Gilde (beroepsgroep)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een gilde was een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. Deze gilden hebben vanaf de middeleeuwen tot eind 18e eeuw bestaan.
In een gilde werd kennis en ervaring uitgewisseld. Nieuwe gildeleden werden opgeleid in "het vak". Na een gedegen opleiding kon een leerling erkend worden als vakman met de titel "gezel" en uiteindelijk de titel "meester" verkrijgen.
Het gilde behartigde de belangen van de gildeleden, en beschermde hen. Vaak had een gilde het alleenrecht op het uitoefenen van het vak, wat leidde tot de zekerheid van kwaliteit van het werk, soms zelfs tot een monopolie.
Er bestonden 69 verschillende soorten gilden zoals ambachtsgilden, handels- of koopmansgilden en schuttersgilden. Ambachtsgilden bestonden uit vaklieden die allen hetzelfde ambachtelijke vak uitvoerden, zoals het:
- Goud- en zilversmidsgilde
- Chirurgijnsgilde (waar naast de chirurgijns de universitair opgeleide doctores medicinae en de vroedvrouwen toe behoorden)
- Weversgilde
- Slagersgilde
- Bakkersgilde
- Schoenmakersgilde
- Kunstenaarsgilde (het Sint-Lucasgilde)
De Romeinen kenden al een soort gilden, de zogenaamde collegia. Deze kunnen gezien worden als voorlopers van de gilden en waren bonden voor een bepaalde beroepsgroep waarbij men zich vrijwillig kon aansluiten wanneer men dat beroep deed. In tegenstelling tot de middeleeuwse gilden reguleerde deze niet de concurrentie tussen de leden. Dit gebeurde pas vanaf de middeleeuwen, rond de twaalfde en dertiende eeuw. Toen verdween ook het vrijwillige karakter van de gilden.
Een groot maatschappelijk nadeel van de gilden was de corrumperende werking van het monopolie. De eeuwenoude werkwijzen mochten niet vernieuwd, laat staan veranderd worden. Iemand met vernieuwende ideeën moesten dus ofwel lid worden van het gilde (en al deze ideeën dus opgeven), of een ander beroep kiezen. Landen als Frankrijk en Nederland raakten hierdoor in hun ontwikkeling in de 18e eeuw achterop vergeleken met Groot-Brittannië.
Bepaalde bevolkingsgroepen mochten geen lid van een gilde worden. Bijvoorbeeld werden onechte kinderen, horigen en Joden uitgesloten. Voor Joden betekende dit dat veel beroepen in de middenstand voor hen uitgesloten waren, en dat zij zich moesten beperken tot eenvoudiger werk, of tot de geldhandel.
Inhoud |
[bewerk] Organisatie van de gilden in de middeleeuwen
Om de ambachtsgilden hun doelen te doen bereiken was een strakke organisatie nodig. Als een lid van het gilde zich niet aan de regels hield hadden alle leden hier last van. Wanneer de gilden de productiekosten naar beneden willen moesten alle leden meewerken om de lonen van medewerkers te verlagen en wanneer de gilden hun reputatie hoog wilden houden konden ze het niet veroorloven dat bepaalde leden kwalitatief slechte producten verkochten. Om deze reden bestonden er strenge regels bij de gilden.
Om de kwaliteit van de producten hoog te houden mocht iemand niet zomaar lid worden van een gilde. Een jongen (vrouwen verrichten geen ambacht en werden geen lid van gilden) die een bepaald vak wilden uitvoeren ging op jonge leeftijd bij een gildemeester in de leer. Wanneer de meester de jongen geschikt vond werd hij na enige tijd benoemd tot gezel. De gezel werkte in loondienst voor de meester. Als de gezel goed genoeg was bevonden, kon deze na een periode, meestal tussen de vijf en negen jaar, een meesterproef afleggen. Hiermee kon de gezel bewijzen dat hij zijn vak beheerst. Pas wanneer de gezel hiervoor was geslaagd mocht hij zich meester noemen en mocht hij zijn eigen bedrijf beginnen.
In andere gevallen was het verplicht voor een ambachtsman om lid te worden van een gilde en contributie te betalen, als hij een beroep uitoefende dat zijdelings met het betreffende gilde te maken had. Deze mensen werden aanwerpelingen of halve gildwinners genoemd.
