ebooksgratis.com

See also ebooksgratis.com: no banners, no cookies, totally FREE.

CLASSICISTRANIERI HOME PAGE - YOUTUBE CHANNEL
Privacy Policy Cookie Policy Terms and Conditions
Fascisme in Nederland - Wikipedia

Fascisme in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Zie Fascisme voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het lemma Fascisme in Nederland beschrijft de opkomst, ontwikkeling en ondergang van het georganiseerde Nederlandse fascisme in de jaren 1918-1945. In Nederland kwamen de fascistische politieke partijen, zoals die vanaf 1923 optraden, voort uit reeds aanwezige partijen en stromingen die over het algemeen antidemocratisch, autoritair, antimarxistisch, anti-anarchistisch en sterk revolutionair-nationalistisch gericht waren. Tegen het eind van hun 'bloeitijd' ging een groot deel van de fascistische partijen over in nationaalsocialistische partijen en bewegingen. Voor een goed overzicht wordt daarom ook enige aandacht aan de voorlopers en de opvolgers besteed.

Inhoud

[bewerk] Inleiding

Fascisme is oorspronkelijk de naam van de antidemocratische beweging van de Italiaanse politicus Benito Mussolini. Deze wist in de jaren 1920-1925 de macht te verwerven in Italië. De term wordt sindsdien gebruikt als verzamelbegrip voor alle antidemocratische bewegingen die inhoudelijk met Mussolini's partij overeenkomen. Ook het Duitse nationaalsocialisme is te beschouwen als een specifieke variant van het fascisme, met een sterke raciale component als wezenlijk verschil.

Het begrip 'fascisme' is niet eenduidig te definiëren. Het is een dermate complex en gevarieerd verschijnsel, dat het moeilijk in een beknopte omschrijving is weer te geven. Toch zijn er wel een aantal basiskenmerken van te geven, die het fascisme omschrijven en afbakenen in relatie tot andere politieke stromingen. Deze zijn:

  1. Het fascisme was de tegenstander van zowel de traditioneel linkse als de traditioneel rechtse politieke partijen.
  2. Het fascisme was tegen contemporaine conservatieve en vroegere reactionaire instellingen, en in enkele gevallen zelfs actief tegen de monarchie en de Kerk.
  3. Het fascisme vereerde machtsvertoon en het gebruik van geweld, in zoverre dat was gericht op de omverwerping van de bestaande maatschappelijke orde.
  4. Het fascisme kende een autoritaire structuur met aan het hoofd daarvan een leider aan wie charismatische eigenschappen werden toegeschreven.
  5. Het fascisme streefde naar de instelling van een politieke dictatuur.
  6. Het fascisme streefde naar de volledige controle over het maatschappelijk leven en de sociale en culturele organisaties.
  7. Het fascisme was uiterst nationalistisch.
  8. Het fascisme pleitte voor een continue strijd om de eigen natie te kunnen doen overleven te midden van andere staten.
  9. Het fascisme berustte in hoofdzaak op de maatschappelijke middenklasse.
  10. Het fascisme streefde, gelijk het solidarisme, naar sociale eenheid en de opheffing van alle bestaande klassen- en belangentegenstellingen.

Het fascisme moet worden onderscheiden van oudere vormen van autoritair conservatisme. De overeenkomsten zijn: het verzet tegen democratie, marxisme, anarchisme, internationalisme, pacifisme en dekolonisatie. Voorts kenmerkt het fascisme zich door de hang naar nationale eenheid onder leiding van een idealistische elite, door het streven naar een ideologie die het gehele volk zou moeten omvatten en door het streven naar een samenleving zonder klassenstrijd, waarin ieder op de hem toekomende plaats functioneert. De meest wezenlijke verschillen tussen het fascisme en het oudere autoritair conservatisme zijn echter te vinden in de middelen die het fascisme inzet om zijn doelen te bereiken.

Het fascisme maakte gebruik van de destijds moderne methoden van massaorganisatie en massapropaganda. In samenhang daarmee maakte het fascisme gebruik van opvallende uiterlijke kenmerken: een strakke hiërarchische organisatie met een eenhoofdige leiding, velerlei uniformen en de massa aansprekende symboliek. Deze moderne vormen van communicatie gaven het fascisme zijn karakteristieke revolutionaire imago.

[bewerk] Relatie 'fascisme' — 'nationaalsocialisme'

De communis opinio (algemene opinie) luidt: fascisme is de naam van een algemene politieke stroming, waarvan het (oorspronkelijk) Duits-Oostenrijkse nationaalsocialisme slechts een bijzondere vorm is. Beide stromingen hebben hun voedingsbodem natuurlijk wel gevonden in dezelfde sociaal-economische en geestelijke omstandigheden. Tussen beide bestaan daarnaast verschillen van secundaire en graduele aard. Zo was het fascisme essentieel een sociale (te weten: anti-marxistische) beweging, waarin het nationale aspect een eerder beperkte rol speelde. Racisme is aan het oorspronkelijke fascisme wezensvreemd. Bij het nationaalsocialisme was de nationale en raciale factor van primair belang.

Daarnaast was het nationaalsocialisme vanaf het begin sterk antisemitisch gericht, hoewel in Nederland de NSB pas in 1937 officieel het antisemitisme zou toepassen.

De gemeenschappelijke doelstelling van zowel fascisme als nationaalsocialisme was gelegen in het streven heel het maatschappelijke en individuele leven (in al zijn facetten) afhankelijk te maken van de 'totale' staat en uiteindelijk de wil van één man. Die 'totale' staat werd op sociaal-economisch gebied aangewend voor het enerzijds in stand houden van privébezit, maar anderzijds voor het invoeren van sociale zekerheid, verplicht werkgeversoverleg, verplicht overleg tussen werkgevers en werknemers, en een op de totale welvaart van de eigen inwoners of (nationaalsocialisme) volksgemeenschap gerichte sociaal-economische hiërarchische politiek, die later ook bekend zou worden onder de naam Hitlersocialisme of centraal staatscorporatisme. De fabrikanten en bezittende klasse werden in het systeem niet onteigend, noch als liberale klasse van bepalenden aanvaard, maar voortaan gedwongen te produceren naar de wil van de leiding en met als enig doel de groei van de sociale en financiële welstand van de betreffende bevolkingen.

Het al dan niet elimineren van de producenten- of bezittende economische klasse is overigens ook het essentiële verschil tussen enerzijds fascisme en nationaalsocialisme (extreem-rechts) en anderzijds het stalinistische communisme (extreem-links). Een laatste overeenkomst tussen fascisme en nationaalsocialisme bestaat in de radicalisering die beide stromingen, op overigens verschillende tijdstippen, hebben doorgemaakt in de jaren dat zij aan de macht waren.

[bewerk] Nederlandsche Bond van Belastingbetalers (1919-1929)

De Nederlandsche Bond van Belastingbetalers (NBvB) was geen fascistische politieke partij. Zij ontstond echter in 1919 op dezelfde voedingsbodem als die enkele jaren later de grondslag zou vormen van de latere fascistische politieke partijen. De NBvB was het geesteskindje van Johan Göbel jr. In 1919 was Göbel een van de oprichters van de NBvB. De bond wilde geen partij zijn, maar veeleer een pressiegroep van belastingbetalers, die nauwlettend in de gaten hield of de zich steeds uitbreidende overheid geen geld over de balk smeet. De bond pleitte voor een zeer terughoudende overheid, voor actieve bestrijding van het socialisme, voor afschaffing van de Raden van Arbeid, terwijl ook stemmen klonken om het kiesrecht te beperken tot belastingbetalers.

In 1920 en 1921 groeide de NBvB relatief snel, onder andere doordat een groot aantal reeds langer bestaande lokale bezuinigingsgroepjes zich bij de bond aansloot. Waarschijnlijk uit onvrede met Göbels dominante positie binnen de bondsorganisatie, verlieten achtereenvolgens de partijvoorzitter Van der Mijle en de gehele afdeling Den Haag onder leiding van A.F.L. Faubel de NBvB. Na het gedwongen vertrek van Göbel, die van fraude werd beticht, keerde Van der Mijle terug. In de loop van 1923 ging de NBvB op in Van der Mijles Nationale Bond voor Bezuiniging. Deze partij is uiteindelijk in 1929 opgaan in het wederom door Van der Mijle opgerichte Verbond van Nationalisten. In 1933 ten slotte, zou Van der Mijle aan de wieg staan van de Nationaal-Socialistische Partij.

[bewerk] Nationale Bond voor Bezuiniging (1921-1925) (later: Bezuinigingspartij 1925-1928)

De Nationale Bond voor Bezuiniging (NBB) en haar opvolger de Bezuinigingspartij waren beide creaties van de dichter-politicus C.H.A. van der Mijle. In december 1921 was Van der Mijle uit de zeer conservatieve Nederlandsche Bond van Belastingbetalers getreden na een conflict met de secretaris, Joh. Göbel, over het leiderschap van deze bond. De politieke ideeën van de NBB waren:

"ter bestrijding van sociale, economische en politieke nieuwigheden, als daar zijn: verplichte luiheid, arbeidersverpietering, raden van arbeid, georganiseerd overleg, overheidsbemoeiing, staatssocialisme, socialisatie, bolsjewisme, vrijheidsberooving, plaatselijke keuze, officiële geldvermorsing en ambtenarij".

