Leonard du Bus de Gisignies
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Leonard Pierre Joseph burggraaf du Bus de Gisignies (Dottenijs (Henegouwen), 28 februari 1780 – Oostmalle, 31 mei 1849) was een ambtenaar en politicus in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hij werd op 20 september 1816 verheven in de Nederlandse adelstand en werd op 22 mei 1819 burggraaf
Hij werd geboren als Leonard Pierre Joseph Du Bus, maar op 14 juni 1822 mocht, wegens wapenvermeerdering, de naam worden gewijzigd in du Bus de Gisignies, door toevoeging van de naam van zijn moeder, Marie-Thérèse Vuylsteke de Gisignies (1754-1782). Zijn vader, Pierre du Bus (1756-1785) was werkzaam als rentmeester van voorname leenheren. Als vijfjarige wees werd hij opgenomen in het huis van zijn grootvader, baljuw François-Joseph du Bus (1725-1790) en nadien van zijn oom, advocaat François-Joseph du Bus (1757-1835), die in Doornik woonde.
[bewerk] Loopbaan
Du Bus deed zijn middelbare studies tijdens de revolutiejaren, in Doornik. Het Sint-Pauluscollege, overgenomen door het stadsbestuur, verstrekte op ongeregelde tijdstippen onderwijs. Toen hij zeventien of achttien werd, kon hij nergens terecht voor het aanvatten van hogere studies, zowel Leuven als de Noord-Franse universiteiten zoals Douai gesloten zijnde. Op basis van bewaarde paspoorten, mag men aannemen dat hij tussen 1797 en 1802 nogal wat reisde. Op 20 juli 1802 trouwde hij in Brugge met Marie-Anne De Deurwaerder (1783-1836), de dochter van de Brugse voormalige stadspensionaris, politicus en magistraat Bernard De Deurwaerder (1752-1832). Ze hadden zes kinderen: Clementine (1803-1817), Gustave (1807-1831), Bernard (1808-1874), Alberic (1810-1874), Chrétien (1819-1835) en Clément. In november 1839 hertrouwde hij met de weduwe Marie-Antoinette van der Gracht de Fretin (1779-1864).
In 1802 begon du Bus aan zijn loopbaan, als (onbezoldigd) lid van het vijf man sterke Bureel van Weldadigheid in Doornik. Zijn inkomen haalde hij uit zijn behoorlijk uitgebreid onroerend vermogen. In april 1813 benoemde de prefect hem tot adjunct-burgemeester van Doornik en bij de aftocht van de Fransen in 1814 was hij locoburgemeester. Enkele maanden later werd hij door de nieuwe bewindvoerders tot onder-intendant voor het arrondissement Kortrijk benoemd. Op 25 augustus 1814 ontmoette hij voor het eerst Willem I in Brussel en mocht hij hem op 15 september daaropvolgend in Kortrijk verwelkomen. Dat hij neen stemde bij de raadpleging over de nieuwe grondwet had geen nadelige gevolgen voor zijn loopbaan. Nadat du Bus zich onaangemeld in Brussel als kandidaat was gaan voorstellen aan Falck, werd hij op 21 september 1815 door de koning benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie West-Vlaanderen en was in het zittingsjaar 1818 - 1819 zelfs voorzitter. Zijn regeringsgezinde houding werd door de koning opgemerkt. Op 20 februari 1816 werd hij in de adelstand verheven, in september 1817 werd hij opgenomen in de Ridderschap van West-Vlaanderen en in Mei 1819 kreeg hij de titel van burggraaf. In 1818 werd hij ingewijd in de Kortrijkse vrijmetselaarsloge L'Amitié, waar hij een jaar later een fikse rel ontketende toen hij ontslag nam.
In maart 1820 werd du Bus benoemd tot Gouverneur van Antwerpen wat hij bleef tot aan zijn benoeming in februari 1823 tot gouverneur van Zuid-Brabant, functie die op zijn naam bleef tot in 1828.
Op 10 augustus 1825 werd du Bus benoemd tot Commissaris-Generaal in Nederlands-Indië, waarvoor hij een jaarlijks traktement ontving van f 200.000, met de voorwaarde dat hij zijn functie van gouverneur van Zuid-Brabant behield. In september 1825 vertrok hij met zijn gevolg om op 3 februari 1826 in Batavia aan te komen en zijn intrek te nemen op paleis Buitenzorg. Hij bleef zijn koloniale hoge functie uitoefenen tot 16 januari 1830.
Op 9 mei 1828 werd hij benoemd tot Minister van Staat, wat hij als een wegpromoveren beschouwde, want hij kon nu niet meer terug naar de voor hem warm gehouden gouverneurszetel. Einde juni 1830 zette hij weer voet aan wal in Nederland en nam zijn intrek in een statig pand aan de Hertogstraat in Brussel, wachtende op een verhoopte nieuwe hoge functie die de koning hem zou toevertrouwen. De Belgische revolutie verhinderde dit. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden op 18 oktober 1830 werd du Bus uit het ereambt van Minister van Staat ontheven. In 1834 verleende Willem I een baronstitel aan de zonen van du Bus en in 1840 kreeg deze laatste een Nederlands staatspensioen.
Onderscheiden werd hij als Ridder (24 november 1816) en Commandeur (20 juli 1823) in de Orde van de Nederlandse Leeuw en ontving op 6 juli 1830 het Grootkruis in dezelfde Orde.
In oktober 1830 kocht du Bus het vervallen kasteel de Renesse aan in Oostmalle en in 1832 nam hij er zijn intrek. Zijn echtgenote, met wie hij minstens sedert zijn vertrek naar de kolonie niet meer samenwoonde, verliet haar woning in Rijsel om in 1836 op dit kasteel te komen sterven. Du Bus hield zich in het nieuwe koninkrijk afzijdig. Hij werd weldoener van de trappistenabdij van Westmalle en hield zich bezig met het verzamelen van voorwerpen uit de kolonie en met het kweken van exotische planten. Hij werd geholpen door de butler Eemtje (1818-1867), die hij uit Nederlands-Indië had meegebracht. In 1846 aanvaardde hij toch nog de functie van voorzitter van de koninklijke Hoge Landbouwraad. De adellijke titels van zijn zonen werden op zijn verzoek door de Belgische instanties erkend en zelf aanvaardde hij het ereteken van de Leopoldsorde.
Twee van zijn achterkleindochters, laatste naamdragers du Bus de Gisignies, Isabelle (1874-1912) en Godelieve (1882-1976) huwden met graaf Maximilien de Renesse (1867-1951).
[bewerk] Literatuur
L. P. J. du Bus de Gisignies, in: Biographie nationale, deel VI, 213-218.
Bart DE PRINS, Voor Keizer en Koning. Leonard du Bus de Gisignies 1780-1849, commissaris-generaal van Nederlands Indië, Uitgeverij Balans, 2002.
A. VAN DEN ABEELE, De Kortrijkse vrijmetselaarsloge l'Amitié, Kortrijk, 1989.
Voorganger: J.P. van Wickevoort Crommelin |
Voorzitter van de Tweede Kamer 1818-1819 |
Opvolger: A.H. van Markel Bouwer |
Bronnen, noten en/of referenties: |
De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. |