Lijst van uitdrukkingen en gezegden F-J

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Spreekwoorden A-E   F-J   K-O   P-U   V-Z

Uitdrukkingen en gezegden A-E   F-J   K-O   P-U   V-Z

Inhoud 1 fiets 2 Filistijnen 3 fijn 4 fluit 5 fout 6 Frans 7 gaan 8 gaar 9 gaatje 10 garen 11 gas 12 gat 13 geblaat 14 geboren 15 geduld 16 geel 17 geld 18 geluk 19 gemutst 20 gewicht 21 glas 22 glaasje 23 God 24 goud 25 graan 26 gras 27 groen 28 groep 29 haar 30 haas 31 hak 32 haken 33 hals 34 ham 35 hamer 36 hand 37 hangijzer 38 Hannes 39 harnas 40 hart 41 haver 42 haverklap 43 Hein 44 Hemd 45 Hendrik 46 Henk 47 heup 48 hoed 49 hoek 50 honderd 51 hond 52 honing 53 hoofd 54 hoogvlieger 55 hooi 56 hoorn 57 horizontaal 58 hout 59 huis 60 ijs 61 Ja 62 Jan 63 jood

[bewerk] fiets

Op díe fiets

Op die manier

Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?

Wat gebeurt er nu voor iets raars?

Geef mijn fiets terug

Grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisceerd werden.

Iets boven de tafel fietsen.

Open kaart spelen met bedoelingen.

De fiets aan de haak hangen.

Stoppen met wielrennen.

Op een oude fiets moet je het leren.

Lesmateriaal is zelden nieuw.

ook: oudere (getrouwde) vrouwen zijn goed om jonge mannen in de liefde in te wijden

[bewerk] Filistijnen

Naar de Filistijnen

Reddeloos verloren.

[bewerk] fijn

Het fijne ervan willen weten

Willen weten wat er precies aan de hand is

Fijnbesnaard.

Gevoelig.

Zo fijn als gemalen poppenstront.

Zeer streng rechtzinnig

[bewerk] fluit

Een fluitje van een cent.

Een eenvoudige taak.

Hij begreep er geen fluit van

Hij begreep er niets van

[bewerk] fout

Ze waren fout.

Collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog.

In de fout gaan.

Een onaanvaardbaar of strafbaar feit begaan.

[bewerk] Frans

Met de Franse slag

Slordig, met weinig aandacht uitgevoerd

Daar is geen woord Frans bij.

Dat is duidelijke taal.

[bewerk] gaan

Er voor gaan

Besluiten aan een onzekere onderneming te beginnen en zich er volledig voor in te zetten.

De gaande en komende man.

Iedereen die komt opdagen.

[bewerk] gaar

Gaar zijn

Uitgeput zijn, met name na geestelijke inspanning, bijvoorbeeld een hele dag vergaderen

Nu zijn de rapen gaar

Nu is het genoeg geweest

[bewerk] gaatje

Doorgaan tot het gaatje

Doorzetten tot het einde is bereikt.
Deze uitdrukking is afkomstig van een persiflage op het nummer "Doorgaan" (van Ramses Shaffy) door André van Duin. In deze persiflage wordt met het te bereiken einde, het gat in het midden van een grammofoonplaat bedoeld

[bewerk] garen

Ergens garen bij spinnen

Ergens financieel gewin uit halen

[bewerk] gas

Tegengas geven

Argumenten tegen een plan of voorstel naar voren brengen.

[bewerk] gat

Er geen gat meer in zien

Geen oplossing meer kunnen bedenken

Niet voor één gat te vangen zijn

Meerdere opties hebben

Een gat in de dag slapen.

Lang doorslapen.

Een gat in de lucht slaan.

Een onnozele handeling doen.

Een gat in de lucht springen.

Ongeremd enthousiast zijn.

Een gat in zijn hand hebben.

Niet met geld kunnen omgaan.

[bewerk] geblaat

Veel geblaat maar weinig wol.

iemand maakt veel drukte met weinig resultaat of zonder resultaat.

[bewerk] geboren

Daar geboren en getogen.

