Batavia (Nederlands-Indië)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Batavia was de naam van de hoofdstad van de Nederlandse kolonie 'Nederlands-Indië'. Tegenwoordig heet de stad Jakarta.
In de beginperiode van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) lag de nadruk vooral op de handel in specerijen, deze specerijen waren vooral afkomstig van het eiland Celebes en de eilandengroep De Molukken. Later verschoof de handel meer naar de handel in koffie en thee. Deze producten kwamen van andere eilanden zoals Java en Sumatra.
Inhoud |
[bewerk] De geschiedenis van de stad
Batavia heette oorspronkelijk Sunda Kelapa. De stad werd later door Fatahillah veroverd, die de stad hernoemde in Jayakarta (of Djajakarta of Jacatra), op 22 juni 1527, nog steeds de officiële wordingsdatum van de stad.
Jan Pieterszoon Coen veroverde de stad in 1619 op de bewoners. Hij liet hier het nieuwe fort en de stad van de VOC bouwen. Aanvankelijk wilde hij dit Nieuw-Hoorn noemen (naar zijn geboorteplaats Hoorn), maar de Heeren Zeventien, de hoogste bestuurders van de VOC, besloten anders, en noemden het Batavia.
De VOC kreeg in 1610 toestemming voor een handelskantoor, die lag op de andere oever van de rivier tegenover Jacatra. In 1618 werd de handelspost versterkt hetgeen een conflict met de plaatselijke vorst, de Bantammers en de Engelsen opleverde. De hierdoor ontstane belegering werd op 30 mei 1619 door Jan Pieterszoon Coen, die met versterkingen uit de Molukken arriveerde, gebroken. Hierdoor werd de VOC, zonder dat zij dat wilde, heerser van het grondgebied van Jacatra. Aan de oostzijde van de Ciliwung werd een vierkant kasteel gebouwd met op de hoeken grote uitspringende bastions.
Ten zuiden van het kasteel werd een kleine ommuurde stad gebouwd. Na de belegering in 1628/9 werd de Ciliwung gekanaliseerd en ontstond een stad volgens de toentertijd geldende denkbeelden in de Republiek die vooral verspreid werden door Simon Stevin (1548-1620). Ook werd een typisch Hollands grachtenstelsel aangelegd.
De stad groeide gestaag. Vanaf 1667 werden bamboe huizen binnen de stad verboden. Ook werd omstreeks die tijd het houden van vee in de stad verboden.
Het gebied buiten de stad bleef nog lang onveilig. Pas toen in 1684 vrede werd gesloten met Bantam kwam de ontginning van de Ommelanden goed op gang. Omdat de stad steeds meer mensen aantrok ontstonden er diverse voorsteden buiten de stadsmuren. Langzamerhand werd de grond rond Batavia in cultuur gebracht. Naast vele buitenhuizen kwam ook de landbouw op gang. Met name de Chinezen maakten een aanvang met de verbouw van suikerriet waarvan suiker en arak werden gemaakt.
Door de grote houtkap (onder andere voor de raffinage van suiker) ontstond veel erosie en slibden de grachten in de binnenstad snel dicht. Ondanks baggerwerkzaamheden werden de stadsgrachten stinkende modderpoelen en een broedplaats voor de malariamug. In de achttiende eeuw werd Batavia steeds vaker getroffen door epidemieën. Uiteindelijk zou de oude stad rond 1810 definitief worden ontmanteld.
Er had zich inmiddels, op enige afstand ten zuiden van de oude stad, een nieuw centrum gevormd, een villawijk genaamd Weltevreden. Hier bevond zich ook het enorme "Koningsplein", thans "Medan Merdeka" (Vrijheidsplein) genaamd.
[bewerk] Bevolking
Batavia was gesticht om te fungeren als stapelmarkt en bestuurlijk centrum. Een vestigingskolonie was niet het doel van de VOC. Coen wilde echter een stad vormen met trouwe en nijvere inwoners die zorgden voor de productie en aanvoer van levensmiddelen en die bij de verdediging konden worden ingezet. De migratie van Nederlandse gezinnen wilde echter niet lukken. Er ontstond een gemengde samenleving. Nederlandse mannen kregen kinderen van Aziatische vrouwen. Hun kinderen werden mestiezen genoemd.