Van der Mijles NBB heeft weinig zichtbare activiteiten ontplooid. In de pers kreeg de partij weinig aandacht in tegenstelling tot haar concurrenten, de Nederlandsche Bond voor Belastingbetalers en de Staatspartij voor de Volkswelvaart. In november 1923 wist de bond enige publiciteit te krijgen door te midden van de kabinetscrisis in een open brief aan de Koningin te pleiten voor een extra-parlementair kabinet van kundige mannen, waarbij voor het parlement slechts de functie van adviserend lichaam zou zijn weggelegd. Van der Mijles plan werd uitgebreid lof toegezwaaid door de katholieke fascist en uitgever van het blad Opbouwende Staatkunde, Emile Verviers. Rond 1927 telde de partij nauwelijks nog leden. Met de nog overgebleven leden richtte Van der Mijle in 1928, samen met enige leden van het fascistische Verbond van Actualisten, het Verbond van Nationalisten op.

[bewerk] Rapaille Partij (1921-1925)

Verkiezingspropapaganda Rapaille Partij, 1921 ('Hadjememaar')
Verkiezingspropapaganda Rapaille Partij, 1921 ('Hadjememaar')

De Rapaille Partij kan beschouwd worden als een van de meest geslaagde grappen uit de moderne Nederlandse politieke geschiedenis. De bakermat van de partij was het Amsterdamse café De Uilenkelder, een etablissement dat werd gefrequenteerd door dadaïstische kunstenaars, anarchisten en bohémiens. In de winter van 1921 ontstond hier het idee om een partij op te richten met als doel het algemeen kiesrecht, de stemplicht en het parlementaire stelsel op de hak te nemen. De voornaamste initiatiefnemer was de Utrechtse schilder en schrijver Erich Wichmann, die zich als leider van de kunstenaarsvereniging De Anderen en de Orthodox-Liberale Partij had gekant tegen het algemeen kiesrecht en de parlementaire democratie.

Daarnaast waren de Club Dada van de schrijver en kunstenaar Anton Bakels, een vereniging van anarchistische bootwerkers en het blad De Vrije Socialist van Gerhard Rijnders bij de vorming betrokken. Men had de Amsterdamse straatartiest en zwerver Had-je-me-maar (echte naam: Cornelis de Gelder) bereid gevonden als lijsttrekker voor de partij deel te nemen aan de verkiezingen voor de gemeenteraad van Amsterdam op 27 april 1921. Het partijprogramma luidde: 'De jajem 5 cent, bier ook vijf cent en vrij visschen in het Vondelpark', zo luidden de belangrijkste punten op het program. Kort na de gemeenteraadsverkiezingen, op 11 mei 1921, werd de Rapaille Partij officieel opgericht. De naam was ontleend aan de spottende benaming die het christelijk-historische blad De Nederlander voor de lijst van Had-je-me-maar had gebruikt. Bakels werd voorzitter van de partij, terwijl Wichmann het secretariaat op zich zou nemen.

De partij zou echter weinig activiteiten ontplooien, onder meer vanwege Wichmanns vertrek naar het Italië van Benito Mussolini. De Rotterdamse meubelmaker L.G.A. Coremans zou in de daaropvolgende jaren feitelijk geheel alleen de Rapaille Partij voortzetten. Op 1 juli 1925 nam hij als enige kandidaat namens de Rapaille Partij deel aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer in de kieskring Rotterdam. In 1927 raakte Coremans zijn gemeenteraadszetel in Rotterdam kwijt. In de daaropvolgende jaren zou hij steeds tevergeefs trachten om tot de gemeenteraad door te dringen. De Rapaille Partij was echter toen feitelijk reeds lang ter ziele gegaan. Ook deze politieke partij is door haar onvrede met de parlementaire democratie te beschouwen als een voorloper van het Nederlandse fascisme.

[bewerk] Verbond van Actualisten (1923-1928)

Alfred Haighton, circa 1925
Alfred Haighton, circa 1925
Insigne van het Verbond van Actualisten, 1923
Insigne van het Verbond van Actualisten, 1923

Het Verbond van Actualisten (VvA) was tussen 1923 en 1928 de eerste Nederlandse fascistische politieke partij. Het VvA werd opgericht op 22 januari 1923 door dr. K.H.E. de Jong, Alfred Haighton, Hugo Sinclair de Rochemont en Arie van Iperen. De eersten die zich bij het VvA aanmeldden, waren personen uit kringen van voormalige landstormers en gemobiliseerden uit 1918. De partij werd autoritair geleid door een Centrale Raad met De Jong als voorzitter en Sinclair de Rochemont als secretaris. De ware macht was echter in handen van de gefortuneerde Haighton, wiens persoonlijk vermogen het VvA draaiende hield. In 1924 werden de statuten van het VvA Koninklijk goedgekeurd, zodat het Verbond van Actualisten de enige Nederlandse fascistische beweging was met een Koninklijke goedkeuring.

Begin mei 1923 trad het VvA voor de eerste maal naar buiten met een openbare bijeenkomst in Leiden en met een op een strooibiljet afgedrukt antimarxistisch en autoritair manifest waarin het pleitte voor een krachtiger rol voor de vorst, voor de vermijding van partijpolitiek en voor begunstiging van het particulier initiatief. Dit manifest wordt door velen beschouwd als de vroegst bekende uiting van het Nederlandse fascisme, hoewel het woord 'fascisme' er niet in voorkomt; die term werd vooralsnog vermeden.

In de zomer van 1924 fuseerde het VvA met het Genootschap voor Opbouwende Staatkunde, een kring van katholieke intellectuelen. Kort daarop verscheen het eerste nummer van het actualistische orgaan De Vaderlander, waarin behalve allerlei scheldartikelen ook meer theoretische stukken werden geplaatst, onder meer van de hand van N.W.C. Brouwer en Sinclair de Rochemont. Op 7 november 1924 verscheen in De Vaderlander het artikel 'Wat het Actualisme wil', waarin het eerste actualistische partijprogramma. Binnen het VvA bestond overigens weinig overeenstemming over de te volgen koers. Tegenover een meer gematigde, burgerlijke vleugel rond De Jong en Snijders stonden de meer rauwe 'Mussolini-fascisten' rondom Alfred Haighton. In 1925 zou deze vleugelstrijd de activiteiten van het VvA grotendeels lamleggen.

In juli 1925 werd deelgenomen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, maar tot het voeren van een verkiezingscampagne waren de hopeloos verdeelde actualisten niet in staat. Het resultaat was navenant: 2253 stemmen (0,07%). Na de verkiezingen viel het VvA in twee delen uiteen. Een groep rond De Jong stuurde aan op een fusie met het uiterst-conservatieve Vaderlandsch Verbond, terwijl een andere groep streed voor een onafhankelijk bestaan van de partij. De richtingenstrijd maakte vrijwel iedere activiteit van het VvA onmogelijk. In juli 1926 sloot de groep De Jong zich na moeizame besprekingen definitief aan bij het Vaderlandsch Verbond. De overgeblevenen hebben het bestaan van het VvA tot 1928 kunnen rekken, zonder echter tot noemenswaardige activiteiten te komen. Geldschieter Haighton trok zich langzaam maar zeker terug uit het VvA - hij richtte zich op de uitgave van het blad De Bezem.

In november 1928 werd het Verbond van Actualisten officieel opgeheven, met Sinclair de Rochemont in de rol van liquidatievoorzitter. Een deel van de leden stapte in navolging van Sinclair de Rochemont en Haighton over naar de nieuwe Vereeniging De Bezem. Een klein groepje rond C.J.M. van Eijsden vormde in 1928 samen met leden van de Bezuinigingspartij het Verbond van Nationalisten.

[bewerk] Vaderlandsch Verbond (1924-1932)

Op 15 november 1924 werd in Amsterdam het Vaderlandsch Verbond (VV) opgericht als een typisch klassiek-liberale partij. Uiteindelijk zou het VV echter evolueren tot een (pseudo-)fascistische partij. De oprichters van de partij waren deftige liberalen uit de top van de samenleving, die niet zelden al een carrière in een van de andere liberale partijen achter de rug hadden. Behalve voormalige leden van de Bond van Vrije Liberalen, de Liberale Unie en de Economische Bond stapte vrijwel het gehele kader van de Staatspartij voor de Volkswelvaart en de Liberale Partij van Samuel van Houten over naar het VV. De initiatiefnemers (onder meer R.A. Fockema en J.A.A.H. de Beaufort) hoopten een eerste stap te zetten naar een herstel van de politieke zeden van de negentiende eeuw. Met de uitbreiding van het kiesrecht, de opkomst van de confessionele en socialistische partijen en de verandering van het kiesstelsel was het land in de ogen van de VV'ers ten prooi gevallen aan onverantwoordelijke partijzucht, slapheid en geldsmijterij. Door het vigerende stelsel van evenredige vertegenwoordiging te vervangen door een meer op personen toegesneden kiesstelsel hoopte de partij het tij enigszins te kunnen keren.

De Tweede Kamerverkiezingen van 1925 werden geen succes. De partij verzamelde slechts 12.597 stemmen (0,4%), waarmee zij ruim onder de kiesdrempel bleef. Dit slechte verkiezingsresultaat leidde tot een eerste uittocht van leden en tot een verlegging van de koers. Het VV ging besprekingen aan met een delegatie van het fascistische Verbond van Actualisten. De besprekingen leidden in beide bewegingen tot veel intern verzet. Veel van de leden van het eerste uur van het VV(waaronder Van Houten) besloten de fusie niet af te wachten en verlieten begin 1926 de partij. Het restant van de partij fuseerde op 12 juni 1926 met een gematigde groep rondom K.H.E. de Jong binnen het Verbond van Actualisten. De nieuwe naam van de partij luidde Het Vaderlandsch Verbond (HVV).

