Frans Hals Museum
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het Frans Hals Museum in Haarlem is hét museum van de Gouden Eeuw. Het museum dankt zijn naam aan Frans Hals, een van de beroemdste kunstschilders uit de 17e eeuw. Er zijn veertien schilderijen van Frans Hals te zien, waaronder zijn befaamde schuttersstukken. Verder zijn er schilderijen te zien van zijn boer Dirck, Maarten van Heemskerck, Jan van Scorel, en Gerrit Berckheyde.
Daarnaast zijn er honderden schilderijen tentoongesteld van andere grote Oude Hollandse Meesters uit de 17e eeuw, zoals:
Het museum is gevestigd in een sfeervol 17e-eeuws gebouw, in een van de meest karakteristieke straten in het centrum van Haarlem. Met zijn schilderachtige poortgebouw, de groene binnentuin en de zalen met glas-in-loodramen en balkenplafonds brengt het Frans Hals Museum de tijd van Frans Hals tot leven.
Inhoud |
[bewerk] Oude meesters
De schilderijen van Frans Hals, van zijn voorgangers, zijn leerlingen, zijn collega’s én zijn concurrenten bieden een prachtig overzicht van de Haarlemse schilderkunst van de Gouden Eeuw.(zie ook: schilderkunst in Haarlem).
In de aanloop naar de Gouden Eeuw waren er enkele zeer getalenteerde schilders in Haarlem, Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck en later Cornelis Cornelisz van Haarlem, Hendrick Goltzius en Karel van Mander, die de schilderkunst in Haarlem op hoog niveau brachten. Zij werkten allen naar Italiaans voorbeeld.
Omstreeks 1600 sloegen enkele kunstschilders een nieuwe richting in. Zij gingen over tot wat nu de typisch Hollandse schilderkunst genoemd wordt:
- alledaagse onderwerpen op “huiskamerformaat” in een realistische stijl
- landschappen
- zeegezichten
- stadsgezichten
- visstillevens
- bloemstillevens
- alledaagse tafereeltjes en portretten
Deze nieuwe ontwikkeling had te maken met maatschappelijke veranderingen. De economie groeide explosief en een geheel nieuwe klantenkring diende zich aan: de rijk geworden burgers. Zij vroegen om kleine schilderijen met herkenbare voorstellingen. De schilders specialiseerden zich in één of twee genres en bereikten daardoor een ongekend hoog niveau.
Van al die nieuwe genres zijn in het Frans Hals Museum schitterende voorbeelden te vinden: portretten van Frans Hals, landschappen van Jacob van Ruisdael, huishoudens van Jan Steen, “ontbijtjes” van Floris van Dijck – stuk voor stuk hoogtepunten van de Gouden Eeuw.
[bewerk] Geschiedenis van museum en collectie
Als gemeentemuseum herbergt het Frans Hals Museum vanouds de kunstwerken van de stad. Het begin van de collectie van de stad Haarlem werd gevormd in 1581, vlak na de Reformatie, toen Haarlem van de Staten van Holland alle goederen van de katholieke kloosters en andere katholieke instellingen in Haarlem kreeg. In 1590 schilderde Cornelis Cornelisz van Haarlem in opdracht van het stadsbestuur vier grote schilderijen voor het Prinsenhof, een onderdeel van het stadhuis. Drie van de vier hangen nu in het Frans Hals Museum.
Toen in 1625 de laatste broeder van het belangrijke Sint Jansklooster overleed, kwam een deel van de kunstwerken van het klooster in handen van de stad., waaronder Jan van Scorels “Doop in de Jordaan”.
In 1797 werden de schutterijen opgeheven. Negen grote schuttersstukken uit de verenigingsgebouwen werden in het stadhuis in veiligheid gebracht. Vier van de negen waren geschilderd door Frans Hals, de overige door Pieter de Grebber en anderen.
In 1862 opende het zogenaamde Stedelijk Museum van Haarlem zijn deuren. Het was gevestigd in het stadhuis. Er werden 123 schilderijen getoond. De verzameling werd gestaag uitgebreid met schenkingen en een groot bruikleen van het Sint Elisabeth’s Gasthuis. In die tijd kende het museum beroemde bezoekers: Monet, Liebermann, Whistler en anderen bezochten het museum om de werken van Frans Hals te bestuderen.
De collectie werd flink uitgebreid door de in 1875 opgerichte “Vereeniging tot uitbreiding der Verzameling van Kunst en Oudheden”. Zodat de collectie te groot werd en een eigen gebouw verdiende.