Daar geboren en opgegroeid

[bewerk] geduld

Geduld is een schone zaak.

Wie rustig afwacht wordt beloond.

[bewerk] geel

Een geeltje.

Briefje van vijfentwintig gulden

Je groen en geel ergeren

Je heel erg ergeren aan iets of iemand

[bewerk] geld

Voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn).

Niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt.

Voor geen geld ter wereld.

Niet bereid zijn tot iets, hoeveel er ook voor geboden wordt.

Geld over de balk gooien (of smijten).

Geld verspillen, zonder nadenken uitgeven.

Voor hetzelfde geld.

Net zo goed.

Geld ruiken.

Mogelijkheden zien om ergens geld aan te verdienen.

Het geld brandt hem in de zak.

Hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit.

[bewerk] geluk

Geluk bij een ongeluk.

Terwijl iets mis gaat, gaat iets anders goed.

[bewerk] gemutst

Goed gemutst zijn.

Een goede bui hebben, opgewekt zijn.

[bewerk] gewicht

Zijn volle gewicht in de schaal werpen.

Zich er volledig voor inzetten.

[bewerk] glas

Glashard liegen.

Liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken.

Zo broos als glas.

Erg breekbaar.

[bewerk] glaasje

Een glaasje op hebben.

Alcohol te hebben genuttigd

Te diep in het glaasje gekeken.

Te veel alcohol genuttigd

[bewerk] God

Hij is van God los.

Hij is gek

Van God en alle Joden verlaten

afgelegen; stil

[bewerk] goud

Iets voor geen goud willen doen.

Iets absoluut niet willen doen.

[bewerk] graan

Een graantje meepikken.

Meeprofiteren

[bewerk] gras

Er geen gras over laten groeien

Zonder uitstel handelen (zodra de gelegenheid zich voordoet).

Het gras voor iemands voeten wegmaaien

Iets gebruiken net voordat iemand anders het kan gebruiken, met name een argument of voorbeeld in een discussie.

[bewerk] groen

Groen zien van jaloezie

Heel jaloers zijn

Een groentje zijn

(ook: Groen als gras zijn. ) Ergens nog geen ervaring mee hebben

[bewerk] groep

Iets in de groep gooien

Iets in een groep bespreken

[bewerk] haar

De haren rijzen me te berge

Ik neem er met afgrijzen kennis van.

Haarscherp

(van een afbeelding) getrouw tot in fijne details.

Iets er met de haren bijslepen

Een argument gebruiken dat niets met de zaak te maken heeft

Zich de haren uit het hoofd trekken

Enorm veel spijt hebben.

Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt

Ik wil hiermee niet akkoord gaan.

Elkaar in de haren vliegen

Ruzie maken.

Haar op zijn tanden hebben

Duidelijk voor zijn mening uitkomen.

[bewerk] haas

Het hazenpad kiezen.

Wegvluchten

Het haasje zijn

Het slachtoffer zijn

Een hazeslaapje

Een slaap, die zo licht is, dat men bij 't minste geluid wakker wordt

Mijn naam is haas

Ik weet van niks

Kijken hoe de hazen lopen

Voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen.

[bewerk] hak

Van de hak op de tak springen

Al pratend steeds van onderwerp veranderen.

De hakken in het zand zetten.

Zich opstellen als felle tegenstander van een voorstel of ontwikkeling, zonder de bereidheid te zoeken naar positieve aspecten of naar compromissen.

Iemand op de hak nemen

Met iemand een grap uithalen of hekelen

Een hak zetten

Hem benadelen

[bewerk] haken

Ergens op inhaken

Reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan

Daar zitten nogal wat haken en ogen aan.

Er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken.

[bewerk] hals

Hals over kop.

Ondoordacht snel.

Er een halszaak van maken.

Het erg belangrijk maken van iets.

[bewerk] ham

Dat is de hamvraag

Dat is de belangrijkste vraag (uit het oude NCRV-programma Mastklimmen) [1]

[bewerk] hamer

Ergens op hameren

Iets voortdurend benadrukken.

