Mutawallakilitische Koninkrijk Jemen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
|
||||
|
||||
Kaart | ||||
Algemene gegevens | ||||
Hoofdstad | Ta'izz | |||
Oppervlakte | 195 000 km² | |||
Talen | Arabisch | |||
Religie(s) | Islam | |||
Volkslied | Royal Salute | |||
Munteenheid | Noord-Jemenitische riyal | |||
Regering | ||||
Regeringsvorm | Monarchie |
Het Mutawallakilitische Koninkrijk Jemen, ook bekend als Noord-Jemen of het Koninkrijk Jemen, is een voormalig land op het Arabisch schiereiland. Het bestond van 1918 tot 1962, toen het opging in de Jemenitische Arabische Republiek. Het land is nu onderdeel van Jemen.
In 1918, nadat het Ottomaanse Rijk uiteen was gevallen, verklaarde Noord-Jemen zich onafhankelijk als vorstendom onder de sjiitsische imam (en vanaf 1926 tevens koning) Yahya ibn Muhammad. De imam regeerde met harde hand als een conservatief en feodaal vorst, maar introduceerde tevens de Westerse techniek en wetenschap in zijn land. In de 1920er jaren was er een kortstondig grensconflict met de Saoedische koning Abdoel Aziz al Saoed. In 1924 versloeg al Saoed de Imam Yahya ibn Muhammad in een oorlog, waarna het grensconflict werd opgelost in het voordeel van de Saoedi's.
Noord-Jemen behoorde tot de medeoprichters van de Arabische Liga in 1945 en de Verenigde Naties in 1947.
Op 17 februari 1948 kwam koning Yahya om het leven tijdens een mislukte staatsgreep van opstandige officieren. Nadat de staatsgreep een dag later was onderdrukt, volgde de zoon van Yahya, Achmad Saif al-Islam hem op. Ook deze imam-koning regeerde despotisch, maar moderniseerde zijn land verder.
In 1955 werd er opnieuw een mislukte staatsgreep uitgevoerd door ontevreden legerofficieren. De imam liet de leiders van de couppoging terechtstellen. De imam begreep dat, wilde hij de ontevredenheid van het leger, maar ook van de overwegend soennitische bevolking, wegnemen, hij verregaande hervormingen moest doorvoeren. In augustus 1955 installeerde de koning een kabinet, waarvan hijzelf premier werd. In 1956 werden diplomatieke betrekkingen aangeknoopt met de Sovjet-Unie en richtte de imam zijn aandacht op Egypte, waar president Nasser aan de macht was gekomen. In februari 1958 trad Noord-Jemen als derde land toe tot de Verenigde Arabische Republiek, een kortstondige federatie van Egypte en Syrië. In maart 1962 raakte de imam bij een aanslag ernstig gewond en in september 1962 liet hij het leven.
Op 19 september 1962 werd Muhammad al-Badr de nieuwe imam-koning van Noord-Jemen, doch een week later pleegde de Club van Vrije Officieren een coup en verdreven de imam naar het berggebied. Generaal Abdullah as-Sallal, een lid van de Vrije Officieren, werd Voorzitter van de Revolutionaire Commando Raad en daarmee de facto president van de nieuw uitgeroepen Jemenitische Arabische Republiek. De republiek werd onmiddellijk erkend door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en Jemen verkreeg een zetel in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Imam Muhammad al-Badr organiseerde echter met Saoedische hulp het verzet vanuit de bergen. De regeringstroepen van de republiek verkregen steun van Egypte. In 1965 sloten president Nasser van Egypte en koning Faisal van Saoedi-Arabië een overeenkomst en trokken beide landen zich uit Jemen terug. In 1965 vond er tevens een mislukt overleg plaats tussen royalistische en republikeinse afgevaardigden in Harad.
In 1968 trok Egypte zich uit Noord-Jemen terug, waarna de royalisten een grootscheeps offensief inzetten, die echter door het regeringsleger werd gesmoord dankzij de hulp van de nieuwe republiek Zuid-Jemen (zie hieronder) en de Sovjet-Unie. In 1967 werd imam al-Badr afgezet en vervangen door de royalistische opperbevelhebber prins Muhammad al-Hussein, terwijl in het republikeinse kamp president al-Sallal werd vervangen door generaal Hasan al-Amri. Dankzij de bemiddeling van de Saoedische koning Faisal kwamen de republikeinen en monarchisten in maart 1970 tot een akkoord dat een einde maakte aan de burgeroorlog. De leden van het koningshuis konden naar Noord-Jemen terugkeren en enkele royalisten werden in het kabinet opgenomen. Na de verkiezingen van 1971 werd een Republikeinse Raad geïnstalleerd met als voorzitter Abd al-Rahman al-Iriani, die daarmee staatshoofd werd.