In 1913 werd het Frans Hals Museum geopend in het voormalige Oudemannenhuis aan het Groot Heiligland, een gebouw dat voor die nieuwe functie stevig onder handen was genomen. De stedelijke collectie verhuisde daarheen. Sindsdien is de collectie uitgebreid door legaten, schenkingen en aankopen, de laatste mede dankzij de steun van de Vereniging van Vrienden van het Frans Hals Museum en andere instellingen.
Sinds 2000 is Karel Schampers de directeur van het Frans Hals Museum, voorgangers waren onder andere Dick Couvée en Derk Snoep.
[bewerk] Gebouw
Het Frans Hals Museum stamt in oorsprong uit de 17e eeuw: de typisch Hollandse trapgevels aan de voorzijde herinneren aan die periode. Het museum ligt rondom een binnentuin, die in 17e-eeuwse stijl is aangelegd.
Het museum was, zoals hiervoor al opgemerkt, oorspronkelijk een Oudemannenhuis, een bejaardenhuis voor mannen uit de 17e eeuw. Wie voor het gebouw staat, ziet meteen dat het oudemannenhuis geen armlastige instelling was. De toegangspoort (nu de entree van het museum) is fraai versierd met pilasters, een cartouche met wapenschilden en bovenop een beeld van een oude man.
Het Oudemannenhuis werd gebouwd in opdracht van het stadsbestuur. Wie het ontworpen heeft, is niet zeker. Voorheen is gedacht dat Lieven de Key het ontwerp maakte: hij was in die periode ‘stadsmeestermetselaar’ en ontwierp bijvoorbeeld de Vleeshal. Tegenwoordig echter gaat men er van uit dat het ontwerp afkomstig was van Pieter van Campen (Amsterdam 1568-Haarlem 1615), de vader van Jacob die het Paleis op de Dam bouwde.
Het Oudemannenhuis werd destijds zo mooi gevonden dat men schreef: het ‘Oldemannenhuys schijnt veel eerder een Paleis van een Prince’.
[bewerk] Geschiedenis van het gebouw
Het Oudemannenhuis werd gebouwd in 1607-1611 in opdracht van het stadsbestuur van Haarlem. Om de bouw te financieren werden een rederijkersfeest en een grote loterij georganiseerd, met een totale opbrengst van maar liefst 55.000 gulden.
Op 1 februari 1609 betrokken de eerste oude mannen het gebouw. Het waren toen kleine huisjes naast elkaar, gebouwd rondom een vierkante binnentuin. In elk huisje woonden twee mannen. Er konden maximaal 60 oude mannen wonen.
In 1810 kreeg het gebouw nieuwe bewoners: 127 wezen werden er ondergebracht. De oude mannen verhuisden naar het Proveniershuis aan de Grote Houtstraat. De zolders van de huisjes werden doorgebroken, zodat er ruimte ontstond voor slaapzalen.
In 1854 werd het weeshuis eigendom van de Hervormde Kerk. Er werd ook nieuw personeel aangenomen, naast de binnenvader en de binnenmoeder. Er kwamen – in de geest van de Verlichting - nu ook een naaimoeder, een schoolmeester en een kinderjuffrouw in dienst. In 1858 werd het gebouw uitgebreid met twee klaslokalen. Ook stadskinderen konden er terecht voor onderwijs.
Het gebouw werd begin 20e eeuw te klein en te duur in onderhoud. De wezen verhuisden naar een nieuw weeshuis in de Olieslagerslaan. De gemeente kocht het pand weer terug van de kerk om er de stedelijke kunstcollectie onder te brengen. Delen van het regelmatig aangepaste gebouw worden gesloopt en in vroeg 17e-eeuwse stijl weer opgebouwd naar een ontwerp van stadsarchitect L.C Dumont. De oorspronkelijke plattegrond, de toegangspoort en het hoofdgebouw met de oude eetzaal, de regentenkamers en de ziekenzaal van de oude mannen blijven gehandhaafd.
Op 14 mei 1913 werd het museum geopend. Het werd genoemd naar Haarlems beroemdste kunstenaar: Frans Hals.
[bewerk] Collectie
Het Frans Hals Museum beheert een grote collectie schilderkunst uit de Hollandse Gouden Eeuw. Tot de kunstschilders vooral uit de Barok van wie werk permanent te zien is in het Frans Hals Museum behoren:
- Frans Hals
- Jan Steen
- Johannes Verspronck
- Pieter Claesz
- Hendrick Goltzius
- Cornelis van Haarlem
- Karel van Mander
- Adriaen Brouwer
Daarnaast is er een grote collectie moderne en hedendaagse kunst, waarvan delen wisselend te zien zijn in het bij het Frans Hals Museum behorende museum De Hallen op de Grote Markt.