De organisatiestructuur van de gilden verschilde onderling tussen de gilden. Vooral van grote succesvolle gilden is de manier organisatie bekend omdat deze, in tegenstelling tot de kleine gilden, vaak documenten en geschriften bijhielden.
De gildebroeders kwamen minimaal eenmaal per jaar bij elkaar en dan werden nieuwe leden toegelaten, nieuwe regels goedgekeurd of afgewezen en functionarissen gekozen. Beslissingen werden gewoonlijk genomen door meerderheid van stemmen door de gildemeesters.
De gildefunctionarissen zorgen voor het dagelijks bestuur van het gilde en inspecteerden de bedrijven van de leden van het gilde om te zien of deze in orde waren. Ook zagen zij er op toe dat ieder lid contributie betaalde en of deze zich aan de productiequota hielden. Verder beheerde de functionarissen de financiën van het gilde.
[bewerk] Maatschappelijke invloed van de gilden
Gilden hadden een grote invloed op het middeleeuwse stadsleven, en andersom. Hoe de verhoudingen lagen tussen gilde en stad verschilde van plaats tot plaats. Overal gold wel de regel dat om lid te worden van een gilde men ook inwoner van de stad moest zijn. In Londen werd men als men lid was van een gilde meteen, of korte tijd later, een vrij man. In Nederland was het in een aantal steden, zoals Utrecht en 's-Hertogenbosch, verplicht om als stadsbewoner lid te worden van een gilde.
De overheid, in de middeleeuwen was dit meestal de stad, had grote invloed op de gilden. Dit verschilde wel per locatie. Op sommige plaatsen benoemde het stadsbestuur de functionarissen binnen een gilde. Op andere plaatsen waren gilden vrijwel geheel autonoom. Vaak moesten gilden het recht kopen bij de lokale of nationale autoriteiten om als volwaardig zelfstandig orgaan erkend te worden.
De gilden hadden ook een maatschappelijke functie, ook dit verschilde per locatie. In middeleeuws 's-Hertogenbosch voerden de gilden de taken van de brandweer uit. Ook waren de gilden vaak verantwoordelijk voor de bescherming van de stad. In Utrecht werden civiele milities opgericht die bestonden uit leden van de gilden. Verder deden gilden aan armenzorg, ook voor mensen buiten het gilde.
In sommige gebieden zorgden de gilden ook voor rechtspraak. In onder andere Antwerpen handelde de gilden handelsconflicten af. In Londen was de rechterlijke macht nog uitgebreider: hier werden ook familiekwesties vaak door de gilden afgehandeld.
Wanneer iemand lid werd van een gilde had dit grote invloed op zijn leven. Degene had niet alleen het recht om het beroep uit te oefenen van het gilde maar was ook verzekerd van een vorm van sociale zekerheid. Het gilde ondersteunden zijn leden wanneer ze door ziekte of ouderdom niet konden werken. Ook regelde het vaak de begrafenis van zijn leden en hun gezin. Leden van de gilden beoefenden hun religie ook vaak gezamenlijk.
Niet iedereen mocht lid worden van een gilde. Joden waren bijvoorbeeld uitgesloten. Zij konden in de steden dus geen ambacht uitvoeren en waren beperkt tot handelen. Veel Joden waren daarom geldhandelaren.
[bewerk] Economische invloed van de gilden
De gilden hebben een grote invloed gehad op de economische ontwikkeling in Europa, zowel op lokaal niveau als nationaal niveau. Er bestaan verschillende visies over hoe groot en hoe positief deze invloed is geweest.
Een visie op de gilden is dat zij het monopolie op het vervaardigen en verkopen van een bepaald goed hadden. Dit bracht het voordeel mee dat de goederen die geproduceerd werden van hoge kwaliteit waren. Dat kwam doordat gilden strenge kwaliteitseisen aan de producten stelden. Wie zich daar niet aan hield werd bestraft. Doordat de gilden het exclusieve recht hadden om hun producten te verkopen, konden zij veel invloed uitoefenen op de markt. De gilden bepaalden hoe duur hun product werd verkocht en hoeveel er geproduceerd werden. Dit was een soort van monopolie. De voordelen die dit met zich meebrengen zijn onder andere schaalvoordelen en risicospreiding voor de gildeleden. Wanneer een lid van de gilden in nood kwam werd hij geholpen door zijn medeleden. Het monopolie brengt ook nadelen met zich mee. Omdat er geen echte concurrentie tussen de gildebroeders was, konden ook de prijzen van de goederen hoog gehouden worden.