Zowel op programmatisch als op organisatorisch vlak had de nieuwe fusiepartij zich verwijderd van het oorspronkelijke Vaderlandsch Verbond. Zo werd de democratie nu als geheel verworpen, als schadelijk voor de 'volkswelvaart' en voor het 'staatsgezag'. De partij wenste een 'inkrimping van de wetgevende bevoegdheid van de vertegenwoordigende lichamen', terwijl zij ook de drukpersvrijheid en het recht van vereniging en vergadering aan banden wilde leggen. Op organisatorisch vlak was het losse verkiezingscomité van het oorspronkelijke verbond omgevormd tot een degelijke partijorganisatie met een uitvoerig beginselprogramma, een eigen periodiek en een groot aantal afdelingen in het land. Scholingsavonden moesten de leden doordringen van de nieuwe beginselen, terwijl het verbond nu ook de propaganda en zelfs buitenparlementaire actie als wezenlijk bestanddeel van haar activiteiten beschouwde. De leiding van het verbond was geheel vernieuwd en bestond nu uit De Jong, Simon Maas en J.G. Schürmann.

De grootse pretenties ten spijt zou Het Vaderlandsch Verbond al spoedig na haar (her)oprichting in elkaar zakken door allerlei interne conflicten. Begin 1927 had de partij nauwelijks nog leden. Onder leiding van De Jong heeft het verbond haar bestaan nog enkele jaren weten te rekken, zonder echter nog tot noemenswaardige activiteiten in staat te zijn. In februari 1932 fuseerden de laatste overblijfselen van de partij met het fascistische Verbond van Nationalisten.

[bewerk] Nationale Unie (1925-1933)

F.C. Gerretson, omstreeks 1915
F.C. Gerretson, omstreeks 1915

De Nationale Unie was een politieke, rechts-georiënteerde beweging beweging, met anti-democratische uitgangspunten. Zij was oorspronkelijk opgericht als studieclub, met als doelstelling de scherpe tegenstellingen tussen de contemporaine politieke partijen te verminderen en tot bezinning op de democratie op te roepen. De Nationale Unie was opgericht door F.C. Gerretson en R.F. Groeninx van Zoelen. Onder Gerretsons voorzitterschap (vanaf 1932) trad de Nationale Unie met allerhande opkomende fascistische groeperingen (waaronder de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond van Jan Baars) in bespreking. Uiteindelijk fuseerde de Nationale Unie met de ANFB tot de Corporatieve Concentratie.

[bewerk] Verbond van Nationalisten (1928-1934)

Het Verbond van Nationalisten (VvN) gold rond 1930 als voornaamste fascistische partij in Nederland. De oprichting van het VvN vond plaats op een moment dat de eerste golf van antidemocratisch rechts-radicalisme in Nederland leek te zijn weggeëbd. In 1928 bestond Het Vaderlandsch Verbond feitelijk alleen nog op papier, terwijl het Verbond van Actualisten tot weinig meer in staat was dan de uitgave van het blad De Vaderlander. In november 1928 werd het Verbond van Actualisten officieel opgeheven. De leden kregen het advies zich aan te sluiten bij een nieuwe groepering, rondom het blad De Bezem. Een klein groepje 'actualisten', onder leiding van C.J.M. van Eijsden, sloeg deze raadgeving echter in de wind en zocht contact met C.H.A. van der Mijle, hoofdredacteur van De Controleur en voorzitter van de Nationale Bond voor Bezuiniging (ook wel Bezuinigingspartij genoemd).

De beide partijen kwamen tot een overeenkomst en op 1 oktober 1928 werd het Verbond van Nationalisten opgericht. Voorzitter van de Centrale Raad werd Van der Mijle. De dagelijkse leiding was in handen van de partijsecretaris C.J.M. van Eijsden. Het bindmiddel tussen de oud-actualisten en de voormalige bezuinigers vormde hun beider afkeer van het marxisme, het pacifisme, van 'beroepspolitici' en 'partijbonzen' - eigenlijk van het parlementaire systeem als zodanig.

Het VvN verschoof in sterkere mate richting fascisme. Zo werd op 31 augustus 1930 een eigen storm-afdeling opgericht, de Nationalistische Militie. Met enige vechtpartijtjes en ordeverstoringen wist deze Nationalistische Militie - de eerste in zijn soort in Nederland - nog menigmaal de kranten te halen, en in 1931 werden Van der Mijles knoktroepen zelfs uitgenodigd om in Duitsland de SA te komen bestuderen. Op politiek-theoretisch vlak verkreeg het VvN in 1930 in de persoon van H.P. Blok zijn eigen ideoloog. Blok, hoogleraar in de egyptologie te Utrecht, was een overtuigd fascist, die de vloer aanveegde met wat hij zag als uitwassen van de Franse Revolutie. Op zijn voorstel werd op een partijvergadering 15 maart 1931 besloten het VvN te reorganiseren en de Centrale Raad uit te breiden. Van der Mijle en Van Eijsden voelden echter weinig voor het voorstel en zij royeerden Blok en een aantal van zijn medestanders.

De geroyeerden vormden vervolgens het Nieuw Verbond van Nationalisten, een club die later zou fuseren met allereerst Het Vaderlandsch Verbond en vervolgens met de Nationale Unie (1932). Na het schisma deden Van der Mijle en Van Eijsden nog alle mogelijke moeite om hun gekortwiekte VvN weer nieuw leven in te pompen, onder andere door de uitgave van een nieuw beginselprogramma, dat een zeer sterk fascistisch stempel droeg. Met de door de economische crisis stijgende onvrede leek het getij gunstig voor het VvN. De concurrentie in het rechtse antidemocratische kamp was inmiddels echter flink toegenomen, met nieuwe partijen als de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (ANFB), de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP).

In de herfst van 1933 vond Van der Mijle een nieuwe bondgenoot in de persoon van Albert van Waterland (pseudoniem van: Albert de Joode), leider van een van de vele nationaalsocialistische partijtjes in Nederland. De beide leiders gingen een soort alliantie aan. In het voorjaar van 1934 stichtten zij vervolgens de Nationaal-Socialistische Partij.

[bewerk] Vereeniging De Bezem (1928-1932)

Hugo Sinclair de Rochemont, 9 maart 1929
Hugo Sinclair de Rochemont, 9 maart 1929

De Vereeniging De Bezem werd op 15 december 1928 te Utrecht opgericht door Hugo Sinclair de Rochemont. Al in het voorjaar van 1924 had Sinclair overwogen een weekblad De Bezem te publiceren. Het was zijn bedoeling om met dit weekblad de geest van het actualisme in te voeren in arbeiderskringen. De Bezem moest in rake taal zeggen waar het op stond, zodat De Bezem een middel bij uitstek zou worden tot propagering van het fascistische gedachtegoed onder de massa. Sinclair had zelf de naam De Bezem bedacht, omdat naar zijn mening de Nederlandse politiek aan een dergelijk voorwerp het dringendst behoefte had.

Omslag van het proefnummer van De Bezem, voorjaar 1925
Omslag van het proefnummer van De Bezem, voorjaar 1925

In het voorjaar van 1925 verscheen een 'model-nummer' van De Bezem, dat niet in de handel verkrijgbaar was. Het was een door Sinclair zelf met schaar en lijmpot vervaardigd proefexemplaar. Verder dan enige aankondigingen en een modelnummer is het toen echter niet gekomen. Vermoedelijk vond Sinclair geen financiering voor zijn volksweekblad. De Bezem verdween weer in de la, waar het tot december 1927 zou blijven liggen.

Op 9 december 1927 zag het eerste echte nummer het licht van De Bezem, fascistisch weekblad voor Nederland. Alfred Haighton verzorgde de financiering en Sinclair vormde in zijn eentje de redactie. Pas toen de kunstenaar Erich Wichmann De Bezem kwam versterken, verkreeg het zijn attractief-vulgaire stijl die sterk opvallend was en die voor veel publiciteit zorgde. De inhoud van De Bezem bestond voornamelijk uit gescheld en dreigementen tegen de socialisten, communisten en de gevestigde pers-organen, vergezeld van propaganda voor het fascistische Italië en diverse uitingen van fel-nationalisme en vurige Oranje-liefde. De Bezem sloeg aan: al spoedig liep het aantal lezers in de duizenden.

Haighton meende nu dat de tijd rijp was om rond De Bezem een nieuwe partij met dezelfde naam op te richten. Op 15 december 1928 werd de Vereeniging De Bezem opgericht. De leiding van de vereniging werd niet in handen van één persoon gelegd: het leidersprincipe had in die tijd nog geen wijdverbreide invoering gevonden bij politieke stromingen ter rechterzijde van het politieke spectrum. Uiteraard had Haighton, als de belangrijkste financier, wel de meeste touwtjes in handen. De leider van de Amsterdamse afdeling van De Bezem, Jan Baars bleek over behoorlijke demagogische kwaliteiten te beschikken en hij was in staat met zijn welbespraaktheid arbeiders te bereiken, hetgeen de mogelijkheid in zich bergde dat 'De Bezem' zijn bereik onder die doelgroep aanzienlijk zou kunnen uitbreiden. Na gepolst te zijn, bleek dat Baars wel oren naar het leiderschap van 'De Bezem' had, ook al omdat dit paste bij zijn persoonlijke ambities. Toen Haighton dit liet weten aan Sinclair, ontstond er tussen beiden een hoogoplopende ruzie. Sinclair royeerde Haighton als lid. Dit leidde tot een onherstelbare scheuring in maart 1930: het merendeel der Bezem-leden schaarde zich achter Haighton, slechts een heel gering aantal besloot Sinclair te volgen. Er verschenen nu enige tijd twee periodieken met dezelfde naam. Het blad van Sinclair (ook wel de Nood-Bezem genoemd) moest spoedig het loodje leggen vanwege de krappe financiën. De Bezem van Haighton en Baars ging op de oude voort voort.

