbeteren’ is duidelijk te merken aan de politieke filosofie , die door de filosofen van de moderne tijd grondig vernieuwd is. Zowel Machiavelli als Hobbes hebben van de politieke filosofie een zelfstandige wetenschap willen maken door haar te scheiden van de ethiek (die bij de drie grote denkers van de oudheid, Socrates, Plato en Aristoteles, nog één was met de politiek). Daarenboven wilden zowel Spinoza, Hobbes en Machiavelli de politieke filosofie baseren op de studie van de mens zoals hij is en niet zoals hij volgens de ouden zou moeten zijn.
[bewerk] Invloed van de verlichting
Maar de moderne filosofie zoals we ze haar hebben afgebakend, bevat ook vanaf eind 17e eeuw de filosofie van de verlichting en het liberalisme van onder meer Locke, Rousseau, Diderot, Voltaire, Het woord 'filosoof' neemt de nieuwe betekenis aan van 'lid van de filosofische partij' en geleidelijk tekenen zich de contouren af van een politieke filosofie die de democratie, de verdraagzaamheid en de soevereiniteit van het volk privilegieert: zie bijvoorbeeld le Traité théologico-politique van Spinoza, le contrat social van Rousseau of Two Treatises of Government van Locke.
[bewerk] Invloed van de wetenschap
Een ander belangrijk kenmerk van de moderne filosofie is het belang van de wetenschap, die in de 17e eeuw vooral draaide om wiskunde en de studie van fysische (mechanische) verschijnselen. Vanaf de 18e eeuw krijgt ook de biologie van de filosofie meer aandacht. De denkers leidden inderdaad vaak een carrière als wetenschapper of toonden alleszins een levendige belangstelling voor de wetenschap. Met name Leibniz en Descartes waren in hun tijd grote geleerden. Afhankelijk van de gebruikte methode inspireert de moderne filosofie uit die tijd zich ofwel aan de wiskunde (met Descartes en Spinoza als voorbeelden), ofwel aan de natuurwetenschappen, zoals Hobbes deed. Ook trachtte de filosofie een algemeen geldende methode te vinden die toepasbaar was op alle gebieden van de kennis: op filosofie, de natuurwetenschappen, wiskunde enzovoort. Dit streven is weerspiegeld in het werk van Leibniz. De filosofie neemt dus vaak de wiskunde of de wetenschappen als model.
[bewerk] Rationalisme versus empirisme
Wat ten slotte de kennistheorie betreft, onderscheiden we in deze filosofische traditie twee grote stromingen:
- het rationalisme met Descartes, Leibniz en Spinoza.
- het empirisme met Hume en Locke.
[bewerk] Moderne filosofen
[bewerk] Vijftiende eeuw
- Rudolf Agricola (1444–1485)
- Desiderius Erasmus (1466–1536)
- Niccolò Machiavelli (1469–1527)
- Thomas More (1478–1535)
[bewerk] Zestiende eeuw
- Galileo Galilei (1556–1642)
- Francis Bacon (1561–1626)
- Marin Mersenne (1588–1648)
- Thomas Hobbes (1588–1679)
- Isaac Beeckman (1588–1637)
- René Descartes (1596–1650)
[bewerk] Zeventiende eeuw
- Blaise Pascal (1623–1662)
- Baruch de Spinoza (1632–1677)
- John Locke (1632–1704)
- Isaac Newton (1643–1727)
- Gottfried Leibniz (1646–1716)
- George Berkeley (1685–1753)
- Charles Montesquieu (1689–1755)
- Voltaire (1694–1778)
[bewerk] Achttiende eeuw
- David Hume (1711–1776)
- Jean-Jacques Rousseau (1712–1778)
- Denis Diderot (1713–1784)
- Immanuel Kant (1724–1804)
- Georg Hegel (1770–1831)
- Arthur Schopenhauer (1788–1860)
[bewerk] Negentiende eeuw
- Ludwig Feuerbach (1804–1872)
- Søren Kierkegaard (1813–1855)
- Karl Marx (1818–1883)
- Friedrich Engels (1820-1895)
- Friedrich Nietzsche (1844–1900)
- Husserl (1859-1938) fenomenologie
- Bergson (1859–1941)