Juni

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

mei		juni					jul
<<		1	2	3	4	5	6	7
8	9	10	11	12	13	14	15	16
17	18	19	20	21	22	23	24	25
26	27	28	29	30				>>

Juni (ook wel: zomermaand) is de zesde maand van het jaar in de Gregoriaanse kalender en heeft 30 dagen. Juni is genoemd naar de Romeinse godin, Juno, de vrouw van Jupiter. Juni wordt ook wel de maand van het Heilig Hart genoemd.

Om verwarring met juli te vermijden wordt de maand in de reiswereld als juno uitgesproken.

Inhoud

1 Trivia
2 Weerstatistieken maand juni in Nederland
- 2.1 Gemiddelden
- 2.2 Extremen
3 Weerspreuken
4 Bronnen, noten en/of referenties

[bewerk] Trivia

Oudnederlandse/puristische naam: zomermaand of weidemaand
Romeinse naam: Junius
Joodse naam: Tammus
De sterrenbeelden van deze maand zijn Tweelingen en Kreeft.
De zomerzonnewende valt in deze maand, rond de 21ste.
Er zijn geen andere maanden die op dezelfde dag van de week beginnen als juni.
Een koude periode in juni wordt Schaapscheerderskou genoemd.

[bewerk] Weerstatistieken maand juni in Nederland

[bewerk] Gemiddelden

Langjarige gemiddelden in het tijdvak 1971-2000.

	De Bilt	Eelde	Rotterdam	Maastricht
Gemiddelde temperatuur in graden Celsius	15,2	14,4	15,0	15,6
Gemiddelde minimum temperatuur in graden Celsius	10,2	9,1	10,3	10,9
Gemiddelde maximum temperatuur in graden Celsius	19,8	19,4	19,3	20,3
Dagen met max temperatuur > 20 C	12	11	11	14
Gemiddelde relatieve vochtigheid in procenten	77	82	80	76
Gemiddelde neerslagduur in procenten van de tijd	6	6	6	7
Gemiddelde neerslaghoeveelheid in mm	71,7	72,6	71,8	73,9
Bron: KNMI^[1]

[bewerk] Extremen

Hieronder volgen ranglijsten voor de hoogste en laagste gemiddelde temperatuur, de grootste en laagste neerslagsom en het grootste en laagste aantal uren zonneschijn, zoals gemeten op het KNMI-station in De Bilt tussen 1901 en 2008.

#	Hoogste gemiddelde temperatuur in °C		Grootste neerslagsom in mm		Grootste aantal uren zonneschijn		#
1.	1917	18,3	1998	181,4	1959	300,7	1.
2.	1976	18,0	1991	154,8	1976	290,5	2.
3.	2003	17,8	1927	149,5	1970	275,0	3.
4.	1930	17,8	1966	139,4	1973	272,2	4.
5.	2007	17,5	1935	131,7	1940	272,2	5.
6.	1970	17,5	1943	128,3	1939	270,0	6.
7.	1947	17,5	1912	123,8	1957	264,0	7.
8.	1950	17,3	1916	117,2	1950	260,4	8.
9.	1992	17,2	1953	110,6	1902	257,4	9.
10.	1905	16,9	1911	109,9	1941	256,6	10.
#	Laagste gemiddelde temperatuur in °C		Kleinste neerslagsom in mm		Kleinste aantal uren zonneschijn		#
1.	1923	11,6	1939	14,9	1987	92,7	1.
2.	1916	12,2	1949	15,6	1991	96,8	2.
3.	1991	12,7	1941	16,2	1907	97,6	3.
4.	1956	12,8	2006	18,0	1923	107,6	4.
5.	1927	13,2	1962	21,0	1990	112,7	5.
6.	1909	13,2	1988	23,7	1988	114,3	6.
7.	1972	13,4	1973	26,1	1977	118,8	7.
8.	1918	13,5	1920	26,1	1981	130,2	8.
9.	1985	13,7	1924	30,7	1916	143,3	9.
10.	1907	13,7	1959	30,8	1956	147,6	10.
Bron: KNMI^[2]

[bewerk] Weerspreuken

In de Lage Landen horen bij deze maand de volgende weerspreuken:

Juniregen is Gods zegen. Komt zonneschijn daarbij, dan maakt hij boer en stadslui blij.^[3]
Een boon in juni geplant, geeft vijftig in een hand. ^[4]
De eerste juni kil en wak, brengt veel koren in de zak.
Juni met veel donder, brengt de oogst ten onder.
Waait in juni de noordenwind over het land, dan krijgt de boer veel koren in z`n hand.
Is de juniavond mistig, dan het weer met gaven kwistig.
Juni vochtig en warm, dan maakt ze de boeren niet arm.
Is er in juni pas zonneschijn, dan wordt de zomer klein maar fijn.
Niet te koel, niet zwoel, niet te nat, en niet te droog, juni vult de schuren hoog.