Magna Graecia
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Magna Graecia, Latijn voor Groot Griekenland, in het Grieks Μεγάλη Ἑλλάς, was de antieke benaming voor Zuid Italië en Sicilië.
Deze gebieden waren door de Grieken gekoloniseerd tussen 800 en 600 v.Chr. Bijna alle steden hier hebben Griekse wortels.
Een aantal belangrijke kolonies van Magna Graecia, zoals Neapolis (tegenwoordig Napels) en Syracuse, hebben een belangrijk aandeel gehad in de culturele vorming van de Romeinen.
De Grieken vestigden zich altijd dicht bij de kust. In het binnenland handhaafden zich inheemse Italische volkeren. In Sicilië waren die (Siculi, Sicani, Elymi) zo verzwakt dat ze geen ernstige bedreiging meer vormde voor de Griekse koloniën, maar in het zuiden van het Italiaanse schiereiland was dat anders. Hier ontpopten zich vanaf de 5e eeuw v.Chr. vooral de Samnieten als gevaarlijke tegenstanders.
Inhoud |
[bewerk] Lijst van Griekse steden in "Groot Griekenland"
[bewerk] In Zuid-Italië
Dikaiarchia (Puteoli / Pozzuoli) – Eléa (Velia) – Gnathia (Egnatia / Egnazia) - Króton (Croton / Crotone) – Kýme (Cumae) - Lókroi Epizephýrioi (Locri Epizefiri) – Metapóntion (Metapontum) – Parthenópeia / Neapolis (Napoli) – Poseidónia (Paestum) – Règion (Rhegium / Reggio di Calabria) – Sybaris – Táras (Tarentum / Taranto) – Thoúrioi (Thurii)
[bewerk] Op het eiland Sicilië
Akragas (Agrigentum / Agrigento) – Drepana (Drepanum / Trapani) – Egesta (Segesta) – Herakleia (Heraclea / Eraclea) – Éryx (Erice) – Gela – Himera (Imera) – Catania|Katane (Catina / Catania) – Leontinoi (Leontini / Lentini) – Lilybaion (Lilybaeum) – Zanklè / Messana (Messina) - Megara Hyblaia – Panormos (Palermo) – Selinous (Selinunte) – Syrakousai (Syracusa) – Tauromenion (Tauromenium / Taormina) - Tyndaris (Tindari)
[bewerk] Beknopte geschiedenis van "Groot Griekenland"
Evenmin als de Griekse stadstaten van het moederland hebben die van Groot Griekenland nooit één politieke eenheid gevormd: particularisme en onderlinge rivaliteiten hebben het streven naar politieke integratie steeds tegengewerkt. Wat niet wegneemt dat de invloedrijkste steden ernaar gestreefd hebben hun macht over een zo groot mogelijk territorium uit te breiden. Al is de term "Groot Griekenland" ook van toepassing op de steden in Zuid-Italië, toch was Sicilië vanwege zijn centrale positie in de Middellandse Zee voorbestemd om de belangrijkste rol te spelen in de geschiedenis van de Westelijke Grieken.
[bewerk] De 7e en 6e eeuw v.Chr.
Aan het einde van de 7e eeuw v.Chr. hadden de Griekse landbouwkolonies in het westen zulk een peil van welstand bereikt dat ze zich voortaan op handel konden toeleggen. Landbouwproducten uit Sicilië konden geruild worden voor allerlei waren uit het Griekse moederland, maar ook uit Etrurië en Carthago. De invoering van het muntgeld kon de bloei van de handel alleen maar bevorderen. Toch had deze heroriëntering van de economie ook negatieve gevolgen. De oude landadel had afgedaan, wanneer eenmaal de handeldrijvende klasse tegen zijn voorbijgestreefde privileges in opstand kwam. In de meeste steden werd de crisis opgelost door de instelling van de tirannie, maar vergeleken bij de tirannen die in dezelfde periode over de steden in het moederland regeerden, was de macht van de Siciliaanse tirannen véél groter en ging zij gepaard met meer willekeur en wreedheden. Ondanks de onvermijdelijke excessen hebben de tirannen van Groot Griekenland zich toch ook in verschillende opzichten verdienstelijk gemaakt: o.m. door de herverdeling van de gronden, het uitvoeren van allerlei openbare werken van algemeen nut, en de verfraaiing van de stedelijke gebieden hebben zij de sociale toestanden aanzienlijk verbeterd. Sommigen onder hen hadden ook een bredere visie op de politiek. Zo besefte Falaris van Akragas (ca. 570 - 554 v.Chr.) als eerste dat hij het grondgebied van zijn stad moest uitbreiden om de Carthaagse expansie naar het Oosten een halt toe te roepen.
[bewerk] De 5e eeuw v.Chr.
