Fascisme
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Politieke ideologieën |
---|
Dit artikel is een deel van de reeks over politiek |
Ideologie
|
Anarchisme |
Christendemocratie |
Communisme |
Communitarisme |
Conservatisme |
Fascisme |
Feminisme |
Islamisme |
Liberalisme |
Libertarisme |
Nationalisme |
Nationaalsocialisme |
Sociaal-liberalisme |
Sociaaldemocratie |
Socialisme |
Portaal politiek |
Fascisme (Italiaans: fascismo) was een politiek stelsel in de jaren 1922/1933-1945; Een partij of één persoon had alle macht. Het Fascisme was anticommunistisch, antiliberaal en erg nationalistisch. Doormiddel van partijmilities(in uniform), massademonstraties en verheerlijking van de leider probeerde men het volk tot een éénheid te smeden. Deze stroming bestond in Italië, Portugal, Duitsland, Spanje, enz. In Italië was deze stroming aan de macht van 1922–1943, onder leiderschap van Benito Mussolini, die zich Duce (Latijn: dux = veldheer) liet noemen. Heden ten dage heeft het de betekenis gekregen van een regeringssysteem dat op dat van Mussolini lijkt, m.a.w. dat de natie boven het individu stelt, met als uitvloeisel een in zo'n systeem legitiem gebruik van geweld, moderne propagandatechnieken en censuur om politieke tegenstand de kop in te drukken en daarmee het bestaan van het systeem te waarborgen. Vaak worden in een dergelijk systeem de economie en de sociale maatschappij verregaand van bovenaf gecontroleerd en gereglementeerd, waarbij nationalisme (en in het bijzonder etnisch nationalisme), wordt omhelsd. De term 'fascisme' is afkomstig van het Italiaanse fascio, dat 'bundel' kan betekenen in de zin van een politieke groepering. Ook is er verwantschap met de Latijnse term fasces, het Oud-Romeinse symbool van autoriteit (een bundel roeden om een bijl heen, waarvan het blad uitsteekt) en het recht om straf uit te delen. Ambtsdragers in het oude Rome kregen een aantal lictoren, naargelang hun ambtelijke status, toegewezen die zulke roedenbundels voor hem uitdroegen. Het Fascistische bewind verwees veelvuldig naar de gloriedagen van het Romeinse rijk.
Inhoud |
[bewerk] Definitie
Het begrip 'fascisme' is niet eenduidig te definiëren. Het is een dermate complex en gevarieerd verschijnsel, dat het moeilijk beknopt is te omschrijven. Toch heeft het fascisme een aantal basiskenmerken welke het onderscheidt van andere politieke stromingen. Deze zijn:
- Het fascisme is de tegenstander van zowel de traditioneel linkse als rechtse politieke partijen.
- Het fascisme minacht contemporaine conservatieve instellingen.
- Het fascisme vereert machtsvertoon en het gebruik van geweld, in zoverre dat is gericht op de omverwerping van de bestaande maatschappelijke orde.
- Het fascisme kent een autoritaire structuur met aan het hoofd daarvan een leider aan wie charismatische eigenschappen worden toegeschreven.
- Het fascisme streeft naar de instelling van een politieke dictatuur.
- Het fascisme streeft naar de volledige controle over het maatschappelijk leven en de sociale en culturele organisaties.
- Het fascisme is extreem nationalistisch.
- Het fascisme pleit voor een continue strijd om de eigen natie te kunnen doen overleven te midden van andere staten.
- Het fascisme berust in hoofdzaak op de maatschappelijke middenklasse.
- Het fascisme streeft naar sociale eenheid en de opheffing van alle bestaande klassen- en belangentegenstellingen.
Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen 'Fascisme' (met hoofdletter) en 'fascisme' (zonder hoofdletter), waarbij Fascisme verwijst naar het Italiaanse fascisme en fascisme naar stromingen die op het Italiaanse fascisme gelijken.
[bewerk] Geschiedenis
In de 19e eeuw was het nationalisme opgekomen, onder meer onder invloed van de Franse Revolutie en de verbetering van de communicatiemogelijkheden. Rond 1900 kwamen in Europa de eerste bewegingen op die een uitlaatklep wilden bieden voor onvrede, maar niet socialistisch waren, eerder nationalistisch. Zij werden nog niet fascistisch genoemd, maar meestal iets als 'nationaal-syndicalistisch'. Ze zouden waarschijnlijk door de geschiedenis vergeten zijn geraakt als de Eerste Wereldoorlog niet was uitgebroken. Na de Eerste Wereldoorlog kwamen miljoenen veteranen terug van het front. Zij konden in de gewone maatschappij vaak niet meer aarden, en raakten meestal ook werkloos. Grenzen waren opnieuw getrokken, waardoor miljoenen ineens als minderheid in een ander land kwamen te wonen. Veel Italianen vonden bovendien dat Italië voor de honderdduizenden doden en de torenhoge oorlogsschuld te weinig had teruggekregen. Daarnaast had de oorlog een economische crisis tot gevolg. Velen zochten hun heil in communisme of propageerden (uit angst hiervoor) een autoritair nationalistisch regime dat de problemen kon oplossen.
In maart 1919 vormde de socialist Benito Mussolini in Milaan de Fasci di Combattimento. Deze beweging was samengesteld uit knokploegen van veteranen, en beweerde de orde te willen herstellen en Italië te geven waar het recht op had. In 1919 bezette Gabriele D'Annunzio de stad Rijeka en vormde daar de eerste fascistische samenleving, het Italiaans Regentschap Carnaro genaamd. De stad werd corporatistisch georganiseerd, het leidersprincipe werd ingevoerd en Italianen die tegenstribbelden werden verplicht wonderolie te drinken (Slovenen en Kroaten werden verdreven of gedood). De Fasci di Combattimento werd uiteindelijk een politieke partij. In 1922 werd Mussolini met steun van koning Victor Emanuel III premier. Mussolini kon nu heel Italië naar D'Annunzio's voorbeeld omvormen tot een fascistische staat, door achtereenvolgens de andere politieke groeperingen (socialisten, liberalen, katholieken) buitenspel te zetten.
Het regime kwam soms in een kwaad daglicht te staan (zie de moord op Matteotti), maar veel Europeanen zagen heil in sterke autoritaire staten. In de jaren 1920-1923 was Europa in chaos gedompeld. Er was behoefte aan orde en tucht en dit boden de fascisten. 'Indien mogelijk met liefde, indien nodig met geweld', aldus Mussolini. Bovendien zag men in het fascisme een bescherming tegen het communisme. En het werkte in Italië: de treinen reden op tijd, de stakers gingen aan het werk en de studenten aan hun studie. In grote delen van Europa werden autoritaire op fascisme lijkende regimes geïnstalleerd. In de jaren '30 won het fascisme nog meer aan kracht door de crisis en door het maatschappelijk tij dat van de losse jaren '20 naar autoriteit was teruggekeerd. Italië kreeg in internationale zaken een belangrijke stem in het kapittel. In 1933 kwam bovendien de NSDAP in Duitsland aan de macht. En de Japanse militairen dachten over veel zaken precies hetzelfde als de fascisten. In de escalatie van de spanning riep Stalin de communisten op tot samenwerking met andere groepen om het fascisme een halt toe te roepen.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het fascisme in een ideologisch isolement terecht. Fascistische groeperingen raakten overal ter wereld in diskrediet. Mussolini werd in 1943 afgezet en in 1945 vermoord. De oorlogsmisdaden van de Duitse nationaal-socialisten en de Japanse overheid, met wie de Italiaanse fascisten zich hadden verbonden, zorgden voor een definitieve bezoedeling van het Italiaanse fascisme.
[bewerk] Ideologie
Op ideologisch vlak kan het fascisme worden ontleed in twee componenten: rationeel versus irrationeel.
[bewerk] Rationeel
In rationele zin verkondigde het fascisme de staat als het kernstuk van zijn doctrine. Voor de fascistische ideologen was de staat geen verzameling van individuen, maar een zelfstandig organisme van hogere orde, een macht, die alle vormen van zedelijk en verstandelijk leven van de mens samenvat en in zich verenigt. Deze staat is totalitair in de zin, dat hij de wil en het verstand van ieder individu omvat. In deze staatsconceptie bezitten alle individuen en groepen wel een eigen functie, maar afzonderlijk geen levensvatbaarheid. Hun bestaan krijgt slechts zin en waarde door de staat, zodat Mussolini kon verklaren 'alles in de staat, niets tegen de staat, niets buiten de staat'.
De fascistische staat is ook absoluut van aard, omdat hij als autonome persoonlijkheid met eigen waarde en eigen doel elk individueel bestaan en alle particuliere belangen aan zich ondergeschikt maakt en de normen van zijn gedrag in zichzelf vindt. Daarom kan de staat zijn gezag ook niet ontlenen aan de individuen (b.v. als gevolg van verkiezingen), maar slechts aan zichzelf. Het gezag is het onaantastbaar bezit van de staat. De staat is in deze zin de eenheid van geest en wil van het volk, die niet gevormd wordt door de gezamenlijke individuen of een meerderheid van hen, maar door de elite. Dat verklaart waarom in het fascisme een grote betekenis wordt toegekend aan de hiërarchie.
Het fascisme vervangt de rechtsstaat - immers slechts 'de speelbal der individuen' - door de machtsstaat. Het gezag wordt niet gevormd van onderop, maar van bovenaf opgelegd. Slechts de elite is in staat inzicht in de superieure doeleinden van de staat te verwerven. Aldus werd de fascistische staat volgens streng hiërarchische beginselen ingericht, waarbij alle leiding uitging van de ultieme leider, die als dictator alle verantwoordelijkheid en macht droeg. Deze leider werd geassisteerd door de door hem gekozen ondergeschikten. Uiteraard werd daartoe ook de scheiding der machten - de trias politica - verworpen en een complete suprematie gegeven aan de uitvoerende macht.
In overeenstemming met deze ideologie werden ten slotte ook de politieke partijen ontbonden en de fascistische partijstaat ingevoerd. Aangezien de individuen slechts bestonden in staatsverband, werden ook alle persoonlijke vrijheden - zoals het recht van meningsuiting en van vergadering - opgeheven.
De totalitaire staat van het fascisme kon zich uiteraard niet tevreden stellen met slechts het geven van leiding in politieke aangelegenheden. Daarom werd ook de gehele beroepsbevolking georganiseerd in zogenaamde corporaties. Dit corporatisme beoogde de tegenstellingen der verschillende klassen weg te nemen en te verzoenen. In tegenspraak met de traditionele opvatting over corporaties als lichamen met zelfstandige rechts- en handelingsbevoegdheid, waren de fascistische corporaties echter zuivere staatsorganen zonder rechtspersoonlijkheid. Voorts betekende het begrip corporatieve staat in fascistische zin niet, dat de staat in handen kwam van de corporaties, maar dat de corporaties instrumenten werden in handen van de staat.
Volgens de fascistische opvattingen diende het volk zich niet in te laten met de politiek, doch slechts met de eigen beroepsuitoefening. De politieke bemoeienis was het privilege van de elite. De gewone burgers vormden zo het productieleger, dat zorg moest dragen voor een zo hoog mogelijke nationale productie, die als één grote onderneming werd georganiseerd en ingelijfd bij de staat. Slechts de staat was bij machte alle economische en sociale tegenstellingen te overwinnen en de eenheid van alle corporaties te verwezenlijken. Daarom dienden alle corporaties ondergeschikt te zijn aan de staat.
[bewerk] Irrationeel
De fascistische ideologie was overigens niet uitsluitend rationeel van karakter. Als reactie op de rationalistische en positivistische levensbeschouwing van de 18e en 19e eeuw en in overeenstemming met zijn vitalistische oorsprong werd de fascistische leer ook in sterke mate gekenmerkt door irrationele elementen. Ondanks alle verstandelijke constructies, die later aan zijn ideologie ten grondslag werden gelegd, bleef het fascisme in eerste instantie gedreven worden door irrationele motieven. Het stelde de intuïtieve schouwing van het geheel tegenover de logische analyse, avontuur en gevaar tegenover veiligheid, de wilde worsteling tegenover de 'gezapige' vrede, de daad tegenover de redenering, de held tegenover de denker, de macht en het geweld tegenover het recht en ten slotte de mythe tegenover de wetenschap. Het fascisme pretendeerde dan ook niet slechts een politieke beweging te zijn, maar ook een spirituele revolutie. Voor de fascist was de wereld niet de materiële wereld, die aan de oppervlakte verschijnt.
Tegenover de stelsels van het materialisme en het positivisme plaatste het de geest op de voorgrond. Daarom diende het leven van de fascist niet gericht te zijn op het egoïstische en momentane genoegen, maar moest hij zich belast weten met een zending van plicht, offer en ontbering, teneinde aldus een leven te veroveren, dat hem waardig was.
Zo noemde Mussolini het fascisme een religieuze conceptie, die de mens beschouwt in zijn betrekking tot een hogere wet, een objectieve wil, die boven het individu uitstijgt en het opvoedt tot de waardigheid van lid van een geestelijke gemeenschap. Daarom werd het fascisme ook verkondigd als een geloof. Slechts een geloof kon - aldus Mussolini - inspireren tot de verhevenheid van denken en handelen, die sommigen van zijn adepten hadden bereikt. De onbewijsbare dogma's van het fascisme konden weliswaar beredeneerd worden, maar slechts de gelovige overgave zou de inspiratie kunnen verschaffen om de fascistische doelstellingen te bereiken.
In dit verband speelde ook 'de mythe' een voorname rol. Zij was een poëtisch verhaal, dat niet op het verstand, maar op het gevoel en de verbeelding gericht was en geen redelijk antwoord wenste te geven op de laatste vragen. Zo werd de mythe gepropageerd als een pseudo-godsdienst, die de fascistische denkbeelden en praktijken de wijding moest geven van een nieuwe heilsleer. Als zodanig deden de mythe van de staat en de leider in brede kringen opgeld, waarbij de duce als halfgod in de rol van verlosser kon poseren.
Hieronder volgt een aantal algemene nadere ideologische trekken van fascisme, hoewel dit per land kan verschillen. Zo bevat fascisme in veel gevallen racisme, maar niet altijd. Ook onder andere het leidersprincipe, sociaal-darwinisme en de houding jegens religie en de persoonlijke vrijheden kunnen verschillen. Bepaalde elementen kunnen ook in andere ideologieën voorkomen en niet alle ideologieën die onderstaande principes nastreven noemen of noemden zichzelf fascistisch.
[bewerk] Leidersbeginsel
Het fascisme gaat uit van collectivisme. De groep, collectief of natie gaat altijd boven het belang van het individu. Lager geplaatsten hebben kritiekloos te gehoorzamen aan hun superieuren. Orde, tucht en gehoorzaamheid staan voorop. Superieuren hebben hierdoor een onbeperkte bevoegdheid, maar zijn zelf onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd aan de leiders die weer boven hen staan. Wanneer een leider zwak of corrupt was, zou een sterkere of rechtschapener leider hem mogen afzetten en vervangen, zoals een roedel wolven of leeuwen ook zwakkere mannetjes liet afstoten door sterkere. Op deze wijze werd het gebrek aan controle gecompenseerd. Uiteraard paste een democratische besluitvorming niet in dit model: dit was alleen maar "vertragend geleuter" volgens de meeste fascisten. Fascistische landen en organisaties zijn meestal piramidaal gestructureerd met één sterke man aan het hoofd. Vaak kennen leiders van fascistische dictaturen zichzelf de titel 'leider' toe. Zo noemde Benito Mussolini zich il Duce, Adolf Hitler der Führer, Francisco Franco el Caudillo, Ante Pavelic poglavnik en Ion Antonescu Condoctor.
[bewerk] Nationalisme
Fascisme was vaak sterk nationalistisch getint. Er werd sterke nadruk gelegd op nationale symbolen, geschiedenis en tradities. De natie stond immers boven het individu, en als de natie erop vooruitging, gingen ook alle individuen erop vooruit. Daarnaast werd de eigen cultuur als superieur aan andere verheerlijkt. In veel gevallen bevatte fascisme ook racistische elementen. Dit leidt tot xenofobie, en in sommige gevallen tot pogroms, massavervolgingen, deportaties en agressie jegens buurlanden.
Veel fascisten stellen bovendien dat hun land een slachtoffer is van vijandige groeperingen, die het land in een deplorabele staat hebben gebracht. Fascisten houden dergelijke groepen verantwoordelijk voor alles wat er mis is in het land, en zijn dus van mening dat ze koste wat kost onschadelijk gemaakt moeten worden. Vaak voorkomende zondebokken zijn Joden, negers, zigeuners, vrijmetselaars, communisten, homoseksuelen, gehandicapten, pacifisten en Jehova's getuigen.
[bewerk] Populisme
Fascistische dictaturen kennen vaak een zeer ver doorgedreven vorm van populisme. Het is voor fascistische leiders niet alleen voldoende dat een volk gehoorzaamt, het moet zich ook nog eens voor honderd procent inzetten voor de 'goede zaak'. Het concept van de totale oorlog past dan ook goed bij het fascisme, de gehele samenleving zet zich in voor hetzelfde doel. Behalve als ondersteuning van de macht dient het volk voor fascisten vaak ook als legitimering voor de macht: het hele volk zet zich in voor het fascisme, dus dat betekent dat we goed bezig zijn.
[bewerk] Economie
Op economisch gebied pleitten vele fascisten voor corporatisme, alsmede een door de Staat geleide economie waarin vooral het belang van de kleine boeren, de nationale (Italiaanse enz.) arbeider en de lokale middenstand vooropgesteld werden. Vaak bemoeide de overheid zich intensief met de economie en het bedrijfsleven. De klassenstrijd van Marx werd verworpen; men verwierp de bloedige klassenstrijd en trachtte daarentegen zowel communisme als kapitalisme te bestrijden door middels de Staat klassensamenwerking en planmatige economische structuur in te voeren. Mussolini zelf was in zijn vroegste periode een tijdlang marxist, waarvan hij zich distantieerde. Mussolini's beleid verwees echter naar verschillende pre-marxiaanse socialistische beleidsmodellen met betrekking tot de economie. Volgens Friedrich Hayek was het fascisme niet alleen uitgesproken anti-liberaal, en anti-kapitalistisch, maar vooral zeer collectivistisch van aard.
[bewerk] Vrijheden
Voor vrijheid van meningsuiting, privacy en een aantal andere vrijheden was meestal geen plaats. Mediacensuur en willekeurig optreden van de overheid zijn niet slechts aan de orde van de dag, maar werden gewoon acceptabel gevonden. Godsdienst was in veel gevallen een uitzondering: veel katholieke fascisten presenteerden zich als vrome gelovigen en beschermers van de christelijke normen en waarden tegen losbandigheid en communisme. Bovendien was het geloof vaak onderdeel van de nationale identiteit. Zolang de Kerk zich niet met politiek inliet werden geestelijken en gelovigen met rust gelaten. De Kerk steunde het bewind vaak uit angst voor het "goddeloze communisme".
[bewerk] Normen en waarden
Oude normen, waarden en tradities werden gecombineerd met doorvoeren van het leidersbeginsel tot in de kleinste details van de samenleving. Het gezin was erg belangrijk, waarin een traditionele taakverdeling werd gepropageerd. De vader was de kostwinner en familiehoofd, terwijl de moeder diende voor de kinderen te zorgen en het huishouden te doen. Het krijgen van veel kinderen werd aangemoedigd terwijl homoseksualiteit, feminisme en deelname van vrouwen in het arbeidsproces sterk werden afgekeurd (dit laatste verschafte de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog een voordeel aangezien zij in tegenstelling tot de Asmogendheden vrouwen in fabrieken konden laten werken wanneer de mannen aan het front vochten). Sociaal Darwinisme speelde in alle facetten van het leven een rol: de sterkere mocht de zwakkere uit de weg ruimen, en een slechte leider mocht desgewenst afgezet worden. Normaal gesproken was men een meerdere echter gehele gehoorzaamheid verschuldigd. Geweld was daarbij een middel om dit af te dwingen: zo beweerde Mussolini "beter 1 dag een leeuw dan 100 jaar een lam". Italiaanse fascistische kunst beeldde vaak uit dat oorlog een onderdeel was van het dagelijks leven. Van geweld en oorlog werd een mens beter, sterker en slimmer. Knokpartijen werden door de meeste fascisten dan ook niet geschuwd. Tegenwoordig wint een andere uitleg van Mussolini's woorden steeds meer aan populariteit: De strijd als defensieve maatregel, waarbij hij de strijdvaardigheid van het volk prees en het beschermen van het gezin en de natie hoog in vaandel staan.
[bewerk] Fascisme in relatie tot andere stromingen
Daar het fascisme meer een beweging dan een omlijnde ideologie was, is het een bijzonder diffuus begrip. Het wordt dan ook vaak vergeleken met andere politieke stromingen, waarbij zowel opvallende overeenkomsten als verschillen te onderscheiden zijn.
[bewerk] Fascisme en nationaal-socialisme
Het nationaal-socialisme (nazisme) wordt vaak als een vorm van fascisme gezien. Hitler heeft veel van de fascistische economische ideeën en principes overgenomen, maar verschilde op verschillende punten ook sterk van het Italiaanse, originele fascisme. Veelal worden nationaal-socialisme en fascisme derhalve van elkaar onderscheiden vanwege het feit dat nationaal-socialisme zich veel meer richt op etniciteit en rassenstrijd dan het originele fascisme. Men zou nationaal-socialisme dan kunnen zien als een combinatie van fascisme en racisme, met daarnaast aanvankelijk een sterker pre-Marxiaans socialistisch element. In het Italiaanse fascisme bestond (tot het einde van de jaren '30) overigens geen specifieke afkeer van Joden op raciale gronden. In de beginjaren van het Italiaanse fascisme waren er zelfs enkele Joden, waaronder Margherita Sarfatti, een maîtresse van Mussolini, fascistisch. Dit gold aanvankelijk ook voor de vroege Nederlandse NSB, die aanvankelijk ook een aantal Joodse leden telde, maar uiteindelijk onder invloed van Meinoud Rost van Tonningen en de NSDAP ook antisemitisch werd.
[bewerk] Fascisme en communisme
Fascisme en communisme worden als de uiteinden van het politieke spectrum gezien. De communistische ideologie houdt een radicalisering in van de klassenstrijd, de fascistische ideologie kent daarentegen de klassencollaboratie (Sergio Panunzio), het samenwerken van proletariaat en bourgeoisie. Beiden kennen dan ook een gezamenlijke traditie van wederzijdse haat. Fascistische vergaderingen werden verstoord door communisten en vice versa. Aanhangers van beide partijen bestreden elkaar op alle mogelijke manieren. Kreeg een van hen regeringsmacht, dan aarzelde deze niet te proberen om de andere groep uit te roeien (Rode en Witte Terreur).
Toch waren in deze haatverhouding een paar uitzonderingen. In 1939 werd na het ineenstorten van de Spaanse en Franse socialistische volksfronten het Molotov-Ribbentroppact gesloten door Duitsland en de Sovjet-Unie. Bovendien hebben beide groepen ook meer met elkaar gemeen dan ze zelf durven te bekennen: als extremen van het politieke spectrum schuwen ze geweld en repressie niet. Sociaal-darwinisme komt ook voor in het idee dat dit het natuurlijke recht van het proletariaat zou zijn om de heersende klasse te vernietigen, hoewel volgens het sociaal-darwinisme in feite de bourgeoisie gezien werd als dominant en dus meer geschikt om te overleven. De staat bemoeit zich ook in een totalitair communistisch systeem uitgebreid met de economie en individuele vrijheden. Soms kan ook iets voorkomen dat op het leidersprincipe lijkt, terwijl populisme en persoonsverheerlijking in veel communistische systemen ook niet van de lucht waren, evenmin als antisemitisme en racisme: Joden werden als kapitalisten gezien en konden, evenals "zwarten" (scheldnaam voor bewoners uit het zuiden van de USSR), maar moeilijk carrière maken in de Sovjet-Unie. Stalin zelf heeft meer dan eens te kennen gegeven dat hij een hekel had aan Joden.
Veel stalinistische leiders propageerden het nationalistische "socialisme in één land" (Georghe-Dej), of racisme. Omgekeerd bestond ook binnen de NSDAP een stroming die socialistische denkbeelden aanhing. Hiervan waren de gebroeders Strasser en Roehm de bekendste vertegenwoordigers; na de Nacht van de Lange Messen was hun rol in het nazisme echter uitgespeeld.
Door deze paradox is zelfs het denkbeeld ontstaan dat fascisme of nationaal-socialisme en communisme zouden kunnen fuseren. Hieruit is het nationaal-bolsjewisme in de jaren '90 in Rusland ontstaan, een politieke ideologie die zowel nazi- als communistische elementen vertoont, en waarvan het logo en de vlag gelijkenissen vertonen met zowel die van het Derde Rijk als die van de Sovjet-Unie: een hamer en sikkel op een witte cirkel met een rode achtergrond. Weliswaar is het idee ouder dan de jaren '90, maar de Russische nationaal-communisten zijn de eersten die dit via een zelfstandige politieke partij onder die naam uitdragen. De aanhang omvat vooral jongeren en extreem-linkse en -rechtse randfiguren en bezit geen enkele politieke macht.
De ontstaansgeschiedenis en basis van het communisme en fascisme zijn fundamenteel verschillend geweest. Het communisme had zijn oorsprong in de arbeidersbeweging, een traditie waar het fascisme (ondanks de naam van sommige fascistische partijen) weinig mee te maken had. Het feit dat beide stromingen grote aantallen slachtoffers hebben gemaakt betekent niet dat ze gelijkaardig zijn. Robert O. Paxton en Primo Levi hebben er bijvoorbeeld op gewezen dat, hoewel ze beide regimes zonder meer misdadig en weerzinwekkend noemen, de redenen waarom fascisme en stalinisme hun vijanden doodden fundamenteel verschillend zijn. De slachtoffers van het stalinisme werden vermoord als 'klassevijanden', een eigenschap die, hoewel in de praktijk vaak willekeurig gebruikt, in principe veranderbaar is. Doelwitten van het fascisme behoorden echter al vanaf hun geboorte tot een 'verkeerde' groep met geen enkele mogelijkheid dat te veranderen. Ook beargumenteert Paxton dat de moordpartijen onder het stalinisme van bovenaf zijn georchestreerd, terwijl het in het fascisme niet ongebruikelijk was dat gewone burgers zodanig werden opgehitst dat ze het recht in eigen hand namen en uit eigen beweging tegenstanders vermoordden.
Daarnaast zijn er ook communisten die van mening zijn dat vergelijkingen tussen het fascisme en communisme alleen worden gemaakt om - in het kader van de Koude Oorlog - die laatste stroming in diskrediet te brengen.
[bewerk] Fascisme en autoritair conservatisme
Vaak worden autoritair conservatieve regimes ook fascistisch genoemd, met name door hun tegenstanders. Voorbeelden van zulke regimes zijn het Portugal van Antonio Salazar, het Argentinië van Juan Peron, het Roemenië van Ion Antonescu, Vichy-Frankrijk en het Chili van Augusto Pinochet. Veel politicologen maken echter een onderscheid tussen autoritair conservatisme en fascisme. Een belangrijk kenmerk van conservatisme is dat conservatieven de situatie vaak zoveel mogelijk bij het oude laten, terwijl fascisten in zeker zin 'revolutionair' zijn, en ze de samenleving overhoop willen gooien. Verder willen fascisten de macht zoveel mogelijk centraliseren (bij staat, leider of partij), terwijl conservatieven belang hechten aan maatschappelijke organisaties (bijv. kerken) met een onafhankelijke positie.
Op het snijvlak van fascisme en autoritair conservatisme bevinden zich het klerikaal fascisme en het falangisme. Een belangrijke vertegenwoordiger van het klerikaal fascisme is de Oostenrijker Engelbert Dollfuss, die een conservatieve dictatuur vestigde, maar veel elementen overnam van het fascistische Italië. Francisco Franco was de belangrijkste vertegenwoordiger van het falangisme. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog leunde Franco sterk tegen het fascisme, en ontving hij steun van het fascistische Italië en Duitsland. Na de oorlog drong hij de macht van de Falange Española echter sterk terug, en begon zijn regime meer aan autoritair conservatieve dictatuur te worden, waarin ook het traditionalistisch Carlisme aan invloed won. Hierover bestaan verschillende interpretaties. Volgens vele auteurs is Franco nooit echt een fascist geweest, en leunde hij slechts maar op Hitler en Mussolini (en rechtse Ierse en Amerikaanse vrijwilligers) om de Spaanse Burgeroorlog te kunnen winnen van de republikeinen. Volgens anderen - vooral de geëngageerde marxistische historici - was hij wel degelijk een fascist, maar deed hij zich na de oorlog voor als een autoritair conservatief om niet hetzelfde lot te ondergaan als Mussolini en Hitler. Vast staat dat Franco nooit heeft toegestaan dat in Spanje het systeem anti-semitisch werd; vele joden vluchtten tijdens de oorlog uit Duits-bezette gebieden naar Franco's Spanje.
[bewerk] Fascisme en Latijns-Amerikaans populisme
Gelijktijdig met de opkomst van het fascisme in Europa kwamen in Latijns-Amerika verschillende regimes op die in ieder geval sterk populistisch waren en ook fascistische trekken vertoonden. Juan Perón in Argentinië bijvoorbeeld, cultiveerde een sterke persoonlijkheidscultus en liet zich El Conductor ("de bestuurder") noemen, een benaming die vegelijkbaar is met Il Duce voor Mussolini. Perón schakelde socialistische en communistische organisaties uit en toonde tijdens de Tweede Wereldoorlog aanvankelijk sympathie voor de as-mogendheden. Getúlio Vargas' Brazilië kende een gelijkwaardig regime. In 1937 voerde hij zijn Estado Novo in, gebruikmakend van een vermeende communistische samenzwering, en zocht hij toenadering tot Nazi-Duitsland, wat onder andere leidde tot de uitlevering van een aantal politieke vluchtelingen aan Duitsland. Zowel Perón als Vargas richtte de economie van hun land grotendeels corporatistisch in, en braken de macht van de oligarchie. Vergelijkbare leiders waren Carlos Ibáñez del Campo, die in Chili de traditionele liberalen en conservatieven opzij schoof en de macht greep met behulp van Perón en Chileense fascisten, dr. Arnulfo Arias, de Sturmbannführer Mittelamerikas, in Panama en Maximiliano Hernández Martínez, die een boerenopstand aangreep om in El Salvador de macht over te nemen en een nationalistisch en racistisch regime in te voeren.
Desalniettemin vertoonden al deze regimes ook grote verschillen met het Europese fascisme. In geen enkele van de hierboven genoemde landen (met uitzondering van El Salvador) heeft bijvoorbeeld een grootscheepse vervolging van tegenstanders plaatsgevonden, laat staan een genocide. Verder hadden de persoonsculti van de populistische leiders veel eerder hun oorsprong in inheemse en Spaanse tradities, dan in het fascisme. Opvallend is ook dat de Latijns-Amerikaanse populisten beduidend minder negatief tegenover het feminisme en gelijke rechten voor vrouwen stonden dan de Europese fascisten. Vargas, Perón en Arias voerden in hun landen zelfs het vrouwenkiesrecht in, en Peróns echtgenote Evita had een openbare rol die in een authentiek fascistische staat ondenkbaar zou zijn. Tenslotte werden de bewegingen in Latijns-Amerika die wel openlijk fascistisch of nationaalsocialistisch waren, vervolgd. De Braziliaanse integralisten van Plínio Salgado bijvoorbeeld, hoopten op de steun van Vargas, maar na diens machtsovername werd de integralistische beweging verboden en vervolgd. De nacionalistas in Argentinië en de Chileense nazi's ondervonden een vergelijkbaar lot. Veel historici zien het Latijns-Amerikaanse populisme dan ook als een autonome ontwikkeling, waarbij de leiders zich meer door de uiterlijkheden dan door de inhoud van het fascisme hebben laten inspireren.
[bewerk] Fascisme in de wereld
- Albanië - Albanese Fascistische Partij (later: "Albanese Nationaal-Socialistische Partij"), Tefik Mborja, Jup Kazazi, Kol Bib Mirakaja, Maliq Bej Bushati, Eqrem Bej Libohova
- Australië: New Guard, kolonel Eric Campbell
- België - Léon Degrelle, DeVlag, Staf de Clercq, Rex, VNV, Verdinaso, Joris van Severen
- Brazilië - integralisme, Plínio Salgado
- Bulgarije professor Bogdan Filow, professor Aleksandur Tsankov
- Canada - Canadian Union of Fascists, Chuck Crate, Parti National Social Chrétien (later: "National Unity Party"), Adrien Arcand
- Chili - Carlos Keller Rueff, Jorge González von Marées, Carlos Keller, Nationaalsocialistische Beweging van Chili
- Denemarken - Frits Clausen
- Duitsland - nationaal-socialisme
- Egypte - Groenhemden, Ibrahim Shukri
- El Salvador - Maximiliano Hernández Martínez
- Estland - Andres Larka
- Finland - Lapua-beweging, IKL, Vihtori Kosola, Kurt Martti Wallenius, Vilho Annala, Rolf Witting
- Frankrijk - Jacques Doriot, Parti Populaire Français, Marcel Déat, Legion des Volontaires Français, François de la Rocque, Croix de Feu, Parti Social Français, Henri Barbé, Solidarité Française, François Coty, Paul Marion, Blauwhemden
- Hongarije - Pijlkruisers, Ferenc Szalasi, Gyula Gömbös
- Ierland - Blauwhemden
- Irak - Ali Rasjid, Golden Square
- Italië - Mussolini, Galeazzo Ciano, Farinacci, Achille Starace, Carlo Scorza, Dino Grandi, Movimento Sociale Italiano, Giorgio Almirante, Zwarthemden
- Japan - Kersenbloem Genootschap
- Kroatië - Ustasa, Ante Pavelic
- Mexico - Goudhemden, generaal Nicolás Rodríguez Carrasco, Nationaal Synarchistische Unie, Salvador Abascal, José Antonio Urquiza
- Nederland - Fascisme in Nederland, Zwart Front, Arnold Meijer, Jan Baars, Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond
- Noorwegen - Vidkun Quisling, Nasjonal Samling
- Panama - Acción Comunal, Panameñistische Partij
- Oostenrijk - Heimwehr, austro-fascisme, Ernst von Starhemberg, Walter Pfrimer, Emil Fey, Anton Rintelen, Arthur Seyss-Inquart
- Portugal - Rolão Preto, Nationaal-Syndicalistische Beweging, António de Oliveira Salazar
- Roemenië - Horia Sima, IJzeren Garde, Corneliu Zelea Codreanu, Mihai Antonescu
- San Marino - Partito Fascista Sammarinese
- Slowakije - Andrej Hlinka, Josef Tiso
- Spanje - José Antonio Primo de Rivera, Falange, Ramon Serrano Suner, Luis Ruiz de Alda, Ramiro Ledesma Ramos, Juntas de Ofensiva Nacional Sindicalista
- Tsjecho-Slowakije - generaal Gajda
- Verenigd Koninkrijk - Sir Oswald Mosley, British Union of Fascists
- Verenigde Staten van Amerika - American Nazi Party, Ku Klux Klan, George Lincoln Rockwell, Matt Koehl, Frank Collin, National Socialist Party of America, European American Education Association, German-American Bund, Aryan Nations, Aryan Brotherhood, Creativity Movement (voormalige "World Church of the Creator"), American Fascist Movement, Zilverhemden
- China - groenhemden
- IJsland - grijshemden
- Zuid-Afrika - Ossewa Brandwag, B.J. Vorster
- Zweden - Nationalsocialistska arbetarpartiet, Sven Olof Lindholm
- Zwitserland - Nationaal Front, Jakob Schaffner, Ernst Rüegsegger, Rolf Henne, Robert Tobler, Hans Vonwy
[bewerk] Neofascisme
Sommige Europese landen kennen een opkomend neofascisme. Deze partijen presenteren zich echter bij voorkeur niet als (neo)fascistisch.
[bewerk] 'Fascisme' als scheldwoord
In de huidige politiek in de meeste landen gelden 'fascisme' of 'fascist' als beledigingen of als een verwijzing naar 'dictatoriaal', soms zelfs gewoon naar 'conservatief'. Deze verglijding van het woordgebruik is ontstaan toen de communistische DDR zich een antifascistische staat noemde, liever dan anti-nationaal-socialistisch, en later de Rote Armee Fraktion ook de Bondsrepubliek fascistisch gingen noemen. Veel antifascistische organisaties hanteren eveneens een definitie van fascisme die veel breder is dan wat de meeste historici en politicologen onder fascisme verstaan. Een vergelijkbaar gebruik van het woord fascisme is het 'islamofascisme', dat door sommige commentatoren gebruikt wordt om naar islamitisch fundamentalisme of moslimextremisme te verwijzen.
[bewerk] Literatuur
- Robert O. Paxton, De anatomie van het fascisme (Amsterdam: Bert Bakker, 2005). Oorspronkelijke titel: The anatomy of fascism.
|
politiek | politiek spectrum | links | rechts | extreemlinks | extreemrechts | centrum |