De volgende scheuring liet echter niet lang op zich wachten. De populariteit van Baars was snel rijzend - te snel naar Haightons zin. Hierdoor, maar ook als gevolg van groeiende politieke verschillen van inzicht (zo had Haighton het antisemitisme van het Duitse nationaalsocialisme omarmd terwijl Baars daar niets van moest weten) barstte de bom medio 1932. Baars richtte vervolgens de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond op.

[bewerk] NSB (1931-1945)

Ir. A.A. Mussert
Ir. A.A. Mussert

De volledige naam van de NSB luidde: Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Hoewel de naam anders doet vermoeden, was de NSB - zeker in haar beginjaren - een op fascistische leest geschoeide politieke partij. De NSB was anti-parlementair en autoritair en zij hechtte veel waarde aan een sterke leider. Later zou de partij, onder invloed van de ontwikkelingen in Duitsland onder leiding van Adolf Hitler steeds verder radicaliseren, waarbij steeds meer anti-joodse standpunten werden ingenomen. Nadat de NSB meer antisemitisch werd, verwijderde zij zich meer en meer van het fascistische ideaal.

De NSB is op 14 december 1931 in Utrecht opgericht door haar leider Anton Mussert en Cees van Geelkerken. Het door Mussert geschreven Program was grotendeels een vertaling van dat van Hitlers NSDAP, maar rassenleer en antisemitisme ontbraken er volledig in. Het Program bevatte hoofdzakelijk de in die tijd gangbare fascistische eisen:

  1. sterke regering;
  2. afschaffing van het individualistische kiesrecht;
  3. corporatieve ordening;
  4. economie in dienst van de volksgemeenschap;
  5. arbeidsplicht;
  6. beperking van de vrijheid van drukpers.

Na een jaar van zorgvuldige voorbereiding in kleine kring trad de NSB op 7 januari 1933 voor het eerst in de openbaarheid met een door 600 aanhangers bezochte 'landdag' in Utrecht en met een partijweekblad Volk en Vaderland (hoofdredacteur George Kettmann). Een snelle groei nam zijn aanvang: van circa 1000 leden in januari 1933 naar 21.000 op 1 januari 1934, 33.000 op 1 januari 1935 en 52.000 op 1 januari 1936. Er werden ook enige duizenden leden ingeschreven in Nederlandsch-Indië (deze voor het merendeel vermogende leden vormden een belangrijke financieringsbron van de NSB). Bij de Statenverkiezingen van april 1935 boekte de NSB een sensationeel succes: 7,94% van de stemmen. De economische crisis en de onmacht van de parlementaire democratie om hier adequaat tegen op te treden, bliezen in die jaren overal in West-Europa het fascisme (en later het nationaalsocialisme) de wind in de zeilen. In Nederland was de NSB echter de eerste en enige partij die daaruit massa-aanhang won. Redenen hiervoor waren:

  1. de goede reputatie van ingenieur Mussert en zijn naaste medewerkers als 'degelijke' en kundige intellectuelen;
  2. de hechte organisatorische opbouw van de NSB, die haar leden door middel van rangen, uniformen, symbolen, groet e.d. een 'elite'-bewustzijn gaf;
  3. Musserts politieke kleurloosheid, die hem in staat stelde vogels van diverse pluimage onder zijn leiding te verenigen;
  4. de 'legale' tactiek (de NSB streefde naar ongedeelde macht, maar slechts met wettige middelen).

De NSB had vooral aanhangers onder de middenklasse: middenstanders, zelfstandige ambachtslieden, ambtenaren, kantoorbedienden en kleine boeren. Ook sommige beter gesitueerden (hoge officieren, ondernemers, vrije beroepen) waren lid, terwijl ook arbeiders uit met name Drenthe, Noord-Holland en Friesland tot de voornaamste aanhang behoorden. Vanaf eind 1935 begon de NSB-aanhang evenwel terug te lopen. Het ledental was op 1 januari 1937 gedaald tot 48.000, daarna ging die daling in versneld tempo door (32.000 op 1 januari 1940). De Tweede Kamerverkiezingen van mei 1937 werden een echec: 4,22% van de stemmen, dus bijna een halvering ten opzichte van 1935. Bij de Statenverkiezingen van april 1939 daalde de NSB-aanhang verder tot 3,89%. Die teruggang kwam doordat de tegenstand van de zijde van de democratische partijen, van de vakbeweging en de kerken veel sterker werd, toen het fascisme een ernstig te nemen gevaar bleek.

Ook de Nederlandse regering nam maatregelen (eind 1933 was het NSB-lidmaatschap voor ambtenaren al verboden, eind 1935 trof eenzelfde verbod de WA). Hoofdoorzaak van de teruggang was echter de radicalisering die de beweging vanaf 1935 doormaakte en die vele sympathisanten van haar vervreemdde. In zijn brochure De bronnen van het Nederlandsche nationaal-socialisme (herfst 1937) aanvaardde Mussert het racistische antisemitisme (in de dagelijkse propaganda van de NSB had een anti-joodse hetze al veel eerder een rol gespeeld). Tijdens de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal leden tot ongeveer 100.000.

Nog duidelijker voor het grote publiek was de radicalisering ten aanzien van de buitenlandse politiek. In oktober 1935 verklaarde Mussert zich solidair met Italië, dat Ethiopië was binnengevallen, en sedertdien steunde de NSB door dik en dun de agressieve politiek van Hitlers Duitsland en Mussolini's Italië. Naarmate deze radicalisering de NSB meer isoleerde, werd ook haar binnenlands-politieke optreden steeds tomelozer en vulgairder en haar tactiek steeds minder 'legaal'. Een belangrijke rol speelde daarbij mr. M.M. Rost van Tonningen, protegé van de Duitse SS-leiding, die in augustus 1936 lid werd en direct hoofdredacteur werd van een nieuwe krant: Het Nationale Dagblad. In 1937 nam hij zitting in de Tweede Kamer. Rost van Tonningen (een felle nazi en antisemiet) stimuleerde niet alleen de radicalisering, maar bracht ook interne verdeeldheid door met Duitse steun tegen Musserts leiding te intrigeren.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bepleitte de NSB voor Nederland strikte neutraliteit. Haar sympathie stond echter geheel aan de Duitse kant: zij verwachtte als resultaat van de oorlog een 'nieuw Europa' op nationaalsocialistische grondslag onder Duitse hegemonie. Nederland zou daarin nog slechts een plaats kunnen vinden als het Mussert en de NSB aan de macht bracht. Na de Duitse inval in Nederland werden alle politieke partijen behalve de NSB verboden. Mussert en de zijnen kregen steeds meer invloed in de lagere overheid, maar zij kregen geen echte regeringsbevoegdheden.

Musserts politieke doel — de staatsmacht voor de NSB in een met België verenigd Nederland als lid van een Germaanse statenbond — werd niet bereikt. Zijn streven werd tegengewerkt door het groot-Germaanse annexatiestreven van de SS, dat ook binnen de NSB ondersteuning vond in de personen van Rost van Tonningen en Henk Feldmeijer). De feitelijke rol van de NSB tijdens de bezetting was slechts die van hulptroep van de Duitsers. Vele NSB'ers aanvaardden bestuursfuncties (burgemeester, commissaris, secretaris-generaal, enz.). Duizenden van hen namen dienst bij de Waffen-SS, vooral aan het Oostfront. Vanaf de zomer van 1943 waren de meeste mannelijke leden georganiseerd in de Landwacht, die de bezetters hielp de bevolking te terroriseren.

Na 'Dolle Dinsdag' (5 september 1944) stortte het NSB-apparaat grotendeels ineen en weken vele leden uit naar Duitsland. Het achtergebleven deel viel uiteen door onderlinge onenigheid. Na de bevrijding werd de NSB verboden en werden veel van haar leden wegens landverraad berecht (Mussert zelf kreeg de kogel. Van Geelkerken levenslang). Van pogingen om de beweging clandestien voort te zetten is nauwelijks sprake geweest: de NSB verdween roemloos uit de geschiedenis.

[bewerk] NSNAP (1931-1941)

[bewerk] Begin

Bertus Smit, circa 1929.
Bertus Smit, circa 1929.

De Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP was de overkoepelende benaming van een groot aantal, elkaar vaak onderling fel bestrijdende Nederlandse politieke partijen, die allemaal uit elkaar voortkwamen en ideologisch aan elkaar verwant waren. Het beschrijven van de geschiedenis van de NSNAP is gecompliceerd, ook al omdat er weinig schriftelijk archiefmateriaal is overgeleverd.