De eerste die met plannen rondliep voor de politieke éénmaking van alle Griekse steden op Sicilië - en daadwerkelijk ook het oosten van het eiland grotendeels in zijn macht had - was Hippocrates van Gela. Zijn opvolger Gelo slaagde erin Syracuse in te nemen (485 v.Chr.) en met Theron van Akragas een bondgenootschap te sluiten. Toen Selinus en Himera echter een verdrag sloten met aartsvijand Carthago werd een botsing tussen de twee grootmachten op Sicilië onvermijdelijk: de overwinning van Theron op de Carthagers in Himera (480 v.Chr.) beveiligde de Siciliaanse Grieken bijna een eeuw lang tegen het Carthaagse gevaar. Toen Hiëro I van Syracuse er ook in slaagde bij Kyme de Etrusken te verslaan (476 v.Chr.) was ook het gevaar dat Groot Griekenland vanuit het noorden had kunnen bedreigen voorgoed afgewend. De relatieve vrede en de economische welvaart die hieruit voortvloeiden ondermijnden echter het regime van de tirannen. In de eerste helft van de 5e eeuw v.Chr. werd de tirannie vrij algemeen vervangen door een democratie waarin de handeldrijvende burgerij de invloedrijkste lobby vormde. Van de moeilijkheden die zich de volgende jaren aandienden, wist Syracuse handig gebruik te maken om zijn hegemonie te verstevigen, zodat het omstreeks 440 v.Chr. de facto over ¼ van het eiland regeerde. Andere steden die zich benadeeld voelden probeerden zich te groeperen onder de leiding van Athene, hetgeen leidde tot het grote fiasco van Alcibiades in 413 v.Chr. Het groeiende imperialisme van Selinus en Akragas lokte anderzijds een Carthaagse interventie uit (409 – 405 v.Chr.): Carthago verwoestte Selinus, Himera en Akragas en namen Gela in. Van deze noodtoestand maakte Dionysius de Oude gebruik om de tirannie in Syracuse opnieuw in te stellen.
De geschiedenis van de Griekse steden op het Italiaanse vasteland in de 5e eeuw was niet minder bewogen. Locri was een bondgenoot van Syracuse tégen Rhegium, dat van zijn kant vriendschapsbetrekkingen onderhield met Tarentum, dat zijn positie geleidelijk aan had weten te verstevigen. In Croton, dat aanvankelijk onder invloed van de Pythagoreeërs stond, braken heftige rellen uit toen de aanhangers van deze sekte uit de stad werden verdreven. Enkel tijdens de Atheense expeditie tegen Sicilië (414 v.Chr.) slaagden de steden er enigszins in front te vormen. Naast hun onderlinge twisten hadden zij bovendien nog af te rekenen met de vijandigheid van de inheemse Italische bevolking, een probleem dat in Sicilië veel minder acuut was geweest.
[bewerk] De 4e eeuw v.Chr.
Gedurende de hele 4e eeuw bleef Syracuse de leidende mogendheid in Groot Griekenland. Dionysius de Oude (405 – 367 v.Chr.) bracht alle Grieken in Sicilië onder zijn macht, en nam de titel "archont van Sicilië" aan. Herhaaldelijk versloeg hij de Carthagers en werkte op die manier de vergrieksing van Sicilië in de hand. Hij slaagde er ook in zijn macht te vestigen in Zuid-Italië en hij durfde zich zelfs bemoeien met de aangelegenheden van het Griekse moederland.
Na de bewogen regering van zijn zoon Dionysius de Jongere (367 – 344 v.Chr.) voerde Timoleon (344 – 337) een timocratische staatshervorming door, waarna pogingen ondernomen werden om een statenbond van Griekse steden op Sicilië te stichten. Na de dood van Timoleon leidden onlusten echter tot het herstel van de tirannie door de opportunistische avonturier Agathocles (317 – 289 v.Chr.), die na enkele regeringsjaren zelfs de koningstitel aannam, en grootste plannen ondernam om Carthago op eigen bodem te gaan bestrijden, hetgeen door zijn besluiteloosheid mislukte.
De Griekse steden op het vasteland hadden vaak het hoofd moeten bieden aan de inheemse bevolking (Lucaniërs, Bruttiërs, ...) Na de regering van Dionysius de Oude deed Tarente een beroep op Alexander I van Epirus (een oom van Alexander de Grote), die wel vele Italische stammen versloeg, maar uiteindelijk op verzoek van de Tarentijnen vermoord werd, omdat ze hem ervan verdachten zelf een koninkrijk op Sicilië te willen stichten.
