Devaluatie van de gulden
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
In 1949 besloot minister Piet Lieftinck de Nederlandse gulden met dertig procent te devalueren.
De aanleiding voor de devaluatie was op zichzelf niet zo bijzonder. De economie in de Verenigde Staten haperde wat. Lonen en prijzen aldaar daalden, nadat ze een aantal jaren waren gestegen.
Amerikaanse bedrijven wilden meer exporteren naar Europa. Vooral de Britse regering vreesde concurrentie voor de eigen economie en besloot tot devaluatie. Daardoor zouden de eigen producten goedkoper worden. Als een olievlek breidde de devaluatie zich over Europa uit, waarbij ook Nederland het Britse voorbeeld volgde.
Het bijzondere aan deze gebeurtenis was dat ze een nieuwe fase in de economische naoorlogse geschiedenis van Nederland markeerde. De ergste armoe was voorbij, de Nederlandse economie kon haar vleugels uitslaan. Door industrialisatie en export kon de welvaart snel groeien.
Nederland was straatarm uit de oorlog gekomen. Er was gebrek aan alles. De productie lag nagenoeg stil. Nederland was voor zowat alle noodzakelijke goederen afhankelijk van import uit het buitenland. Maar geld om dat te bekostigen was er nauwelijks. De regering hield de economie daarom in een ijzeren greep. De lonen moesten laag blijven, tal van goederen bleven, net als in de oorlog, op de bon. Anders zou er een oncontroleerbare inflatie ontstaan, vreesde de regering.
De onvrede onder de bevolking was groot. Dat uitte zich onder meer in een grote populariteit van de communistische CPN. Dat baarde de Amerikaanse regering weer grote zorgen. Die zag met lede ogen aan dat Midden-Europa onder invloed van de Sovjet-Unie communistisch werd. Dat moest niet ook met West-Europa gebeuren.
Het veelbesproken Marshallplan moest uitkomst bieden. Alleen al Nederland kreeg vanaf 1948 bijna een miljard dollar aan schenkingen en leningen om de economie er bovenop te helpen.
Deze geldinjectie bood de Nederlandse economie net het steuntje in de rug dat zij nodig had om er bovenop te komen. Zo kon de regering al in 1949 zich weer op de export concentreren. Niet langer hoefde zij zich het hoofd te breken over de vraag hoe zij door middel van import de vele monden van de Nederlandse bevolking moest voeden - de tijden van onbekommerde welvaart zaten er aan te komen.