Inflatie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Inflatie (letterlijk 'opblazen') is door Murray Rothbard omschreven als: "[Inflation may be defined as] any increase in the economy's supply of money not consisting of an increase in the stock of the money metal." [1] Een toename van ongedekt geld dus, maar ook in een economie met fiatgeld zonder (goud)standaard werkt de toename van de geldhoeveelheid, inflatoir ten opzichte van de hoeveelheid goederen. Dit levert onder meer het in de economie bekende verschijnsel op van prijsstijgingen. Dit is de definitie van inflatie: Stijging van het algemeen prijspeil. Hierdoor kan daling van koopkracht optreden, maar dat gebeurt alleen als de lonen minder snel stijgen dan de prijzen.
Inhoud |
[bewerk] Vormen van inflatie
Inflatie kan op drie verschillende manieren ontstaan: 1) Monetaire inflatie 2) kosteninflatie of 3) bestedingsinflatie.
[bewerk] Monetaire inflatie
Deze vorm van inflatie ontstaat doordat er te veel geld in omloop is. De geldhoeveelheid maakt deel uit van de kwantiteitsvergelijking van Irving Fisher. M*V = P*T
M= Money, geldhoeveelheid V= Velocity, aantal malen dat het geld per periode van eigenaar wisselt.
M en V vormen de monetaire economie
P= Price, prijs T= Trade, bbp
P en T vormen de reële economie
Deze vorm van inflatie kan door een centrale bank bestreden worden door een restrictief monetair beleid, dwz een renteverhoging. dit geeft een krimp van M waardoor de vergelijking terug in evenwicht komt doordat P ook zal krimpen.
[bewerk] Kosteninflatie
Bij kosteninflatie hebben we te maken met bedrijven die hun gestegen kosten doorberekenen in hun verkoopprijzen, omdat ze winst willen blijven maken. Als de kosten van het maken van een product 10 euro zijn en de verkoopprijs is 15 euro, dan maakt het bedrijf een winst van 5 euro. Stijgen de kosten naar 12 euro, dan zou het bedrijf nog slechts 3 euro winst maken. De meeste bedrijven zullen daarom bij gestegen kosten de verkoopprijs proberen te verhogen. Een bekend voorbeeld uit de praktijk is het verhogen van de benzineprijs aan de pomp als de olieprijs stijgt of als de loonkosten per eenheid product stijgen. Dit gebeurt als de loonkosten (per tijdseenheid) sneller stijgen dan de gemiddelde arbeidsproductiviteit. Als voor deze loonkosteninflatie prijscompensatie wordt verlangd, ontstaat het gevaar van een loon-prijsspiraal.
[bewerk] Bestedingsinflatie
Bestedingsinflatie ontstaat in een situatie van hoogconjunctuur. Bedrijven hebben moeite om aan de vraag van hun klanten te voldoen. Het gaat erg goed met de economie. De meeste bedrijven streven naar een zo hoog mogelijke winst. Zij zien hun kans schoon om de verkoopprijzen te verhogen. De klanten stromen immers toe. De omzet gaat omhoog en bij gelijke kosten betekent dat meer winst. Bestedingsinflatie deed zich in Nederland voor aan het einde van de jaren negentig. Het ging toen erg goed met de Nederlandse economie en veel bedrijven hebben toen hun prijzen 'fors' verhoogd.
Overigens zijn beide manieren van inflatie, direct herleidbaar tot de schepping van meer geld. Want hoe komen mensen en bedrijven aan het geld om de extra vraag uit te oefenen, die de prijzen doet stijgen? Bij een gelijkblijvend inkomen of vermogen voor een individu, betekent meer uitgaven voor het een, automatisch minder voor het ander. Tenzij men de geldhoeveelheid vergroot door te lenen. Voor de samenleving als geheel gaat dit precies eender op. Inflatie wordt bepaald middels de geaggregeerde vraag, dus van alle goederen samen. Bij gelijkblijvende geldhoeveelheid kan er geen inflatie ontstaan, hooguit verschuiving van de vraag tussen goederen onderling. Per saldo wijzigt er dan niets aan de prijzen. Het lenen van geld dat "vers van de geldpers" komt, vergroot wel de collectieve vraag ten opzichte van de nog niet meegegroeide productiecapaciteit, met hogere prijzen als gevolg. Dat is inflatie. Door de technologische ontwikkelingen en productverbetering, alsmede door grotere efficientie, ontstaat er bij gelijke geldhoeveelheid, automatisch deflatie.