[bewerk] De machtsovername door de Romeinen
De conflicten tussen Grieken en Italiërs zouden spoedig in het niet verzinken door de opkomst van een nieuwe grootmacht. Op het einde van de 4e eeuw hadden de Romeinen de Griekse steden van Campania reeds in hun macht. Na de onderwerping van de Samnieten (295 v.Chr.) en het sluiten van een bondgenootschap met de Lucaniërs vormden zij nu een onmiddellijke bedreiging voor de Grieken in Zuid-Italië. Reeds hadden verscheidene steden (Thurii, Locri, Rhegium) de aanwezigheid van een Romeins garnizoen aanvaard, toen Tarente in actie kwam: om de vrijheid van de Grieken te vrijwaren beraamde het een oorlog tegen Rome, met de bijstand van Pyrrhus van Epirus. Deze versloeg de Romeinen tot tweemaal toe (280 / 279 v.Chr.), maar hij verloor daarbij een groot deel van zijn manschappen.
Inmiddels staken ook op Sicilië nieuwe gevaren de kop op. Na de dood van Agathocles (289 v.Chr.) viel diens rijk uiteen, en zijn huurlingen hadden Messina ingenomen (waar zij zich vestigden als "Mamertijnen", d.i. zonen van de oorlogsgod "Mamers" of "Mars"), vanwaaruit zij grote verwoestingen aanrichtten in het oosten van het eiland.
Tot overmaat van ramp sloten zij een verbond met Carthago, en maakten zij van de verdeeldheid onder de Grieken gebruik om hun eigen macht uit te breiden en Syracuse met hun vloot te bedreigen (278 v.Chr.). Ook Syracuse riep Pyrrhus te hulp. Deze dreef de Carthagers naar de westelijke hoek terug en werd overal als "koning van Sicilië" onthaald. Maar omdat hij het verzuimde op het juiste ogenblik vrede te sluiten, wist hij zijn successen niet te benutten. In 275 keerde hij naar het Italische vasteland terug, waar de situatie in zijn nadeel geëvolueerd was. De Romeinen hadden zich inmiddels georganiseerd om zijn krijgsolifanten efficiënter te bestrijden, zodat hij bij Beneventum een nederlaag leed. Hij liet een garnizoen achter in Tarente en moest zich eerloos in Epirus terugtrekken, waarna Tarente zich in 272 aan de Romeinen moest overgeven. Dat was het formele einde van de Griekse onafhankelijkheid in Zuid-Italië, maar anderzijds het begin van de vergrieksing der Romeinse beschaving. En toen de Romeinen in 270 ook Rhegium innamen werd het duidelijk dat ook de verovering van Sicilië nog maar een kwestie van tijd was. De Mamertijnen gaven hiertoe de aanleiding toen zij de hulp van de Romeinen inriepen tegen Carthago. In de daarop volgende Eerste Punische Oorlog (264 – 241) konden de Romeinen geheel Sicilië veroveren, met uitzondering van het rijk van Hiëro II van Syracuse (269 – 215), dat ongeveer een kwart van het eiland besloeg. Hiëro was de laatste, maar één van de knapste tirannen van Syracuse, en zeker de meest humane. Door zijn handige diplomatie had hij een bondgenootschap met de Romeinen kunnen sluiten, en daarvan kon Syracuse profiteren om opnieuw voorspoed en luister te verwerven. Maar toen de stad na zijn dood even de zijde van Carthago koos (ontmoedigd door de Romeinse nederlaag bij Cannae), keerde Rome zich onverwijld tegen zijn vroegere bondgenoot.
Na een langdurige belegering dankzij de verdedigingswerken van Archimedes, werd Syracuse uiteindelijk in 211 door verraad ingenomen en aan een vreselijke plundering blootgesteld.
Sicilië werd de eerste overzeese provincie van het Romeinse Rijk, en de rijkdom aan landbouwproducten (hoofdzakelijk graan) maakte het eiland voor de veroveraars zeer kostbaar. De graanbouw werd uitgebreid door een sterke immigratie vanuit Italië: vele Romeinen kochten er grote landgoederen (latifundia). Sicilië zou Rome’s voornaamste graanleverancier blijven, totdat, onder Augustus, Alexandria et Aegyptus die rol zou overnemen. De slechte arbeidsomstandigheden op het grootgrondbezit leidden echter tot verwoestende slavenoorlogen (136 tot 132 v.Chr. en 104 tot 99 v.Chr.). Ook de vrije bewoners van Sicilië waren meer dan eens verbitterd over de afpersingen van corrupte stadhouders (vb. Verres). In de Keizertijd verbeterde het bestuur enigszins; de Romeinse keizers werden grote landeigenaars op het eiland, dat door de stichting van vele kolonies steeds meer geromaniseerd werd.
[bewerk] Het einde van de Oudheid
Aan de Romeinse overheersing op Sicilië kwam een eind in de 5e eeuw, toen het eiland werd geplunderd door de Vandalen onder Geiserik. In 476 kwam het in handen van Odoaker, en in 491 van de Ostrogoten. Tijdens een oorlog met de Byzantijnen wist Belisarius, veldheer van keizer Justinianus, Sicilië in 535 te veroveren, waarna het deel bleef uitmaken van het Byzantijnse Rijk, tot de Arabieren in de 9e eeuw met hun aanvallen begonnen.