Lissabonstrategie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Lissabonstrategie is een actie- en ontwikkelingsplan van en voor de Europese Unie (EU), dat in maart 2000 voor een periode van 10 jaar is aangenomen. Een andere benaming is het Lissabonakkoord.
[bewerk] Inhoud
De overeenkomst werd gesloten tussen de regeringsleiders van de EU tijdens een top in de Portugese hoofdstad Lissabon. Op dat moment leek de EU een welvarende tijd tegemoet te gaan: de werkloosheid was relatief laag en de economische groei was relatief hoog. De volgende doelstelling werd dan ook vooropgezet: tegen 2010 zou de EU de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld moeten zijn. Dit is de economische pijler. Tegelijkertijd was er ook een sociale (de instandhouding en de verbetering van het Europese sociale welvaartsmodel) en een ecologische pijler (duurzame groei).
Er werd dus een speciale aandacht besteed aan Onderzoek en Ontwikkeling (O&O; Research and Develoment, R&D) In het akkoord staat onder meer dat in ieder land O&O minimaal 3% van het Bruto Binnenlands Product zou moeten gaan uitmaken. Hier zou 2/3 moeten gefinancierd worden door investeringen vanuit de privé-sector en 1/3 door overheidsuitgaven.
Nog op economisch vlak zou EU een gemiddelde activiteitsgraad van 70% moeten kennen, en een economische groei van 3% moeten kennen tegen 2010.
[bewerk] Uitwerking en resultaten (2005)
In oktober 2004, enkele dagen voor zijn geplande aftreden als voorzitter van de Europese Commissie, verklaarde Romano Prodi dat de Lissabonstrategie aan het mislukken was. Sinds het akkoord zou de Europese economie alleen minder competitief ten opzichte van de Verenigde Staten zijn geworden. Prodi liep hiermee vooruit op een onderzoek van Wim Kok.
Hierbij moet men wel het onderscheid maken tussen de verschillende Europese landen. In de Europese Unie behalen enkel de Scandinavische landen de vereiste 3%, terwijl de Mediterrane en de Oost-Europese landen hier een slechte score halen (vaak onder de 1%). In België scoort enkel Vlaanderen relatief goed, en haalde in 2001 2,43%* (1,87% privé, 0,56% overheid). Verwacht wordt dat Vlaanderen tegen 2010 de 3% haalt. (*cijfers voor het Vlaamse Gewest)
Ook inzake economische groei en activiteitsgraad scoort de EU slecht. Zo kent België anno 2005 slechts een activiteitsgraad rond de 61 à 62%.
In Nederland heeft enkel de regio Eindhoven de Lissabon doelstellingen weten te halen.