Omdat de VOC alle handel zelf in handen wilde hebben werden vrijburgers zoveel mogelijk geweerd. Batavia was derhalve onaantrekkelijk voor personen die buiten de VOC-dienst rijk wilden worden.
Het merendeel van de bewoners was van Aziatische afkomst. Ook werden uit India en Arakan (Birma) vele duizenden slaven aangevoerd. Later kwamen de slaven ook uit Bali en Celebes. Om opstanden te voorkomen mochten geen Javanen als slaven worden aangesteld.
Door Chinezen naar Batavia te lokken (soms ook met dwang) ontstond er een grote Chinese bevolkingsgroep die bestond uit zowel kooplieden als arbeiders. Deze groep was zeer bepalend voor de ontwikkeling van de stad.
Ook ontstond een grote groep Mardijkers (Portugees sprekende Aziatische christenen die door de Portugezen als slaven gebruikt waren). Zij waren door de VOC krijgsgevangen gemaakt in de vele botsingen met de Portugezen. Lange tijd (tot in de late 18e eeuw) zou het Portugees van de Mardijkers de dominerende taal in de stad zijn, nog vóór Nederlands en Maleis.
Daarnaast treffen we in Batavia mensen uit alle delen van de archipel aan, alsmede handelsgemeenschappen van Indiase moslims en Hindoes (Moren en Gentieven) en Maleiers.
Aanvankelijk leven alle bevolkingsgroepen door elkaar heen. Als snel ontstonden echter buurten met bevolkingsgroepen van dezelfde afkomst.
Uit angst voor een opstand werden de stadsmuren zo gebouwd dat de bolwerken ook de straten in de stad konden bestrijken. Enkel de Chinezen en mardijkers werden door de VOC vertrouwd. In 1656 moesten alle Javanen, als gevolg van vijandelijkheden met Bantam, zich buiten de muren vestigen.
In 1688 werd de volledige segregatie van de Indonesische bevolking een feit. Iedere groep moest zich in de Ommelanden in kampongs, vestigen onder eigen hoofdmannen. Alle inwoners kregen een loodje of tjap, een loden identiteitsplaatje dat gemerkt was met het teken van de betreffende bevolkingsgroep. Later werd het loodje vervangen door een perkament. Er mocht ook niet zonder toestemming buiten de eigen bevolkingsgroep worden getrouwd.
Ofschoon de Chinezen het meest vertrouwd werden zorgden juist zij voor de meeste moeilijkheden. Chinese bendes maakten de Ommelanden onveilig en in 1740 deden zij een aanval op de stad. Toen de Nederlanders bij enkele Chinezen in de stad wapens vonden leidde dit tot een slachting onder de Chinezen. Later kregen de Chinezen een eigen kampong ten zuiden van de stad en mochten zij ook weer in de stad wonen.
In de VOC-periode telde Batavia ruim 50.000 inwoners. In de tweede helft van de 19e eeuw groeide Batavia uit tot een stad van ruim 100.000 inwoners en aan het eind van de koloniale periode werd het aantal van 1 miljoen inwoners bereikt. De "Europeanen" (inclusief de daarmee juridisch gelijkgestelde "Indo-Europeanen" (mestiezen)) vormden toen nog maar enkele procenten van de totale bevolking.
[bewerk] Stadshuizen en landhuizen
Batavia leek in vele opzichten op een Hollandse stad. Wel waren de huizen enigszins aan de tropische omstandigheden aangepast. Zo waren er overhangende dakranden ter bescherming tegen de zon en werden er veel bijgebouwen gebouwd om de slaven te huisvesten.
De rijken lieten grote buitenverblijven bouwen. Eerst in Hollandse stijl maar later meer in een Indische of Javaanse stijl. Geen verdiepingsvloeren en diepe galerijen overwelfd door een reusachtig puntvormig dak. Hierdoor was de ventilatie optimaal.
