Michel Foucault
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Paul-Michel Foucault (Poitiers, 15 oktober 1926 - Parijs, 25 juni 1984) was een Frans filosoof.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
De Franse denker Paul-Michel Foucault was afkomstig uit een welgestelde familie van medici. Zijn vader verwachtte dan ook dat zijn zoon deze traditie voortzette. De jonge Foucault was echter vastbesloten professeur d’Histoire (geschiedenisleraar) te worden. Daarom doorliep hij gedurende de Tweede Wereldoorlog het elitaire hypokhâgne[1] dat hem moest voorbereiden op de studie aan de École Normale Supérieure, de elite-universiteit van Frankrijk. Hij slaagde er echter niet in meteen te worden toegelaten, maar na studie bij Jean Hyppolite, die filosofie doceerde aan het khâgne en bij wie hij uitblonk, werd hij alsnog toegelaten.
Tijdens zijn studie aan de ENS worstelde Foucault met zijn homoseksuele geaardheid en had zelfmoordneigingen. Hij was korte tijd lid van de communistische partij. Begin jaren ’50 slaagde hij erin zowel in de filosofie als in de psychologie af te studeren. Zijn interesse ging daarna in eerste instantie uit naar de psychopathologie, de leer van de geestesziekten. Geheel in die lijn lag zijn proefschrift, waarop hij in 1961 promoveerde: Folie et déraison. Histoire de la folie à l’âge classique (Geschiedenis van de waanzin in de klassieke tijd). Daarmee verwierf hij nog nauwelijks bekendheid.
Dat veranderde toen in 1966 zijn boek Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines (De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen) uitkwam. Vanaf deze publicatie is zijn reputatie gevestigd. Dat werd nog eens extra bevestigd toen hij in 1970 werd voorgedragen voor het befaamde Collège de France, waar hij de leerstoel 'Geschiedenis van Denksystemen' bekleedde. Foucaults colleges trokken vaak overvolle zalen. Hij zou die positie bekleden tot hij in 1984 aan aids overleed.
[bewerk] Kritische beschouwing
Het werk van Foucault kan verdeeld over drie periodes, waarin verschillende kernbegrippen centraal staan: Waarheid (jaren '60), Macht (jaren '70) en Lust en het Zelf (jaren '80). In zijn geruchtmakende boek Les mots et les choses (De woorden en de dingen), dat in 1966 verscheen, stelde hij de vraag hoe de mens over zichzelf vanaf de Renaissance is gaan denken. Met zijn 'archeologische' methode groef hij de denklagen van de geschiedenis af. Hij kwam tot een aantal conclusies:
- De geschiedenis ontwikkelt zich discontinu.
- De waarheid is een tijdelijk construct, geen oorsprong maar een effect.
- De hedendaagse, zelfbewuste mens is een uitvinding die dateert van rond 1800, een uitvinding die overigens weer op het punt staat te verdwijnen.
Na de opstanden van mei 1968, die Foucault niet van nabij meemaakte omdat hij toen in Tunis zat, keerde hij zich af van het marxisme. De Franse Communistische Partij, die geweigerd had de opstand te steunen, was in zijn terminologie een disciplinair instituut geworden in dienst van de gevestigde orde. De tweedeling tussen arbeid en kapitaal, die in de marxistische traditie centraal staat, maakte in Foucaults werk plaats voor een 'microcosmos' van strijdige krachten: niet alleen de arbeidersstrijd, maar ook de vrouwen, homosexuelen en andere gemarginaliseerde groepen boden legitieme vormen van verzet tegen overheersing.[2]
Na 1970 onderzocht Foucault de relatie tussen soevereine en disciplinerende macht in Surveiller et Punir (Toezicht en straf - in het Nederlands vertaald als Discipline, toezicht en straf) uitgegeven in 1975. Hier was zijn methode niet meer statisch, zoals in Les mots et les choses. Hij deed genealogisch onderzoek naar de werking van de macht. Dat wil zeggen: hij onderzocht de ontstaansgeschiedenis van macht als dynamisch gegeven. Zo zit de mens verankerd in onzichtbare machtsstructuren, instituties die hem disciplineren, zoals de school, het leger, het gerecht, het ziekenhuis. In al deze methodisch opgezette onderzoeken staat de positie van het subject als autonoom rationeel denkend wezen altijd ter discussie.
Foucault zocht steeds naar middelen om weerstand te bieden tegen waarheids- en machtspraktijken die de mens in een keurslijf hebben geplaatst en hem onderworpen hebben (assujetissement). De laatste jaren van zijn leven richtte hij zich dan ook op vrijheidspraktijken door een onderzoek naar de ervaring van het subject van zichzelf. De ontwikkeling van Lust en het Zelf stonden centraal in de twee laatste delen van het nooit voltooide Histoire de la sexualité (Geschiedenis van de seksualiteit): L’usage des plaisirs en Le souci de soi (Het gebruik van de Lust en De zorg voor het Zelf, beide verschenen in 1984).
Foucault heeft zichzelf nooit als filosoof gezien, eerder als historicus van denksystemen, een post die hij van 1970 tot zijn dood in 1984 aan het befaamde Collège de France bekleedde. In de westerse filosofie wordt Foucault gerekend tot de 'Europese' continentale filosofie, waarin filosofie zichzelf in het centrum van de cultuur plaatst, zulks ter onderscheiding van de 'Angelsaksische' analytische filosofie. Over het algemeen wordt Foucault gerekend tot de postmodernisten. Deze term is echter aan inflatie onderhevig. Binnen het postmodernisme, een term die ook gebruikt wordt in andere culturele disciplines en contexten, hebben zich inmiddels meerdere nuances afgetekend. De term structuralist, waarmee Foucault ook wel wordt omschreven, heeft hij altijd afgewezen - al ontkent hij niet dat zijn werk erdoor beïnvloed is en hij structuralistische elementen gebruikt voor zijn onderzoek. Hij wordt soms ook een poststructuralist genoemd. Foucault kan dan ook het beste gekenschetst worden als een differentie-denker, iemand die denkt in termen van wat verschilt, die anders denkt, maar ook die poogt het Andere te (door)denken.
In zijn denken heeft Foucault met name invloed ondergaan van de (Franse) Linguistic Turn (de term is van Richard Rorty) zoals die tot stand gebracht zou zijn door respectievelijk Nietzsche, Freud en Ferdinand de Saussure. Deze houdt een verschuiving in van een bewustzijnsfilosofisch paradigma (Descartes) naar een taalfilosofisch paradigma (De Saussure). Hierin speelt vertooganalyse (discours) een determinerende rol. Het is niet het zelfbewustzijn of het cogito die het kennen constitueert, maar de taal die het zelfbewustzijn constitueert. Ook Kant en Hegel spelen hierin een rol, met name in de jaren ’60. Pas in de laatste dagen van zijn leven sprak Foucault zich uit over de invloed van Heidegger op zijn werk.
[bewerk] Voornaamste werken
- 1961 - Folie et déraison. Histoire de la folie à l'âge Classique
- 1966 - Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines
- 1969 - L'archéologie du savoir
- 1971 - L'ordre du discours
- 1971 - Nietzsche, la généalogie, l'histoire
- 1975 - Surveiller et punir. Naissance de la prison
- 1976 - Histoire de la sexualité I: La volonté de savoir
- 1984 - Histoire de la sexualité II: L'usage des plaisirs
- 1984 - Histoire de la Sexualité III: Le souci de soi
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe link
- ^ fr:Hypokhâgne
- ^ Stefan Münker en Alexander Roesler (2000). Poststrukturalismus. Stuttgart/Weimar: Metzler.