De man met de hamer

Plotseling energietekort bij o.a. sporters, zie hongerklop.

Als hamerstuk behandelen

Het voorstel zonder discussie aannemen.

[bewerk] hand

Iemand de vrije hand geven

Iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert

Dit loopt uit de hand.

Dit is niet meer onder controle

Van hand tot tand leven.

Uitsluitend in de meest elementaire levensbehoeften kunnen voorzien.

Of: Het verdiende meteen weer uitgeven.

Zwaar op de hand zijn.

Zich negatieve gebeurtenissen in hoge mate aantrekken.

Zijn rechterhand

Zijn assistent, die hem bij alles ondersteunt

De hand in eigen boezem steken

De oorzaak van de problemen bij zichzelf zoeken

De handen dicht mogen knijpen.

Van geluk mogen spreken.

De handen uit de mouwen steken.

Behoorlijk aanpakken.

Ergens de handen voor op elkaar krijgen.

Ergens steun (applaus) voor krijgen.

Hij heeft er een handje van weg

hinderlijke gewoonte

De hand aan de ploeg slaan

Het werk aanvatten

Hij heeft er de hand in gehad

Hij heeft er aan meegewerkt met raad of daad

Zij kunnen elkaar een hand geven

Zij bevinden zich in een vergelijkbare situatie

De hand aan zichzelf slaan.

Zelfdoding plegen.

De bovenhand krijgen.

Winnen, zegevieren.

Ergens de hand voor in het vuur steken.

Iets 100% zeker weten.

[bewerk] hangijzer

Een heet hangijzer

Een netelige zaak

[bewerk] Hannes

Een echte Hannes

Een onhandig persoon

[bewerk] harnas

Iemand tegen zich in het harnas jagen

Iemand zodanig irriteren dat de persoon een vijand wordt

[bewerk] hart

Heb het hart eens.

Heb de moed om dat te doen. (Eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen)

Het hart op de goede plaats hebben

Een oprecht en menslievend karakter hebben

Het hart op de tong hebben

Meteen vertellen wat je bezig houdt.

Het hart zinkt hem in de schoenen

Hij verliest alle moed

In hart en nieren

Vanuit volle overtuiging (bv. "Hij is een socialist in hart en nieren")

Van zijn hart geen moordkuil maken

Praten over hetgene wat iemand dwars zit - het niet oppotten

Zijn hart vasthouden

Zich ernstig zorgen maken. Bang zijn dat het mis gaat.

Iemand een hart onder de riem steken.

Iemand moed inspreken.

Iets na aan het hart hebben liggen.

Er erg mee begaan zijn.

[bewerk] haver

Iemand van haver tot gort kennen

Iemands persoonlijkheid helemaal kennen

[bewerk] haverklap

Om de haverklap.

Om een nietigheid, een beuzeling. Later: herhaaldelijk, dikwijls, telkens weer, erg vaak.

Letterlijk: bij elke tweede klap tijdens het langdurige en eentonige uitdorsen van het kaf met de dorsvlegel (bron)

Wordt ook wel als volgt uitgelegd: Om de haverklep. In de tijd dat vervoer voornamelijk met paarden plaatsvond, had de koetsier een leren mondbak met voer, lijkend op een emmer, die om de hals van het paard werd gehangen. Dit werd de haverklep of haverklap genoemd. De koetsier was verplicht om op gezette tijden of na gezette afstanden het paard hiermee te voeren. "Om de haverklap" zou bij deze uitleg een aanmerkelijk ruimere interval beduiden dan bij de vorige uitleg. --Fkuipers 5 jun 2008 04:05 (CEST)

[bewerk] Hein

Magere Hein.

De dood

[bewerk] Hemd

Iemand het hemd van het lijf vragen

Iemand van alles vragen (met name als het ook persoonlijke vragen betreft).

Je laatste hemd aan hebben

Je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien.

[bewerk] Hendrik

Brave Hendrik

Een persoon die op overdreven wijze de regeltjes volgt.

[bewerk] Henk

Gekke Henkie

Iemand die niets in de gaten heeft (bv. "Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?")