Op 16 december 1931 (twee dagen na de oprichting van de NSB) werd in villa 'De Binckhorst' te Den Haag de NSNAP opgericht door Bertus (zich noemende: Adalberto) Smit en Ernst Herman ridder van Rappard. In april 1932 betoogde Van Rappard publiekelijk dat Nederland een Duitse provincie zou moeten worden. Smit kon zich niet met deze vergaande uitspraak verenigen en verliet de partij. Van Rappard en (de later tot de leiding toegetreden) Albert de Joode zetten hun werk in de NSNAP voort, tot Van Rappard korte tijd later de mening toegedaan werd dat De Joode van zins was hem te verdrijven als partijleider. Daarop zette Van Rappard hem uit de partij. De Joode zette toen een eigen partij op, die hij in eerste instantie ook de naam Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij gaf. Later noemde hij haar Nationaal-Socialistische Partij.

Vanaf de vroege zomer van 1932 telde Nederland dus drie politieke partijtjes die zich met dezelfde naam tooiden. Om hen te onderscheiden worden ze wel naar hun voorman genoemd.

[bewerk] NSNAP-Van Rappard

Ernst Herman ridder van Rappard in het uniform van de Waffen-SS, circa 1943.
Ernst Herman ridder van Rappard in het uniform van de Waffen-SS, circa 1943.

De oorspronkelijke NSNAP, geleid door Van Rappard, verspreidde in 1935 in Arnhem een affiche waarin zij zich 'de eerste, de sterkste, de onvervalste Hitler-partij in Nederland' noemde. In maart 1938 belegde de partij te Utrecht een 'landelijk appèl', ter gelegenheid waarvan Van Rappard - het was vlak na de Oostenrijkse Anschluss - een reclamewagen door de straten van Utrecht liet rijden met de slagzin: 'Oostenrijk vrij, nu wij!' Nadat Van Rappard zich in juni 1939 in Duitsland had gevestigd, onthield zijn NSNAP zich van verdere activiteiten. Na de meidagen van 1940 werd dat anders. Dank zij Duitse steun had de NSNAP van Van Rappard van de herfst van 1940 af een vrij aanzienlijke activiteit kunnen ontplooien: zij kreeg een eigen weekblad en eigen plaatselijke bureaus en wie zich tot de groepering of tot haar SA toetrad, kon beginnen met zich een uniform te laten aanmeten dat vrijwel identiek was aan het partij-uniform van de Duitse NSDAP.

Het ledental van de NSNAP-Van Rappard had in de herfst van 1941 de 15.000 leden bereikt. Tezelfdertijd begon de bezetter langzaam maar zeker zijn steun aan de NSNAP af te bouwen. De reden hiervoor was dat de NSNAP haar werk had gedaan: de bezetter had beoogd de NSB in Duitse richting op te drijven en in dat streven had de NSNAP als katalysator gewerkt. Toen NSB-leider Mussert zich in het najaar van 1941 bereid had verklaard trouw aan Hitler te zweren, had de NSNAP haar taak vervuld. Van Rappard kreeg opdracht alle partij-activiteit te staken.

[bewerk] NSNAP-Smit

Nadat Smit uit de oorspronkelijke NSNAP was gestapt, beperkte hij zijn politieke activiteiten tot het uitgaven van een tijdschrift, Het Hakenkruis geheten. In april 1933 kwam Smit in contact met Alfred Haighton. Deze deed hem het voorstel om samen op te trekken. Smit bracht zijn politieke overtuiging en zijn tijdschrift in, Haighton zijn geld en zijn tijdschrift De Bezem. Smit ging akkoord en spoedig daarna verscheen een extra uitgave van De Bezem waarin te lezen stond dat 'de eerste fascist en de eerste nationaal-socialist van Nederland elkander gevonden' hadden. De samenwerking duurde echter nog geen vier maanden: in augustus 1933 werd Smit door Haighton ontslagen. Daarop viel de NSNAP-Smit in tweeën uiteen.

[bewerk] NSNAP-Haighton

Haighton vond voor zijn helft een nieuwe stroman: ene Anton F. Schouten, die later de privé-secretaris zou worden van sir Henri Deterding, directeur van Koninklijke Shell N.V..

[bewerk] NSNAP-Smit (2)

Smit bleef met zijn helft ijveren voor het nationaalsocialisme, tot in de zomer van 1934, na de Nacht van de lange messen, het ook aan Smit duidelijk werd welke politiek Hitler bedreef. Het bloedbad dat Hitler aanrichtte onder de Duitse SA deden bij Smit de schellen van de ogen vallen. Medio 1936 deed Smit onder de titel Führung, de doden klagen u aan! een brochure verschijnen die van het eenmaal aanbeden idool niet veel intact liet. Smit werd daarop door de Haagse politie zelfs enige tijd in hechtenis gehouden, verdacht van het beledigen van een bevriend staatshoofd. Die brochure kwam Smit duur te staan. Na de Duitse inval in mei 1940 werd 's lands 'eerste nationaal-socialist' door de Duitsers opgepakt: hij zat twee jaar gevangen. In mei 1944 werd hij opnieuw gearresteerd en tot de bevrijding zat hij in diverse concentratiekampen.

[bewerk] NSNAP-Van Waterland / NSNAP-Kruyt

Nadat Albert de Joode hij begin 1932 door Van Rappard uit de NSNAP was gestoten, richtte hij in juli 1932 onder zijn aangenomen naam Albert van Waterland een eigen partij op die in april 1933 als Nationaal-Socialistische Partij aan de Kamerverkiezingen deelnam. De Joode (Van Waterland) trachtte vooral onder de in Duitsland levende en werkende Nederlanders aanhang te vinden. De Nationaal-Socialistische Partij (NSP) was de eerste uitgesproken nationaalsocialistische partij, die deelnam aan een landelijke stembusstrijd. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van april 1933 behaalde de NSP 2127 stemmen (0,06%). Mede als gevolg van deze teleurstellende verkiezingsuitslag werd De Joode door zijn eigen 'Landesleiter' in Duitsland, ene M. van den Heuvel, afgezet als partijleider. Een gepensioneerd majoor van het KNIL, de vierenzestigjarige C.J.A. Kruyt werd aangezocht de vacante post van partijleider op te vullen.

[bewerk] NSNAP-Kruyt

Majoor C.J.A. Kruyt, circa 1939.
Majoor C.J.A. Kruyt, circa 1939.

Deze Kruyt was eerder actief geweest in het fascistische Nieuw Verbond van Nationalisten; van fascist werd hij nu nationaalsocialist en rassentheoreticus. Ondanks de pompeuze titel 'Rijksleider' kreeg Kruyt bij de Kamerverkiezingen van 1937 slechts ruim duizend stemmen. Op ideologisch vlak kan de NSNAP met één woord gekarakteriseerd worden: antisemitisme. De haat tegen alles wat Joods was, vormde het allesbeheersende thema binnen de partij. In haar partijorgaan - het vanaf 1933 tweewekelijks verschijnende De Nederlandsche Nationaal-Socialist - werden achter alle misstanden Joodse samenzweringen vermoed. De verkiezingsleus in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 luidde niet voor niets: 'tegen Juda'. Met dit rabiate antisemitisme zag de NSNAP van Kruyt zich als de enige ware vertegenwoordiger van het zuivere nationaalsocialistische gedachtegoed in Nederland.

De NSB werd vanwege haar (toen nog) halfslachtige houding tegenover de eigen Joodse leden bestreden als een door vrijmetselaars beheerste, gecorrumpeerde, opportunistische en verwaterde imitatie van de Duitse NSDAP. 'Met principes, zoals dat van ras en bodem, kan niet gemodderd worden, het is ja of neen, dubbelzinnigheid op grond van opportunisme is uit den boze en voert tot ontbinding', zo luidde het advies van Kruyt aan Mussert. Ook met haar organisatievorm trachtte de NSNAP zoveel mogelijk het Duitse voorbeeld te imiteren. Er ontstond zelfs een zekere leiderscultus rondom de bejaarde, retorisch niet bepaald begaafde majoor Kruyt. In wezen stelde de vanuit Haarlem geleide partijorganisatie echter weinig voor. Niet alleen kende de NSNAP een chronisch gebrek aan financiële middelen, ook kreeg de partij te maken met de in het Nederlandse extreem-rechtse klimaat traditionele onderlinge ruzies. Verscheidene malen werden pogingen gedaan om Kruyt af te zetten, onder meer in 1935 door de oud-communist Kees Frenay, maar steeds trokken de coupplegers aan het kortste eind en volgde er een afsplitsing.

Daarnaast slaagde de NSNAP er met haar radicale antisemitisme en met haar rellerige, onfatsoenlijke imago niet in om veel aanhang in Nederland te verwerven. Alleen onder Nederlandse gastarbeiders in Duitsland en in de Limburgse Mijnstreek had de partij enige achterban, in de rest van Nederland bleef de partij echter uiterst marginaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 behaalde de NSNAP 998 stemmen (0,03%), waarvan bijna de helft uit de kieskring Limburg afkomstig was. Ook vanuit het Derde Rijk kon Kruyt op niet al te veel steun rekenen: vooral na 1934 had de NSDAP haar kaarten op de veel grotere NSB gezet. Voor de NSNAP-Kruyt betekende de Duitse inval een nieuwe impuls voor het vrijwel uitgedoofde partijleven. De pogingen van de NSNAP-Kruyt om bij de Duitse bezetter in het gevlei te komen, waren echter weinig succesvol. In juli besloot de Duitse bezettingsmacht dat de leden van de NSNAP-Kruyt zich dienden aan te sluiten bij de NSB teneinde de extreme vleugel in deze partij te versterken. Veel leden maakten inderdaad de overstap naar de NSB, dan wel naar de door de Duitsers gedoogde NSNAP-Van Rappard. Tot het moment dat Kruyt de definitieve opdracht kreeg zijn partij te ontbinden, op 6 juni 1941, leidde zijn NSNAP - of wat er van over was - dan ook een kwijnend bestaan.