Een modernere opvatting over de gilden is dat er nauwelijks sprake was van een monopolie, aangezien binnen de gilden soms honderden ambachtslieden actief waren waardoor prijsafspraken amper mogelijk waren. Ook blijkt dat gilden rechten verkochten aan niet-leden waardoor zij toch konden deelnemen aan de handel en productie van goederen. Deze visie rekent af met het idee dat gilden als samenzweerders werden gezien.
Gilden hadden eigendommen, deze waren gezamenlijk van alle leden. Deze gezamenlijke eigendomsrechten worden soms als voorloper beschouwd van de individuele eigendomsrechten. Hoewel individuele eigendomsrechten in de middeleeuwen in Europa al in ontwikkeling waren hebben de gilden hier naar alle waarschijnlijkheid wel een bijdrage aangeleverd. Dit is een positieve bijdrage aan de economische ontwikkeling van Europa. Ook is het zo dat gildemeesters hun leerlingen opleiden tot ze zelfstandig het vak konden uitvoeren. Dit heeft er voor gezorgd dat leden van het gilde goede ambachtslieden waren.
Volgens sommigen hebben gilden ook een negatieve bijdrage geleverd aan de economische ontwikkeling van Europa. Gilden waren namelijk zeer conservatief. Leden moesten zich houden aan de denkbeelden van het gilde. Vernieuwende ideeën werden nauwelijks toegestaan. Dit heeft de modernisering van productiemethoden naar alle waarschijnlijkheid vertraagd. Het nog in latere tijd bestaan van de gilden in Oost-Europa wordt als één van de redenen aangevoerd voor de tragere industrialisatie daar.
[bewerk] Hedendaagse gilden
Tegenwoordig hebben slechts weinig gilden nog de rol van het vroegere gilde. Het enige uit de middeleeuwen overgebleven gilde in Nederland is het Smedengilde van St. Eloy in Utrecht uit 1304. Een gilde dat nog een enigszins vergelijkbare rol met de middeleeuwse gilden heeft, is het Gilde van Vrijwillige Molenaars. In Dwingeloo zetelt nog een gilde, waarvan de leden zich bezighouden met de christelijke caritas. Dit gilde, met de naam Dye Ghyldebroeders van Zunte Antony (heden: Sint Anthoniusgilde), is al vermeld in oude documenten uit 1632.
Vaker wordt de term gilde nog gebruikt voor organisaties waarin "gewone mensen" kennis overdragen aan anderen. Zo bestaan er diverse gildes voor 50+'ers die hun kennis overdragen aan anderen (jong en oud). De kennis kan heel divers zijn, van advies over het aanleggen en onderhouden van een tuin, tot boekbinden. In het algemeen zijn dit vrijwilligersorganisaties. In Nederland zijn ze verenigd in de koepelorganisatie Gilde Nederland.
Daarnaast bestaan er gildes die eerder als hobby-vereniging te kenmerken zijn, zoals het Sint-Michielsgilde (een schermclub), het Bier Keurmeesters Gilde en het Grolsch Verzamelaars Gilde. Met name in Zuid-Nederland en in België kent men nog de schuttersgilden, zoals het Gilde Sint Dionysius in Tilburg.
In zowel Nederland als België wordt de term "gilde" ook gebruikt voor koepelorganisaties van studentenverenigingen, zoals het Brabantse Gilde. Het studentendrinklied De gilde viert refereert aan deze gilden.
Een gaming clan, een group mensen die samen met elkaar een computerspel spelen, wordt ook wel een guild genoemd, het Engelse woord voor gilde. In Engelstalige landen worden sommige vakbonden ook wel guilds genoemd. De Directors Guild of America, Screen Actors Guild en Writers Guild of America bijvoorbeeld spelen een belangrijke rol in de filmindustrie van Hollywood.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden in de categorie Gilde van Wikimedia Commons. |
Bronnen, noten en/of referenties: |
|