Carl Anderson (natuurkundige)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Carl David Anderson (New York City, 3 september 1905 – San Marino (Californië), 11 januari 1991) was een experimentele fysicus uit de V.S. Hij werd geboren in de stad New York als zoon van Zweedse immigranten. Hij studeerde fysica en techniek in Caltech (B.S., 1927; PhD., 1930). Onder de supervisie van Robert A. Millikan begon hij met onderzoeken van kosmische stralen waartijdens hij onverwachte deeltjessporen in zijn nevelkamer-foto's ontdekte. Hij stelde correct vast dat deze gecreëerd waren door een deeltje met dezelfde massa als een elektron, maar met tegenovergestelde lading. Anderson verkreeg het eerste directe bewijs dat er positronen door gammastralen konden ontstaan die door thoriumcarbide (ThC) worden geproduceerd in andere materialen. Deze ontdekking, die in 1932 werd aangekondigd en die later door anderen werd bevestigd, bevestigde de theoretische voorspelling van Paul Dirac van het bestaan van het positron. Voor dit werk deelde Anderson de Nobelprijs voor de Natuurkunde in 1936 met Victor Franz Hess.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|
Winnaars van de Nobelprijs voor de Natuurkunde (1926-1950) |
1926: Perrin | 1927: Compton, Wilson | 1928: Richardson | 1929: de Broglie | 1930: Raman | 1932: Heisenberg | 1933: Schrödinger, Dirac | 1935: Chadwick | 1936: Hess, Anderson | 1937: Davisson, Thomson | 1938: Fermi | 1939: Lawrence | 1943: Stern | 1944: Rabi | 1945: Pauli | 1946: Bridgman | 1947: Appleton | 1948: Blackett | 1949: Yukawa | 1950: Powell Volledig overzicht | (1901-1925) | (1926-1950) | (1951-1975) | (1976-2000) | (2001-2025) |