[bewerk] heup

Hij heeft het op zijn heupen

Hij gaat zich vreemd gedragen.

Uit de heup schieten

Een discussie ingaan met een ongenuanceerde argumentatie

[bewerk] hoed

Van de hoed en de rand weten

Volledig geïnformeerd zijn

Het is hoed.

Het is verkeerd afgelopen.

Zijn hoed staat op halfzeven.

Hij is dronken.

Hij is onder een hoedje te vangen.

Hij is zeer stil en gedwee.

Onder één hoedje spelen.

Elkaar helpen.

Zijn hoed zit altijd op zijn hoofd.

Hij groet nooit iemand.

[bewerk] hoek

In het verdomhoekje terecht komen

Van alle kanten kritiek krijgen

[bewerk] honderd

Het loopt in't honderd

Het gaat helemaal mis

[bewerk] hond

Er was geen hond

Er was niemand

Hondenweer

Zeer slecht weer

De hond in de pot vinden.

Te laat zijn voor het eten (alles is op).

De hond de jas voorhouden.

Iemand valse hoop geven op iets dat hij graag wil hebben.

Commandeer je hondje en blaf zelf.

Mij kun je niet bevelen.

Blaffende honden bijten niet.

Iemand die dreigt maar die dreiging niet waarmaakt.

Een stok vinden om de hond te slaan

Om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden

[bewerk] honing

Iemand honing om de mond smeren.

Iemand vleien.

Zij kwamen als bijen naar de honing

Ze kwamen met velen en sterk gemotiveerd

[bewerk] hoofd

Het hoofd in de schoot leggen.

Zich ergens bij neerleggen

Het hoofd laten hangen.

De moed verliezen, opgeven.

Zich het hoofd breken over iets.

Trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag.

Een hard hoofd hebben in iets.

Verwachten dat er geen oplossing komt voor een probleem.

Het hoofd koel houden.

Kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen.

Iets uit het hoofd laten.

Het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen.

Iemand of iets over het hoofd zien.

Iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien.

Iemand of iets het hoofd bieden.

Zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets.

Iemand voor het hoofd stoten.

Iemand beledigen of kwetsen.

Het hoofd boven water houden.

Financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven.

Niet goed bij zijn hoofd zijn.

Niet goed wijs zijn, gekke dingen doen.

Een dak boven zijn hoofd hebben.

Woonruimte hebben, onderdak hebben.

[bewerk] hoogvlieger

Geen hoogvlieger zijn

Weinig talent hebben

[bewerk] hooi

Te hooi en te gras

Zonder enige regelmaat of plan

Te veel hooi op je vork nemen.

Te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt.

[bewerk] hoorn

Hij loopt met hoorntjes.

Zijn vrouw bedriegt hem, heeft een minnaar.

Men heeft hem de hoorns opgezet.

Iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw.

[bewerk] horizontaal

Ik ga horizontaal.

Ik ga slapen.

[bewerk] hout

Dat snijdt geen hout

Dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets.

Er klopt geen hout van

Het is geheel onjuist.

Ergens geen hout van snappen

Er niets van begrijpen

Op een houtje bijten.

Honger hebben.

Op eigen houtje doen

Iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen

[bewerk] huis

Veel in huis hebben

Over veel capaciteiten beschikken

Dat is zo vast als een huis

Dat is zeker

Van huis en haard verdreven

Dakloos zijn

[bewerk] ijs

Het ijs is gebroken

De aanvankelijke ongemakkelijke stemming, is omgeslagen in een informele sfeer.

Niet over één nacht ijs gaan.

Een voorzichtige aanpak hanteren.

[bewerk] Ja

Op alles maar ja en amen zeggen.

Zonder meer met alles instemmen.

[bewerk] Jan

Jan en alleman

Iedereen (bv. "Dit hoeft Jan en alleman toch niet te weten?")

Hij stond erbij voor Jan met de korte achternaam.

Hij had geen zinvolle activiteit.

[bewerk] jood

Ik geloof er in als een jood in Jezus Christus.

Ik geloof er maar weinig in.