Filipijnse verkiezingen 1986
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Filipijnse verkiezingen van 1986 betroffen vroegtijdige verkiezingen voor de posities van president en vicepresident van de Filipijnen. Hoewel de verkiezingen oorspronkelijk gepland stonden voor 1987 liet president Ferdinand Marcos deze verkiezingen uitschrijven voor 7 februari 1986. De belangrijkste kandidaten voor het presidentschap waren de zittende president Ferdinand Marcos en Corazon Aquino, de oppositieleider en vrouw van de vermoorde Benigno Aquino jr..
De verkiezingen gingen zoals vaak bij verkiezingen in de Filipijnen gepaard met veel geweld. Beide kampen beschuldigden elkaar ervan fraude te hebben gepleegd. De officiële uitslag zoals die werd vastgesteld door door de Filipijnse verkiezingsraad (COMELEC) was dat Ferdinand Marcos de presidentsverkiezingen had gewonnen en voormalig minister van Buitenlandse zaken en voorzitter van het senaat de vicepresidentsverkiezingen.
De oppositie weigerde echter de uitslag te accepteren en wees op de vele aanwijzingen dat Marcos en zijn aanhangers fraude hadden gepleegd. De Filipijnse bisschoppenconferentie liet in een verklaring weten de gang van zaken rond de verkiezingen te veroordelen en het Amerikaanse Senaat nam een resolutie aan met een soortgelijke inhoud.
Uiteindelijk leidde het een en ander er toe dat minister van Defensie Juan Ponce Enrile en de op een na hoogste militair van het land Fidel Ramos hun ontslag indienden en zich verschansten in Camp Aquinaldo lands de EDSA. Dit leidde de daaropvolgende vier dagen tot een massale volksopstand die later de EDSA-revolutie werd genoemd. Na vier dagen vluchtte Ferdinand Marcos en zijn familie op 25 februari 1986 het land uit.
Op 24 maart 1986 nam het Batasang Pambansa een resolutie aan die verklaarde dat de uitslag van de verkiezingen in 1986 had moeten zijn dat Corazon Aquino en Salvador Laurel, de rechtmatig winnaars van de verkiezingen van respectievelijk de president en vicepresident van de Filipijnen waren.