[bewerk] Vrouwen van Batavia
Er waren weinig Hollandse vrouwen in Batavia. Mannen hadden vaak omgang met Aziatische vrouwen zonder met hen te trouwen want dan konden zij niet meer terug naar de Republiek. Hierdoor ontstond een mengcultuur in Batavia (Mestizocultuur).
Zonen mochten vaak in Europa gaan studeren. Dochters moesten in de Oost blijven, zij trouwden vaak al op zeer jonge leeftijd met VOC-dienaren. Omdat de vrouwen altijd in Batavia bleven waren zij de spil in het sociale netwerk. Zij waren gewend om om te gaan met slaven en slavinnen en spraken ook hun taal, veelal Portugees en Maleis. Als de mannen later hun vrouw over lieten komen uit Nederland, werden deze bijvrouwen verstoten. Vaak moesten zij ook afstand doen van hun kinderen. Deze vrouwen werden 'snaar' genoemd.
[bewerk] Pracht en praal
Er was sprake van een hoge mate van pronkzucht van de Bataviase high society. Op aandringen van de Heeren Zeventien kwamen, in navolging op de Republiek, ook in Batavia weeldewetten tot stand die het weeldevertoon in de perken moest houden. Dit zou immers ten koste van de VOC gaan. De leiding in Batavia trok zich echter niet veel aan van deze wetten. In 1754 werd deze zaak door gouverneur-generaal Jacob Mossel strenger aangepakt. Van elke rang werd vastgelegd wat het uiterlijk vertoon mocht zijn (grootte van het rijtuig, aantal paarden ervoor, de juwelen, borduursels van de kleding en dergelijke). Onder invloed van de gelijkheidsidealen werden zij in 1795 weer afgeschaft.
[bewerk] Slaven
Nederlandse en Mestizo vrouwen hadden de gewoonte zich op straat te laten volgen door een groot aantal mooi uitgedoste slaven. Ook hierin werden door Mossel drastische beperkingen aangebracht.
In de achttiende eeuw was meer dan 60% van de bevolking slaaf. Zij hadden meestal huishoudelijke taken. De arbeids- en leefomstandigheden waren over het algemeen redelijk. Er waren wetten die hen beschermden tegen een al te wreed optreden van hun meesters. Christelijke slaven kregen na de dood van hun meester de vrijheid. Sommige slaven mochten ook met een eigen ambacht of winkel geld verdienen om zich vrij te kopen.
Ondanks de relatief redelijke omstandigheden vluchtten regelmatig slaven naar de Ommelanden waar ze met grote bendes de omgeving onveilig maakten.
[bewerk] De Moderne Tijd (1880-1942)
Batavia heeft lang bestaan en even zovele (sociale) ontwikkelingen doorgemaakt als de Nederlandse steden. Toen aan het eind van 1800 de technische vooruitgang met stoomboten en een verkorte route door het Suez-kanaal Indië dichterbij bracht; de wereldbehoefte aan grondstoffen sterk steeg én het monopolie van de Nederlandsche Handel-Maatschappij als opvolger van de VOC werd opgeheven, veranderde haar samenleving sterk. Batavia werd de draaischijf hierin, waardoor zij een grote haven kreeg in Tjandjong Priok, de eerste spoorlijn in 1873 naar Buitenzorg, een elektrische tram in 1899 etc. Zelfs de eerste elektrische trein in het Koninkrijk reed hier in 1899. Ook scholen, ziekenhuizen, fabrieken, kantoren van handelsfirma's en postkantoren werden rond 1900 overal in de stad gesticht. Gelijke tred hield de binnenkomst van Nederlanders (bijgenaamd totoks), waardoor de samenleving steeds meer op een Nederlandse stad ging lijken, in toevallig de tropen. Vooral in de jaren 1920-1940 ging het hard, de bevolking nam fors toe (ook door de toestroom vanuit het platteland) en nieuwe wijken voor de armere Indonesiërs werden aangelegd maar ook villawijken als Menteng en Gondangdia. Het oude Batavia met zijn grachten en vestingmuren, dat al eerder verlaten was voor het gezondere Weltevreden, beleefde een nieuwe opbloei toen de handelsfirma's hier terugkeerden. De snelle opkomst van de auto (veel sneller dan in Nederland) zorgde ervoor dat de straten niet meer stoffig of modderig waren, maar juist geasfalteerd. In een zeer korte periode veranderde de stad van uiterlijk, waarbij toch de VOC-werf, de VOC-pakhuizen, herenhuizen en het oude stadhuis in stand bleven.
[bewerk] Burgemeesters
Sinds instelling van het ambt in 1916:
- Mr. G.J. Bisschop
- Prof. Ir. H. van Breen
- Mr. A. Meijroos
- Ir. E.A. Voorneman (tot in 1942)
[bewerk] Trivia
- Het gemeentelijk bouwbureau heette Burgerlijke Openbare Werken (B.O.W.), in de volksmond werd dit Batavia Onder Water, aangezien ze de jaarlijkse afvoer van de Moessonregens niet de baas kon (en het is nog steeds niet opgelost).
- Indien de grote passagiersschepen aangekomen waren trokken vele mensen naar de haven (Tandjong Priok) toe, om de mensen (nieuwelingen=baroes) te bekijken; bij vertrek gebeurde dit ook maar vooral om lekker aan boord in luxe te eten en vooral te drinken, totdat het schip ging vertrekken en men als uitwuiver weer van boord moest.
- Een populair liedje in de jaren rond 1925 was dat van de Hoera, Hoera voor de Meisjes van Batavia; inmiddels zijn ze hoogbejaard of niet meer in leven.
[bewerk] Republiek Indonesië
Batavia bleef in Nederlandse handen tot 1942, het jaar dat Nederlands-Indië bezet werd door Japanse troepen. Batavia werd toen weer Djakarta.
Anno 2005 is Jakarta een stad van 8,5 miljoen inwoners (agglomeratie ruim 17 miljoen) en de hoofdstad en regeringszetel van de Republiek Indonesië.
Hoewel de naam Batavia niet meer wordt gebruikt als de naam van de hoofdstad van Indonesië, leeft de naam voort als Betawi. Deze naam die een verbastering is en de lokale uitspraak van Batavia weergeeft, wordt gebezigd om de oorspronkelijke bevolking van deze stad en hun taal aan te duiden. Daarnaast wordt de naam Batavia er nog volop gebruikt. Voorbeelden zijn Batavia Air, Café Batavia en Hotel Batavia.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|
[bewerk] Externe link
Koloniën van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden |
Gouvernementen: Berbice* | Cayenne | Demerara* | Essequibo* | Goudkust* | Nederlands Brazilië | Nederlandse Antillen | Nieuw-Nederland | Pomeroon | Suriname*
Gebieden met een directeur: Maagdeneilanden
Gebieden met een baron: Tobago (geleend aan Cornelis Lampsins)
Factorijen / handelsposten: Arguin | Loango-Angola kust | Senegambia | Slavenkust
Gouvernementen: Ambon* | Banda* | Batavia* | Ceylon | Coromandelkust* | Formosa | Java's Noordoostkust* | Kaapkolonie* | Mauritius | Makkasar* | Malakka* | Molukken*
Kantoren met een directeur: Vestingen in Bengalen | Vestingen in Perzië | Suratte
Gebieden met een commandeur: Bantam* | Malabar | Sumatra's Westkust*
Residenten: Bandjarmasin* | Cheribon* | Palembang* | Pontianak*
Gebieden met een opperhoofd: Birma | Deshima* | Vestingen in Siam | Timor | Tonquin
Factorijen: Corandèl | Vestingen in China
Nederzettingen: Amsterdam eiland (incl. Smeerenburg) | Jan Mayen
Vestingen: Acadia | Zoutpannen in Venezuela | Fort Nassau
*: Gebieden ook in handen van de Bataafse Republiek geweest.