[bewerk] NSNAP-Van Waterland (2)

Nadat Albert de Joode was afgezet als partijleider zocht hij in Amsterdam contact met C.H.A. van der Mijle, redacteur-uitgever van De Controleur en voorzitter van het zieltogende Verbond van Nationalisten. Het contact tussen hen leidde in 1934 tot oprichting van een nieuwe partij, allereerst Nederlandsch-Socialistische Partij en vervolgens Nationaal-Socialistische Partij genoemd. Onder die laatste naam behaalde de partij van Van Waterland en Van der Mijle een kleine 1800 stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente Amsterdam van 1935. Na deze teleurstellende verkiezingsuitslag trok Van der Mijle zich terug uit de partij en stond Van Waterland er weer praktisch alleen voor. Nog een jaar lang bracht hij het nu vrijwel geheel in het Duits geschreven orgaan van de NSP (De Nationaal-Socialist genaamd) uit. Daarna verdwenen Van Waterland en zijn NSP een tijd lang volledig uit beeld. Eerst in augustus 1940, na de Duitse inval, maakten zij een weinig succesvolle comeback onder de naam NSNAP-De Nederlandsche Hakenkruisers. De partij bracht nog één enkele brochure uit en één exemplaar van een nieuw blad (De Dageraad der Volksbevrijding). De Duitse bezettingsmacht weigerde de partij echter te erkennen, waarmee het lot van Van Waterlands nieuwste initiatief bezegeld was.

[bewerk] Nationaal-Socialistische Partij (1932-1941)

De Nationaal-Socialistische Partij (NSP) was tussen 1932 en 1941 ook bekend als de NSNAP-Van Waterland, genoemd naar haar leider Albert van Waterland (pseudoniem van: Albert de Joode). De partij was ontstaan na conflicten binnen de NSNAP. Dr. Cornelis Herfst Adriaan van der Mijle was partijvoorzitter. De NSP was de eerste uitgesproken nationaalsocialistische partij, die deelnam aan een landelijke stembusstrijd, want in 1933 deed de partij mee aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Haar kandidaat was ene C. Zuidam. Het resultaat was niet bemoedigend: 2127 stemmen (0,06%). In 1935 werd meegedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen te Amsterdam, resultaat: 1797 stemmen (0,51%). Daarna verzonk de NSP in de vergetelheid, tot augustus 1940, toen De Joode een weinig succesvolle comeback met de NSP maakte onder de naam 'NSNAP-De Nederlandsche Hakenkruisers'. De partij bracht toen nog één brochure uit en één exemplaar van een nieuw blad (De Dageraad der Volksbevrijding). De Duitse bezettingsmacht weigerde de partij echter te erkennen, waarmee het lot van De Joode's nieuwste politieke initiatief bezegeld was.

[bewerk] Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (1932-1934)

Jan Baars, omstreeks 1930
Jan Baars, omstreeks 1930

De Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (ANFB) werd opgericht op 29 juni 1932 en zij was de eerste fascistische partij in Nederland met een aanzienlijk politiek gewicht in de vorm van ledentallen en verkiezingsresultaten. Al in haar eerste levensjaar wist de partij van leider Jan Baars veel aandacht te trekken met drukbezochte openbare vergaderingen en met wilde acties tegen socialistische organisaties. In het eerste jaar van haar bestaan wist de ANFB een kleine 3000 leden aan zich te binden. Ook had de partij een eigen jeugdorganisatie, de Fascistische Jongeren Bond (FJB). Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 1933 behaalde de partij 17.157 stemmen (0,46%). Hiermee haalde de ANFB geen zetel.

De ANFB onder Jan Baars voerde een vrij gematigde fascistische koers, waarbij de Duitse rassenleer sterk werd afgekeurd. De ANFB was een partij van de daad, die zich voornamelijk onderscheidde door de vele ordeverstoringen en relletjes die zij op haar naam bracht. Aan politiek-ideologische theorievorming werd weinig gedaan. Ook de ANFB bleef overigens niet gevrijwaard van de tweedracht die zo kenmerkend genoemd mag worden voor de kleinere politieke partijtjes ter rechterzijde van het toenmalige politieke spectrum.

[bewerk] Nederlandsche Fascisten Unie (1933)

De Nederlandsche Fascisten Unie (NFU) was een afsplitsing van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (ANFB). De partij werd op 26 februari 1933 te Utrecht opgericht door K.E. van Charante. Van Charante was kort daarvoor uit de ANFB gestapt na een conflict met de leider van die partij, Jan Baars. De NFU nam deel aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer in april 1933, waarbij het teleurstellende resultaat van 1771 stemmen (0,04%) werd behaald. Na de verkiezingen heeft de partij weinig meer van zich laten horen. In de zomer van 1933 verscheen nog wel De Aanval, strijdblad van de Nederlandsche Fascisten Unie.

[bewerk] Unie van Nederlandsche Fascisten (1933)

De Unie van Nederlandsche Fascisten (UNEFA) werd op 7 maart 1933 te Den Haag opgericht door Gerard Henri Ekering (Den Haag, 10 januari 1902). Vanaf juli 1933 gaf de UNEFA tweewekelijks het tijdschrift De Aanval uit. Dit blad stond onder redactie van W.A. Ruysch. Het is niet duidelijk of de UNEFA wellicht dezelfde organisatie is als de Nederlandsche Fascisten Unie (NFU) - ook het tijdschrift van de NFU heette De Aanval.

[bewerk] Oranje-Fascisten (1933)

De Oranje-Fascisten (OF) was de kleinste fascistische partij die in 1933 aan de Kamerverkiezingen deelnam. De lijst van deze tweemanspartij bevatte de namen van J.G.A. van Zijst en H.M. Kempenaar. Het resultaat was minimaal: 261 stemmen (0,007%). De OF was het product van een van de vele ruzies, die het fascistische milieu kenmerkten. Zij kwam voort uit de door Adalbert Smit en Alfred Haighton geleide Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiders Partij (NSNAP), een sterk antisemitische beweging rondom het blad De Bezem. Korte tijd later nam Van Zijst deel aan de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond en de Corporatieve Concentratie.

[bewerk] Frysk Fascisten Front (1933)

Het Frysk Fascisten Front (FFF) werd in mei 1933 in het leven geroepen door R.P. Sybesma (dichter-veearts) en J.M. van der Goot (kandidaat-notaris te Sondel). De enige tot nu toe bekende activiteit van deze fascistische organisatie is de beginselverklaring, vergezeld van een beknopte toelichting, die op 27 juni 1933 werd opgenomen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Naar alle waarschijnlijkheid is het FFF in de eerste helft van 1934 opgegaan in de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van ir. A.A. Mussert.

[bewerk] Corporatieve Concentratie (1933-1934)

Mede in een poging de onderlinge partijtwisten te bezweren, richtte Jan Baars (leider van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond) zich op de Nationale Unie, een studieclub onder leiding van conservatieve intellectuelen als F.C. Gerretson en R.F. Groeninx van Zoelen. Rond de jaarwisseling van 1932-1933 bespraken de ANFB en de Nationale Unie onder leiding van Wouter Lutkie de mogelijkheden tot een nauwere samenwerking bij de verkiezingen van 1933. Zij poogden de vele in Nederland aanwezige fascistische partijen, partijtjes en bewegingen samen te bundelen. Vanaf februari 1933 werd daarbij ook het Verbond voor Nationaal Herstel (VNH) betrokken.

In augustus 1933 werd de samenwerking officieel bezegeld met de oprichting van de Corporatieve Concentratie (CC). Deze beweging was over het algemeen veeleer conservatief dan revolutionair-fascistisch gekleurd. De Corporatieve Concentratie omvatte partijen als de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond, de Fascistische Jongeren Bond en de Nationale Unie. In talrijke propagandavergaderingen trachtten met name Baars, Gerretson en Jos Mineur een einde te maken aan de nodeloze verdeeldheid die onder de vele fascistische partijen in Nederland bestond. Het lijkt waarschijnlijk dat de opkomst en bloei van de Nationaal-Socialistische Beweging van ir. A.A. Mussert de drang tot samenwerking onder de Nederlandse fascisten opriep. Deze Corporatieve Concentratie is nooit goed van de grond gekomen. In de winter van 1934 kwam een einde aan de samenwerking. Op 16 maart 1934 werd de Corporatieve Concentratie opgeheven. De grote verschillen in aard, aanleg en ambitie tussen de inspirators ervan, leidde tot haar einde.

Marius Brinkgreve, omstreeks 1915
Marius Brinkgreve, omstreeks 1915

De ANFB (zonder Baars, die opgevolgd werd door de classicus en zakenman M.J.R. Brinkgreve) en de Nationale Unie gingen weer hun eigen weg.

[bewerk] Verbond voor Nationaal Herstel (1933-1941)

Het Verbond voor Nationaal Herstel (VNH) opereerde gedurende de jaren dertig met wisselend succes in de schemerzone tussen autoritair-conservatisme en fascisme. Aan de oprichting van deze partij op 28 januari 1933 ging een lange voorbereidingstijd vooraf, waarin Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff (secretaris van de Indologische Faculteit te Utrecht en redacteur van het blad De Rijkseenheid) een centrale rol speelde. Vanaf 1931 ondernam hij allerlei pogingen om te komen tot een concentratie van conservatieve en nationalistische krachten. Met een dergelijke bundeling beoogde Van Gybland Oosterhoff een dam op te werpen tegen al die zaken die de kracht van het vaderland zouden ondermijnen, zoals daar waren het oprukkende bolsjewisme, het slappe koloniale beleid en het om zich heen grijpende antimilitarisme.