[bewerk] Effecten van inflatie
Een inflatie van 2 of 3 procent per jaar wordt als acceptabel beschouwd. Een product dat dit jaar 100 euro kost, zal volgend jaar 102 tot 103 euro kosten. Als de lonen gelijk met de inflatie stijgen, blijft de koopkracht gelijk. Anders stijgt of daalt de koopkracht. Het handhaven van een lage inflatie is een belangrijk doel van de instantie (regering of centrale bank) die het uitgeven van geld beheert, en daarmee het monetair beleid voert. In Europa is dat de Europese Centrale Bank (ECB).
De inflatie wordt gemeten door middel van de consumentenprijsindex (CPI): een lijst van producten (goederen en diensten), hun wegingsfactoren en hun prijsindex, die centraal wordt bijgehouden en de verandering van de prijs over de tijd bepaalt. In Nederland wordt de CPI bijgehouden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Je kunt je afvragen of het begrip inflatie wel zo'n universeel begrip is en of het niet meer zou moeten worden genuanceerd. De prijzen voor huishoudelijke uitgaven door consumenten bijvoorbeeld kunnen met een heel ander percentage stijgen dan de prijzen van grondstoffen als olie of goud, of de prijzen van huizen. Doordat er veel verschillende indexen worden gehanteerd, ontstaat er 'manipuleerruimte' voor bijvoorbeeld vakbonden, werkgevers en de overheid. Door bepaalde posten uit de index te schrappen of er juist in op te nemen bijvoorbeeld, of door naar het ene inflatiecijfer te verwijzen en daarmee gemakshalve het andere te vergeten, waarin bepaalde posten niet zijn geïntegreerd. Een voorbeeld daarvan in België is de zogenaamde 'gezondheidsindex', waarin naast sigaretten ook de brandstofprijzen ontbreken (en die laatste stijgen net heel veel).
- Een normale (lage) inflatie (kleiner dan 2 procent) is gunstig voor de economie: het spoort de consument aan goederen te kopen (uitstel betekent immers dat men meer zal betalen voor hetzelfde product). Het maakt ook lenen interessant want inflatie knabbelt aan de interest die je op de lening moet betalen. En een economie draait goed als er gekocht wordt. (Deflatie, het omgekeerde van inflatie, heeft net het omgekeerde effect: de consument zal zijn aankoop uitstellen, omdat hij er later minder voor zal betalen.)
- Een te hoge inflatie heeft vaak ten gevolge dat investeerders niet meer in het desbetreffende land willen investeren. Als de interest op een spaarrekening (bijvoorbeeld 2,5 procent) lager is dan de inflatie (bijvoorbeeld 3 procent), dan doet een kleine spaarder eigenlijk op termijn verlies. Hij kijkt dan beter uit naar een andere belegging of koopt goederen of harde valuta. Als de situatie escaleert, dreigt het monetair systeem van een land in te storten, want de banken kunnen niet zomaar op korte termijn al dat geld op tafel leggen zonder enorme verliezen te maken (banken investeren immers zelf dat geld op lange termijn).
- In een aantal gevallen verloopt inflatie zo snel, dat men kan spreken van hyperinflatie. Het meest sprekende voorbeeld hiervan was de monetaire crisis in Duitsland, waar men in november 1923 voor een brood miljarden mark op tafel moest leggen. In een maand tijd was de inflatie 2500 procent. De moderne economische structuur van het land stortte ineen, en de ruilhandel begon weer terug te keren. Tijdens de financiële crisis in Argentinië op het einde van de 20e eeuw besloot de regering tot bevriezing van alle banksaldo's met slechts een vrijlating van het maandsalaris, omdat de inflatie opliep tot een hoogte van 3000 procent. De getroffen maatregelen lokten woedende reacties uit van Argentijnen die hun spaargeld zagen ineenschrompelen tot niets (uiteindelijk slaagde men erin de inflatie te normaliseren). In april 2007 steeg de inflatie in Zimbabwe in één maand tijd van 2200% tot bijna 3714%. Volgens een woordvoerder van de Movement for Democratic Change (MDC) is de inflatie in juni 2007 al gestegen tot 10.000%. In november van datzelfde jaar zou blijken dat dit niet het topje was; de inflatie van Zimbabwe is in die maand opgelopen tot een recordhoogte van ruim 26.000%. Maar ook daar lag de bovengrens niet; in februari 2008 heeft het Zimbabwaanse Bureau voor de Statistiek bekend gemaakt dat de inflatie in het land inmiddels is opgelopen tot ruim 66.000%, wat een nieuw record betekent.[2]
Het tegengestelde verschijnsel heet deflatie, niet te verwarren met desinflatie. Andere varianten zijn stagflatie en reflatie.
[bewerk] Bronnen
- Inflatie van 3714 procent in Zimbabwe (Reformatorisch Dagblad)
- Zimbabwe Inflation at 10 000+ (Zimbabwe News)]
[bewerk] Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties: |
|