ebooksgratis.com

See also ebooksgratis.com: no banners, no cookies, totally FREE.

CLASSICISTRANIERI HOME PAGE - YOUTUBE CHANNEL
Privacy Policy Cookie Policy Terms and Conditions
Lakenindustrie - Wikipedia

Lakenindustrie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een overzicht van de lakenindustrie.

Inhoud

[bewerk] Lakenindustrie in het graafschap Vlaanderen

In Vlaanderen en in andere kustgebieden van de Lage Landen hielden de bewoners van oudsher al schapen. De wol werd verwerkt tot kleren en dekens. In de 3e eeuw schreven Romeinen al over de kwaliteit van de mantels uit Doornik en Atrecht. In de 11e eeuw beleefde de lakenindustrie haar opgang, met Atrecht als koploper, en op het eind van de eeuw stonden steden verder noordwaarts in het graafschap voorop bij de ontwikkeling (Rijsel, Dowaai en Sint-Omaars).

Lakenhal in Ieper, een van Europa's grootste burgerlijke gebouwen in gotische stijl (11 okt 2004)
Lakenhal in Ieper, een van Europa's grootste burgerlijke gebouwen in gotische stijl (11 okt 2004)

Halverwege de 13e eeuw waren Ieper, Wervik, Brugge en Gent het meest bekend. Iedere stad probeerde in een of andere specialiteit of variëteit uit te blinken. De kruistochten zorgden ervoor dat het Vlaams laken bij heersers en de hoge adel van vele landen bekend raakte. De inventaris van een koning van het Koninkrijk Napels uit die tijd vermeldt lakens uit Aalst.

De beste wol kwam uit Engeland. Er ontstond een intense handel over het Kanaal. Die afhankelijkheid van de Engelse wol brak de Vlamingen vaak zuur op in hun relatie met hun leenheer, de Franse koning, die het vaak aan de stok had met de Engelsen. Ze kozen dan ook partij voor de Engelsen bij het uitbreken van de Honderdjarige oorlog, om de wolinvoer veilig te stellen. Engelse koningen aarzelden niet om de uitvoer tijdelijk te boycotten om hun zin te krijgen. Jan zonder Land hief een accijns op de uitgevoerde wol en Edward III kreeg te maken met ontevreden wolexporteurs toen hij de export verbood. Veel Vlaamse steden getuigen nog van de welvaart die de lakenindustrie bracht.

[bewerk] Lakenindustrie in Gouda

Gouda bezat in de 14e eeuw een belangrijke lakenindustrie en -handel. In 1331 en 1338 worden al vermeldingen aangetroffen van volders' en 'ververs'. Zodat er toen, maar waarschijnlijk al eerder, in Gouda laken werd geweven. De oudste keuren die bekend zijn dateren van 1391. Dat geeft aan dat er toen sprake was van een belangrijke tak van nijverheid. In de loop van de 15e eeuw beleefde de Goudse lakenindustrie haar grootste bloei, al was deze nooit zo belangrijk als die van Leiden. In de 16e eeuw brak er een moeilijke periode aan. Door oorlogen was de aanvoer van wol en de handel in laken moeilijk geworden.

Na de val van Antwerpen in 1585 namen Vlaamse arbeiders hier hun intrek. De Vlamingen mochten in Gouda hun werk volgens de keur van Brugge verrichten, in Leiden was hen dat verboden. Er werden hen daarvoor zelfs enige gebouwen van het Maria-Magdalena klooster ter beschikking gesteld en werkplaatsen, compleet met ovens, werden ingericht. Daarmee verbeterde de toestand zich weer enigszins. De Vlamingen vervaardigden namelijk een lichtere kwaliteit en daarmee goedkopere stof. Deze beter concurrerende producten gingen vooral naar de landen in het zuiden van Europa. Omstreeks 1620 was de Goudse lakenindustrie tot de belangrijkste plaatselijke nijverheid uitgegroeid.

[bewerk] Lakennijverheid in het algemeen

Laken was - vanwege het nogal gecompliceerde productieproces - min of meer een luxeproduct. Dit had tot gevolg dat de lakennijverheid al vrij spoedig een zaak van gespecialiseerde ambachtslieden werd, terwijl een groot deel van de plattelandsbevolking zich nog kleedde in huisgesponnen en huisgeweven stoffen.

De lakennijverheid had de neiging zich in bepaalde gebieden te concentreren, zoals Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Holland. Dit waren overigens zeker niet de enige productiecentra. In Italië, bij voorbeeld, was Florence een belangrijk centrum van lakennijverheid.