Steun zocht Van Gybland Oosterhoff onder meer bij personen uit allerlei behoudende organisaties: mederedacteuren van De Rijkseenheid, leden van de Nationale Unie, het Nationaal Jongeren Verbond, Burgerwachtorganisaties, maar ook individuele conservatieve CHU'ers (waaronder F.C. Gerretson) en enige vooraanstaande fascisten (onder andere H.P. Blok, J.L. Pierson en ir. Anton Mussert). Het ontbrak hem aan een conservatieve vaandeldrager, die zijn concentratiepogingen enige status kon geven. In de herfst van 1932 vond hij zijn boegbeeld in de in behoudende kringen gezagrijke oud-generaal C.J. Snijders. Van Gybland Oosterhoffs oproep te komen tot een bundeling van nationale krachten (geplaatst in De Rijkseenheid 26 oktober 1932) vond nu wel weerklank en op 12 november 1932 vond onder voorzitterschap van Snijders de eerste bijeenkomst plaats van een groep die zich de Nationale Herstel Concentratie noemde. Na enige voorbereidingstijd, waarin vooral de mogelijke deelname aan verkiezingen tot discussies leidde, werd op 28 januari 1933 het Verbond voor Nationaal Herstel officieel opgericht.

Enige dagen later nam Adolf Hitler de macht over in Duitsland en sloeg de bemanning van het Nederlandse marineschip de Zeven Provinciën aan het muiten. In deze context van onrust plaatste het VNH haar eerste manifest in verschillende landelijke kranten (10 februari 1933). Aan duidelijkheid liet het manifest niets te wensen over:

Door het gebeurde op de Zeven Provinciën moet het voor iedere weldenkenden Nederlander duidelijk zijn, welke noodlottige en voor het Nederlandsche Volk beschamende gevolgen de bestaande verslapping van het gezag met zich meebrengt,

aldus het VNH. De remedie zag de nieuwe beweging in zaken als nationale saamhorigheid, opofferingsgezindheid, plichtsbetrachting, trouw aan het Oranjehuis, bevordering van de rijkseenheidsgedachte en versterking van de uitvoerende macht. Benadrukt werd voorts dat het Verbond geen partij wilde zijn, maar een 'zuiver Nederlandsche beweging' die zich 'boven elke huidige partijformatie verheft.' Het manifest zorgde voor een redelijk grote toestroom van leden. Eind 1933 had het VNH tussen de vier- en vijfduizend leden, een aantal dat in de jaren daarna rap zou afnemen.

Ondanks de weerzin van veel van de leden tegen de parlementaire democratie zou het VNH op aandrang van vooral Van Gybland Oosterhoff deelnemen aan de in april 1933 gehouden Tweede Kamer-verkiezingen. Het leverde het VNH uiteindelijk een dikke 30.329 stemmen (0.81%) op, goed voor één zetel. De verkregen zetel werd ingenomen door de nummer twee op de lijst, William Westerman. Hij stuurde, evenals enige anderen vooraanstaande VNH'ers, waaronder C.J. Snijders, in steeds sterkere mate aan op een fusie met de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Tussen de beide vleugels in bevond zich Van Gybland Oosterhoff, als redacteur van partijorgaan Nationaal Herstel de spil van de partij.

Nadat het VNH bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1935 nog een vrij redelijk resultaat had weten te behalen, zakte het partijleven in de daaropvolgende jaren langzaam in. Een gevoelige klap voor de partij was het plotse overlijden van haar drijvende kracht, Van Gybland Oosterhoff, begin 1937. De feitelijke leiding kwam nu in handen van P.C.L. Eschauzier en de filosoof W. Emmens. De onderlinge verdeeldheid, leidend tot een onduidelijke middenkoers, de concurrentie van de NSB en het falen van de partij om de middenstand en de nationaal-gezinde arbeidersklasse te bereiken hadden hun tol geëist. Het desastreuze verkiezingsresultaat van 1937 leidde tot een uittocht van leden, onder wie onder meer Snijders, en tot tijdelijke stopzetting van vrijwel alle activiteiten.

Het VH definieerde zichzelf daarna als studieclub. Tot veel meer dan de uitgave van het steeds onooglijker en kwalitatief zwakker wordende orgaan Nationaal Herstel was het VNH niet in staat. Na de Duitse inval bleef Nationaal Herstel nog enige tijd verschijnen, nu onder redactie van L.M.E.H.J. Geradts en Eschauzier. Het VNH trachtte nog een rol te spelen als drijvende kracht achter de vorming van een nieuw front samen met de Nederlandsche Unie en het Nationaal Front. Deze beide bewegingen namen het zieltogende VNH echter nauwelijks nog serieus als mogelijke bondgenoot. Op 31 maart 1941 verscheen het laatste nummer van Nationaal Herstel. Op last van de Duitse bezetter werd het Verbond voor Nationaal Herstel op 19 juni 1941 officieel opgeheven.

[bewerk] Zwart Front (1934-1940) (later: Nationaal Front 1940-1941)

Arnold Meijer, in zwart fascistenhemd met Zwart Front insignes, omstreeks 1935
Arnold Meijer, in zwart fascistenhemd met Zwart Front insignes, omstreeks 1935

Het Zwart Front was (na de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB)) de meest spraakmakende fascistische partij die Nederland heeft gekend. Het Zwart Front was een van de opvolgers van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (ANFB). Op 5 mei 1934 werd de ANFB gesplitst in een noordelijke afdeling, De Vuurslag, onder leiding van R.F. Groeninx van Zoelen en een zuidelijke afdeling, genaamd Zwart Front. Deze stond onder leiding van de oud-seminariestudent Arnold Meijer, die vanaf april 1934 vooral onder de meer radicale jongeren in Noord-Brabant furore had gemaakt als propagandaleider van de ANFB. Deze merkwaardige situatie hield niet lang stand. Groeninx van Zoelen kon niet op tegen de populaire Meijer en stapte op als leider van De Vuurslag. In april 1935 ging het overgebleven deel van deze partij een fusie aan met Zwart Front. Een maand later volgde een tweede fusie, nu met de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiders Partij (NSNAP)-De Bezem onder leiding van Alfred Haighton. Een aantal vooraanstaande katholieke, antidemocratische intellectuelen als Tom Kerssemakers, Ad Sassen en Louis Kuitenbrouwer sloot zich eveneens aan bij Meijers Zwart Front.

Eind 1935 had Arnold Meijer zijn Zwart Front gevormd: een eigen paramilitaire organisatie, Zwarte Storm, was tot stand gekomen, evenals een vrouwenorganisatie en een jongerenbeweging. Met de brochure Wat wil Zwart Front? had de partij ook een nieuw programma tot haar beschikking. De partij telde, volgens een rapport van de Centrale Inlichtingen Dienst, toen ongeveer 1100 leden, een aantal dat in de jaren daarna nauwelijks zou groeien. De vele ordeverstoringen die de Zwarte Stormers op hun naam brachten en de hetzerige, antisemitische artikelen in het blad Zwart Front gaven de partij een rellerig, ordinair imago. De partij werd een verzamelplaats van revolutionaire fascisten, beroepsquerulanten en radicale antisemieten, die allen een grote afkeer hadden van de als verburgerlijkt en halfslachtig beschouwde NSB. Op ideologisch vlak trachtte Meijer fascistische corporatieve ideeën te verenigen met een verregaande decentralisatie van overheidstaken naar de regio's, een wens die was ingegeven door de achtergestelde positie van het Zuiden, waar Zwart Front zijn aanhang vond.

In 1937 nam het Zwart Front voor de eerste maal deel aan verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het resultaat was teleurstellend: de partij wist slechts 8178 stemmen te behalen (0,2%). Ruim de helft van dit aantal was afkomstig uit de kieskring Tilburg. De als rampzalig ervaren verkiezingsuitslag leidde een koerswijziging in, die uiteindelijk zou leiden tot de omvorming van het Zwart Front in het Nationaal Front. Meijer wilde af van het ordinaire imago van de partij door haar te zuiveren van al te radicale elementen. Een bezoek aan het door burgeroorlog geteisterde Spanje in het najaar van 1937 had hem bovendien overtuigd van de noodzaak tot vorming van een breder nationaal front, een gezamenlijke coalitie tegen met name het marxisme en liberalisme.

De koerswijziging verliep uitermate moeizaam. Het blad Zwart Front ging vooralsnog door met het voeren van vaak sterk antisemitische hetzes. In 1938 schreef dezelfde voorman Arnold Meijer echter een open brief aan Hitler waarin hij de jodenvervolging in Duitsland als onmenselijk veroordeelde. Er kwam geen Duits antwoord. Meijer moest zelf begin 1938 drie maanden gevangenisstraf ondergaan wegens smaad aan het adres van de toenmalige minister van Justitie Van Schaik. Pas op 17 maart 1940 werd, na moeizame onderhandelingen met allerlei partijen uit het extreemrechtse spectrum, het door Meijer gewenste Nationaal Front opgericht. Op 11 april 1940 werd Zwart Front officieel ontbonden. Op 20 april 1940 vond de eerste openbare vergadering van het Nationaal Front plaats. Het hoofdkwartier van de partij werd verplaatst vanuit het Brabantse Oisterwijk naar Den Haag en het blad Zwart Front werd vervangen door het Nationale Weekblad De Weg.

Na de Duitse inval riep Meijer zichzelf uit tot de nieuwe nationale leider, die een nieuw, corporatief geordend Nederland de weg in het nieuwe Europa zou aanwijzen. Met zijn beweging wilde Meijer het volk voor het fascisme winnen door zich als nationaalgezind alternatief voor de 'landsverradelijke' NSB te presenteren. Over het gehele land werden nieuwe afdelingen opgericht en het ledental van de partij groeide gestaag van 4000 leden in augustus 1940 tot zo'n 12.000 een jaar later. Als mogelijk protestalternatief voor de NSB had het Nationaal Front in de zomer van 1940 echter concurrentie van de in ledental veel omvangrijkere en eerder gematigde Nederlandsche Unie gekregen. Tussen Nationaal Front en de Nederlandsche Unie werden vervolgens besprekingen gevoerd over een mogelijk samengaan. Programmatische geschillen én Meijers aanspraak op het leiderschap stonden verdere samenwerking in de weg. De opkomst van de Nederlandsche Unie droeg bij tot een geleidelijke afname van de betekenis van het Nationaal Front in de loop van 1941. Daarnaast lukte het Meijer geheel niet om de sympathie van de Duitse bezetter te krijgen. Deze gaf steeds meer de voorkeur aan de NSB. Op 13 december 1941 werd Meijers Nationaal Front, evenals de Nederlandsche Unie, op last van de bezetter verboden; hierna hief de partij zichzelf op.

[bewerk] Nederlandsche Nationaal-Socialistische Partij (1935)

De Nederlandsche Nationaal-Socialistische Partij (NNSP) was de opvolger van de Nationaal-Socialistische Partij. Na de teleurstellende uitslag van de Kamerverkiezingen van 1935 (2127 stemmen en 0,06%) beëindigde Albert van Waterland (pseudoniem van: Albert de Joode) het samenwerkingsverband met partijvoorzitter dr. C.H.A. van der Mijle en begon een nieuwe politieke partij met dezelfde naam: de Nationaal-Socialistische Partij. Van der Mijle herdoopte vervolgens de 'oude' Nationaal-Socialistische Partij in Nederlandsche Nationaal-Socialistische Partij. Veel activiteit heeft de NNSP overigens niet vertoond.

[bewerk] Nederlandsche Volkspartij (1938-1940)

De Nederlandsche Volkspartij (NVP) was in de periode 1938-1939 een naar het fascisme neigende politieke partij in Nederland. Zij werd in het voorjaar van 1938 opgericht door de ex-NSB'er ds. Gerrit van Duyl, de oud-redacteur van De Waag dr. ir. M.D. Dijt en de oud-sociaaldemocraat J. Duys. Deze laatste was ten tijde van de oprichting van de NVP overigens ook nog lid van de NSB. De ex-NSB'er ds. G. Hofstede behoorde eveneens tot de leiding van de NVP. Uit de in september 1938 in het tijdschrift Nederland afgedrukte beginselverklaring bleek onder meer dat de NVP het antisemitisme uitdrukkelijk verwierp, dat de minister-president verregaande bevoegdheden zou dienen te krijgen en dat hij terzijde zou moeten worden gestaan door een corporatieve Kamer van Arbeid om de sociale kwesties op te lossen. In 1939 fuseerde de NVP tijdelijk met de Nederlandse afdeling van het Verdinaso, maar die fusie hield niet lang stand. Spoedig na het begin van de Duitse bezetting hield de NVP op te bestaan.

[bewerk] Nederlandsche Unie (1940-1941)

De Nederlandsche Unie werd op 24 juli 1940 opgericht door een driemanschap bestaande uit Louis Einthoven, Johannes Linthorst Homan en Jan de Quay. Zij richtten zich tot het Nederlandse volk en riep het op zich te verenigen 'tot doelbewuste arbeid voor het behoud en de versterking van vaderland en volksgemeenschap en tot voorbereiding van de voorwaarden en de wegen van hun bestaan en welzijn in de toekomst.' Het doel van de Unie was, onder erkenning van de sinds 15 mei 1940 ingrijpend gewijzigde politieke verhoudingen in Nederland, en in samenwerking met de Duitse en Nederlandse autoriteiten, een maatschappij op te bouwen op basis van een brede nationale samenwerking, een harmonische structuur en sociale rechtvaardigheid. Juist het klaarblijkelijk aanvaarden van de als gevolg van de Duitse inval ontstane situatie, was tijdens de bezetting - maar zeker daarna - aanleiding voor een fundamentele kritiek van defaitisme, gepaard gaande met een onnationale houding. Met name liberalen, Oranjegezinden en communisten vielen de Nederlandsche Unie aan op deze punten.

Het defaitisme bleek uit het aanvaarden van de onherroepelijkheid van de Duitse dominantie in Europa en de onnationale houding bleek volgens critici uit de bereidwilligheid tot (beperkte) samenwerking met de bezetter. Daarnaast bleek uit het optreden van de leiders van de Nederlandsche Unie een zekere minachting voor de parlementaire democratie en een duidelijke voorkeur voor de inrichting van Nederland als een corporatieve staat. Beide fenomenen zouden kunnen wijzen op een inhoudelijke voorkeur voor een fascistische staatsinrichting. Hoewel de Nederlandsche Unie zeker niet kan worden beschouwd als een fascistische politieke partij, behoort zij desondanks tot het spectrum van het fascisme in Nederland. Dat zij voortkomt uit eenzelfde voedingsbodem blijkt uit haar afkeer van de parlementaire democratie en haar voorkeur voor een corporatieve staatsinrichting. Ook is haar streven om met Zwart Front te fuseren, een indicatie daarvoor.

Op haar hoogtepunt had de Nederlandsche Unie ongeveer 1 miljoen sympathisanten. Hiervan waren ongeveer 600.000 personen lid.

[bewerk] Tot slot

Het Nederlandse fascisme kenmerkte zich aldus door een groot gebrek aan ideologische samenhang en een overmaat aan persoonlijke ego's. Beide kenmerken zijn fnuikend geweest voor de opkomst van een Nederlandse fascistische beweging. In Nederland heeft het fascisme nooit wortel geschoten en zodoende is het nooit een invloedrijke speler geweest in het politieke speelveld. Daarbij komt in de jaren twintig dat de Nederlandse economie vrijwel volledig was hersteld van de depressie die de nasleep van de Eerste Wereldoorlog vormde. Door dat deze wereldoorlog aan Nederland voorbij was gegaan, hadden de Nederlandse staatsinstellingen deze periode ongeschonden doorstaan en daardoor had de verzuiling zijn greep op de Nederlandse samenleving kunnen behouden.

Ook ontbrak in Nederland een 'lost generation' van verbitterde en verarmde oud-strijders, die in landen als Duitsland, Italië en Frankrijk vaak het kader leverden voor rechts-radicale organisaties. In de jaren dertig was de verzuiling wellicht op zijn sterkst en dit maakte het rekruteren van aanhangers voor een nieuwe ideologie bijkans onmogelijk. Daarnaast vielen vrijwel alle fascistische bewegingen op door een gebrek aan eigen ideologische identiteit, overheersende onderlinge conflicten die de betrouwbaarheid ondermijnden en een gebrek aan overtuigend leiderschap. Alleen de NSB is er in geslaagd een beperkte vaste voedingsbodem voor zijn ideeën te vinden. Maar ook deze partij heeft nooit meer dan 8% van de Nederlandse kiezers aan zich weten te binden.


[bewerk] Tijdlijn van het Fascisme in Nederland 1918-1945

[bewerk] Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties:
  1. G.J.G. de Gier, Alfred Haighton, financier van het fascisme. Sijthoff, Amsterdam, 1988. ISBN 90-218-3785-4.
  2. Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 1 Voorspel. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage, 1969.
  3. A.A. de Jonge, Het nationaal-socialisme in Nederland: voorgeschiedenis, ontstaan en ontwikkeling. Kruseman, Den Haag, 1968.
  4. A.A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie: anti-democratische stromingen en de daarin levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen. Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1968. 2e druk, met gewijzigde inleiding, 1982. ISBN 90-6194-343-4.
  5. L.M.H. Joosten, Katholieken en fascisme in Nederland 1920-1940. Paul Brand, Hilversum/Antwerpen, 1964. Ongewijzigde 2e druk, 1982. ISBN 90-6194-223-3.
  6. G.A. Kooy, Het echec van een 'volkse' beweging: nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945. Uitgeverij Van Gorcum, Assen, 1964.
  7. J.L. van der Pauw, De Actualisten: de kinderjaren van het georganiseerde fascisme in Nederland 1923-1924. Sijthoff, Amsterdam, 1987. ISBN 90-218-3953-9.
  8. Hans Schippers, Zwart en Nationaal Front: Latijns georiënteerd rechts-radicalisme in Nederland (1922-1946). Stichting Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam, 1986. ISBN 90-6861-009-0.
  9. Koen Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2003. ISBN 90-284-1989-6.
  10. Wim Zaal, De herstellers: lotgevallen van de Nederlandse fascisten en van Wouter Lutkies tijdschrift 'Aristo-'. Ambo, Utrecht, 1966.
  11. G.R. Zondergeld, Een kleine troep vervuld van haat: Arnold Meijer en het Nationaal Front. De Haan/Unieboek, Houten, 1986. ISBN 90-269-4692-9.


aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -