Alexander von Zemlinsky
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Alexander von Zemlinsky (Wenen, 14 oktober 1871 - Larchmont, New York, 15 maart 1942) was een Oostenrijks-Amerikaans dirigent en componist.
Inhoud |
[bewerk] Leven
De vader van Alexander, Adolf von Zemlinszky (1845-1900), heeft zijn katholicisme afgezworen en het jodendom aangenomen om te kunnen trouwen met zijn joodse verloofde Clara Semo (1848-1912), Alexanders toekomstige moeder. De familienaam was van oorsprong Semlinsky, maar is omgezet naar von Zemlinsky.
Al op zijn vierde jaar krijgt Alexander zijn eerste pianolessen. Hij speelt al snel op het orgel in de synagoge. In 1884 wordt hij toegelaten op de voorbereidende school voor het Weens conservatorium. Tussen 1887 en 1890 maakt hij zijn eerste -korte- composities. In 1890 wint Zemlinsky de jaarlijkse pianowedstrijd van het conservatorium. Vervolgens studeert hij tot 1892 compositie bij Johann Nepomuk Fuchs en Franz Krenn.
In 1895 vormt Zemlinsky zijn eerste orkest, een amateurorkest, Polyhymnia. Hij leidt het orkest bij de eerste optredens. Bij het orkest maakt hij ook kennis met Arnold Schönberg, die hij cellolessen geeft. Met Schönberg zou hij voor de rest van zijn leven bevriend blijven.
In 1899 wordt Zemlinksy benoemd bij het Carltheater. Hij bekeert zich in dat jaar tot het protestantisme, wat een positieve invloed zou hebben op het vervolg van zijn carrière (net als bij Gustav Mahler). Hij blijft tot 1904 bij het Carltheater, daarna is hij van 1904 tot 1906 dirigent en van 1906 - 1911 chef-dirigent bij de Volksoper. Tegelijk dirigeert hij in 1907 en 1908 ook bij de Hofoper.
In 1907 trouwt Alexander met Ida Guttmann (1880-1929), de jongere zus van zijn eerdere verloofde Melanie. Op 8 mei 1908 wordt dochter Ida geboren. Het huwelijk is niet gelukkig; Alexander zou meerdere relaties hebben buiten zijn huwelijk.
Ontevreden over de mogelijkheden die hem in Wenen geboden worden om zijn muziek en muzikale talenten ten gehore te brengen besluit Zemlinsky te vertrekken. In 1911 werd Zemlinsky operadirigent bij het Neues Deutsches Theater in Praag. In 1920 wordt hij daar tevens compositieleraar aan de Deutsche Akademie für Musik.
In 1914 is de veertienjarige Luise Sachsel (1900-1992) zangstudente bij hem. Zij is kunstenares en schildert een portret van hem. Later, in haar twintiger jaren, worden de twee op elkaar verliefd. Vanwege de slechte gezondheid van Ida verlaat Alexander haar niet, maar de relatie met Luise blijft tot aan het eind van zijn leven en de andere buitenechtelijke relaties drogen op.
De volgende stap van Zemlinsky is zijn vertrek naar Berlijn. Hij wordt van 1927 tot 1930 dirigent bij de Berlijnse Kroll-Oper. Op 30 januari 1929 overlijdt Ida, en een jaar later, op 4 januari, trouwen Alexander en Luise.
Van 1930 tot 1933 was Zemlinsky gastdirigent bij de Berlijnse Staatsopera. In 1933 moet hij door de opkomst van het nazisme Berlijn ontvluchten. Hij gaat eerst terug naar het relatief veilige Wenen, maar na de Anschluss in 1938 vlucht hij door naar Praag. Na een jaarlang proberen om een visum te krijgen vertrekt hij via Rotterdam naar de Verenigde Staten.
In de Verenigde Staten zijn de Zemlinksys onbekende, berooide vluchtelingen. Zemlinsky krijgt allerlei gezondheidsklachten. Eerst wordt de familie nog bijgestaan door een broer van Luise in Canada, maar na diens overlijden staat Luise er alleen voor. Kort na het betrekken van een nieuw huis in 1942 krijgt Alexander een longontsteking en overlijdt hij.
[bewerk] Werken
Zemlinsky, leraar en zwager van Arnold Schönberg, had als dirigent grote bewondering voor Brahms en Mahler. De muziek die hij schreef was overwegend laat-romantisch.
Het oeuvre van Zemlinsky omvat een zeer divers aantal werken:
[bewerk] Opera
- Sarema (1897)
- Es war einmal (1900)
- Der Traumgörge (1904-1906)
- Kleider machen Leute (1910)
- Eine florentinische Tragödie (1917)
- Der Zwerg (1922)
- Der Kreidekreis (1933) (Libretto van de componisten zelf naar het toneelwerk van Klabund (1930–32; UA Zürich 1933))
- Der König Kandaules (1936)
[bewerk] Orkestwerken
- Symfonie no. 1 in E mineur (1891)
- Symfonie no. 2 in D mineur (1892-1893)
- Symfonie no. 3 in B (1896 - 1903) bijgenaamd "Die lyrische", voor orkest met sopraan- en baritonsoli
- Die Seejungfrau (1905), naar het sprookje van Hans Christian Andersen. Dit is naar de vorm een symfonie, maar heeft niet de naam symfonie gekregen.
- Sinfonietta (1934)
[bewerk] Balletmuziek
- Das gläserne Herz (1903)
- Der Triumph der Zeit (1901)
[bewerk] Koorwerken
- Frühlingsbegräbnis (1896)
- Psalm 83 (1900)
- Psalm 23 (1910)
- Psalm 13 (1935)
[bewerk] Kamermuziek
- Pianosonate no. 1 in G groot (1887)
- Pianokwartet in D groot (1893)
- Strijkkwartet in E klein (1893)
- Strijkkwartet in A groot (1914)
- Strijkkwartet no. 3 (1924)
- Strijkkwartet no. 4 (1934)
- Strijkkwintet in D groot (1895)
- Suite in A groot voor piano en viool (1895)
- Pianotrio in D groot (1895)
- Klarinettrio in D klein (1896)
- Trio voor klarinet of altviool, cello en piano
[bewerk] Liederen
- Gesänge (1913)
- Lyrische Symfonie (1924)
- Symfonische Liederen (1929)