Middeleeuwse spoelput voor de lakenindustrie te Zierikzee
Middeleeuwse spoelput voor de lakenindustrie te Zierikzee

[bewerk] Productiewijze

  • De ruwe wol werd ingekocht en aangevoerd. Aanvankelijk binnenlands maar later vooral uit Engeland en Schotland.
  • De wol werd, na een uitgebreid was- en kamproces, geverfd en tot draden gesponnen. De volgende verfstoffen werden hiertoe gebruikt: wouw voor gele verfstof, Wede voor blauwe verfstof, lakmoes, aluin, en sandelhout.
  • De drapenier, de lakenwever, spande zijn draden op het weefgetouw en weefde het laken tot een voorgeschreven afmeting.
  • De volder of voller bewerkte het weefsel om de vezels dichter ineen te werken. (Het werkwoord vollen is hetzelfde als vullen.)
  • Na het vollen door voetvolders of in de volmolen werd het laken op 'ramen' gespannen om weer opgerekt te worden. Dit waren rechtop in de grond staande palen met dwarslatten daarop. Aan deze latten en palen zaten haken zodat het laken tot de juiste lengte en breedte kon worden opgerekt.
  • Vervolgens werd het laken "geschoren": met grote scharen werden uitstekende pluisjes verwijderd, zodat het vervilte weefsel een effen oppervlak kreeg (zie ook scharlaken).
  • Appreteren was het op glans brengen van het laken
  • Tussen al deze stappen werden keuringen uitgevoerd die met loodzegels werden gemerkt.

Het ontbreken van een goede historiografie is voornamelijk te wijten aan het ontbreken van veel gegevens: grote delen van de gildenarchieven zijn verloren gegaan.

[bewerk] Het lakenzegel

In de Goudse "Keuren op de draperie" wordt doeltreffend verwoord welke functie de lakenzegels hadden. Bij hun aanstelling moesten de waardijns, degenen die de kwaliteit controleerden, zweren: 'alle laeckenen, die qualick gheverwet zijn, alle laeckenen, die te groff van hair zijn, ende alle onghelijcke laeckenen (...) onghesegelt te laeten.' Het loodzegel diende dus om de hoge kwaliteit te garanderen.

De beste kwaliteit was de puik. Het voorlaken was van mindere kwaliteit. Op het lood werd aangegeven in welke categorie het desbetreffende laken viel. De strenge controle zorgde ervoor dat de koper volkomen vertrouwde op de gegevens die het lood vermeldde zonder het laken zelf aan een 'test' te onderwerpen. Aan het eind van de zestiende eeuw was één lood niet meer voldoende om alle informatie te bevatten die van belang was, zoals lengte, kwaliteit, plaats van productie, het verfprocedé.

Als een laken het staallood aangehecht kreeg, was het af. Er mocht niet meer aan de stof gewerkt worden. Het staallood was weliswaar het laatste zegel aan het laken, het was zeker niet het eerste. Na iedere deelbewerking werd het laken gekeurd. 'Die wever of volre of verwer of droechscherer' deed na zijn werk een lood met zijn huismerk aan de stof om het door de waardijns te laten keuren. Na goedkeuring hechtten zij er een lood aan met het stadswapen en kon het laken naar de volgende bewerking, of terug naar degene die zijn werk niet goed had verricht. In dat geval werd het lood van een klop -een inslag- voorzien, waaruit de bewerker af kon leiden wat eraan schortte. Bijvoorbeeld de D duidde op een te dunne stof.

Het mag duidelijk zijn dat de keurmeesters geen loopje met zich lieten nemen. Je moest daarom ook niet met slechte kwaliteit aankomen. In het keurboek stonden in dat geval de straffen al vast. Als het 'laecken an den raem' geen lood 'creech by sculde van den verwer' ging hem dat 'poene' kosten. Kreeg hij zelfs geen klein lood -de grootte van het lood speelde dus een rol in de rangorde- dan moest de verver het laken overnemen voor de prijs van een laken met een 'vol' -lees: groot- lood. De deelbewerker was dus gewaarschuwd.

De waardijns maakten gebruik van verschillende loden. Verschillend qua grootte, qua klop en qua afbeelding. Ieder kenmerk van het laken kon op het zegel aangegeven worden. Illustratief is het volgende voorbeeld. Wilde men van 'grauwe wol' een voorlaken maken, dan moesten de keurmeesters 'die laeckenen teyckenen mit een sonderlinge loot' .

De deelbewerkers hebben tevens bijgedragen aan de verscheidenheid aan verschijningsvormen van de loden. Naar vorm zijn de pijp- en pinneloden te onderscheiden. De pijploden zijn langwerpige loden die om een aantal draden werden geklemd. Met name wevers maakten gebruik van dit type lood. Een pijplood van Goudse makelij is niet bekend. De meest voorkomende loden zijn de pinneloden. Deze bestaan uit twee ronde schijfjes, verbonden door een lip, die op elkaar werden geklemd. De pin van de ene schijf paste in het gat van de andere.

in andere talen


aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -