Lebensborn
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Lebensborn Vereniging (Duits: Lebensborn e.V.) was een van staatswege opgerichte vereniging door Duitsland tijdens het Derde Rijk. De vereniging had tot doel het geboortecijfer te verhogen teneinde een zuiver, arisch ras te scheppen in overeenstemming met nationaal-socialistische rassen- en gezondheidsideologie.
Inhoud |
[bewerk] Ideologische grondlagen van Lebensborn
De Lebensborn Vereniging was een troetelproject van Heinrich Himmler, waaraan hij een modelfunctie voor de toekomst van Duitsland toedichtte. De denkbeelden aangaande bevolkingspolitiek van de vereniging werden eigenlijk geheel bepaald door de volgende, ideologische uitgangspunten:
- De redding van de -- zogenaamd als enige voor de heerschappij geschikte -- "noordelijke rassen" van de ondergang die dreigde door negatieve bevolkingsgroei
- De samenvoeging van alle zogeheten Germaanse volkeren in een op te bouwen "rijk", als eerste stap richting de oprichting van een imperium op nationaal-socialistische grondslag
- De waarde van een volk wordt afgemeten aan zijn grootte (aantal mensen) en de zogeheten "raskwaliteit" van zijn soldaten en soldatenmoeders
- Toename van het geboortecijfer met gelijktijdige "rassenveredeling" (verbetering van de "rassenkwaliteit" van het indertijd zogeheten 'Duitse volk')
De Lebensborn Vereniging hing deze ideologische stelregels aan en probeerde ze op het gebied van de verzorging van kinderen door de moeder in de praktijk te brengen. Centraal doel van de vereniging was het voorkomen van abortus en daarmee de verhoging van het geboortecijfer. Echter niet in de zin van de Kerk, maar ten behoeve van de "nieuwe moraal" van de actieve, door ras bepaalde, nationaalsocialistische bevolkingspolitiek. Hieronder vielen ook de sociale maatregelen die door Lebensborn doorgevoerd werden voor ongehuwde moeders "van goeden bloede" (moeders "van anderen bloede" en met name diegene die "erfziekten" hadden konden, als mensonterende keerzijde van de raciale "elite", onder meer gedwongen gesteriliseerd worden). De nationaalsocialisten zetten zo de eugenetica in daden om die in westelijke staten, waaronder de VS en Zweden, soms nog tot in 1974 "wetenschappelijk" besproken werd.
[bewerk] Geschiedenis en organisatie
[bewerk] Geboortecijfer en nationaal-socialistische maatregelen
Na de Eerste Wereldoorlog was het geboortecijfer sterk teruggelopen, van 894.978 levendgeborenen in 1920 tot 516.793 in 1932. Geen ander geïndustrialiseerd land kende een dergelijke trendbreuk in de demografische statistieken. Het overschot aan vrouwen (voornamelijk ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog) bedroeg ongeveer 2 miljoen. In 1937 schatten de Reichsführer van de SS en hoofd van de Duitse politie Heinrich Himmler het aantal abortussen op 600.000 tot 800.000 op jaarbasis en daarmee duidelijk hoger dan het geboortecijfer. Per jaar stierven ook ongeveer 30.000 vrouwen ten gevolge van een abortus en als gevolg van ondeugdelijke ingrepen werden op termijn zo'n 300.000 vrouwen per jaar onvruchtbaar. Om deze ontwikkelingen tegen te gaan, startte de Nationaal-Socialistische Volkswelvaart in maart 1934 het Steunprogramma Moeder en Kind. Dit programma beschikte over enorme, financiële middelen, meer dan de helft van de totale opbrengst van het Wintersteunprogramma. De Vereniging Duits Instituut voor Jeugdzorg bekommerde zich om buitenechtelijke kinderen, van wie de vader alimentatie weigerde te betalen. Huwelijken werden aangemoedigd door middel van subsidies in de vorm van waardebonnen voor meubels en huisraad tot 1000 Reichsmark. Het oprichten van de concurrerende Lebensborn Vereniging door de SS moet ook in deze sociaal-politieke context gezien worden.
[bewerk] Oprichting en statuut van de vereniging
Op initiatief van Himmler werd op 12 december 1935 in Berlijn de Lebensborn Vereniging opgericht met als doel de prioritaire begeleiding van ongehuwde moeders. De vereniging was organisatorisch bij de SS ingedeeld, maar behield de vorm van zelfstandig rechtspersoon om eigenaar te kunnen zijn van tehuizen en ander bezit en ook om het mogelijk te maken voor niet-SS'ers om toe te treden. Bij de oprichting werd ook een passend statuut met de raciale verenigingsdoelen ingediend. Op 15 augustus 1936 opende Lebensborm het eerste tehuis "Hochland", te Steinhöring bij Ebersberg in Opper-Beieren. Het tehuis beschikte in het begin over 30 bedden voor moeders en 55 voor kinderen. Tot 1940 verdubbelde zich echter het aantal bedden. Directeur van de vereniging waren achtereenvolgens SS-kapitein Guntram Pflaum en ingaande 15 mei 1940 tot het einde van de oorlog SS-vlaggendrager Max Sollman. Medisch directeur was vanaf het eerste begin SS-majoor dokter Gregor Ebner.
[bewerk] Voorwaarden voor opname
Vrouwen die om opname in het programma verzochten, moesten volgens de statuten van oorsprong, zoals het heette, "in rassen- en biologisch erfelijk opzicht aan alle verwachtingen voldoen die in de SS over het algemeen gelden". Met name moesten de vrouwen dezelfde vereisten vervullen als ieder ander kandidaat-lid van de SS bij de toetreding en het huwelijk:
- Ze moesten een Groot Certificaat van Afstamming overleggen met documentatie van voorvaderen teruggaand tot 1 januari 1800, zoals ook voor de NSDAP en haar onderafdelingen verplicht was.
- Een vragenlijst aangaande erfelijke gezondheid moest ingevuld worden, waarin alle, mogelijke "erfelijke belastingen" in de familie opgesomd werden.
- Er werd door een arts (eerst een SS-arts, later -- vanwege tekort aan artsen -- ook andere artsen) een vragenlijst van medisch onderzoek opgesteld ter documentatie van de gezondheid en "ter beoordeling van ras".
- De kandidate moest een vragenlijst overhandigen aangaande haar persoon, haar beroep, ziektekostenverzekering, partijlidmaatschap, huwelijksvooruitzichten enzovoorts, alsmede een handgeschreven chronologie van haar leven, toegelicht met foto's, indienen.
- Ongehuwde toekomstige moeders moesten bovendien een verklaring onder ede afleggen, dat de aangegeven man ook echt de vader van het kind was.
Dergelijke documenten moesten ook door de toekomstige vader ingediend worden, die dus ook altijd bekend moest zijn. SS-leden waren alleen dan vrijgesteld van deze verplichting als voor de moeder al een huwelijksvergunning uitgegeven was door het Ministerie van Ras en Volkshuisvesting.
In het begin leidden de selectiecriteria tot een stevige schifting van kandidaten. Deze criteria werden later echter, ten gevolge van het verloop van de oorlog, stevig afgezwakt tot op het punt dat ongeveer 75% van de aanvragen gehonoreerd werden. De enorme verliezen aan mankracht ten gevolge van de oorlog en de immer afnemende bevolkingsgroei onder de Duitsers noopten ertoe de "raciale selectie" niet meer zo op de voorgrond te plaatsen en compromissen te sluiten tussen de "noodzakelijke kwaliteit en de hoogst haalbare rassenkwaliteit".
[bewerk] Begeleiding in de tehuizen
Als onderafdeling van de SS was Lebensborn in staat om absolute geheimhouding aangaande bevallingen te garanderen. De SS-eigen bureaus van de burgerlijke stand en politie in de Lebensbornhuizen zorgden ervoor dat het "thuisfront" van een ongehuwde moeder nooit van de bevalling te horen kreeg - alleenstaande moeders kregen destijds weinig sociaal begrip. Als de opname goedgekeurd was, kon de aanstaande moeder desgewenst haar zwangerschap ook ver verwijderd van haar woonplaats doorbrengen en tot enige weken na de bevalling wonen in een tehuis van de Lebensborn Vereniging. Daarna waren er verschillende mogelijkheden. Aanzienlijke aantallen vrouwen gingen werken in de Lebensborn-tehuizen om in de buurt van hun kinderen te kunnen zijn. Maar er was ook de mogelijkheid om de kinderen overdag te laten verzorgen in het tehuis, waarna de vrouw ging werken. En ten slotte kon de vrouw het kind ook langere tijd laten opnemen in een pleeggezin of afstaan ter adoptie. Voorzover de vrouwen na hun bevalling ongehuwd waren en bleven, nam de Lebensborn Vereniging de voogdij over de kinderen op zich. De kinderen werden gedoopt middels een ritueel dat een combinatie was van germaanse, nationaal-socialistische en pseudochristelijke elementen, middels dolkoplegging onder het hakenkruisbanier. Als doopgeschenk kreeg ieder kind een kandelaar mee, die gemaakt was door een gevangene van concentratiekamp Dachau. Het niveau van zorg in de Lebensborn-tehuizen lag ook tijdens de oorlog boven de levensstandaard van de Duitse bevolking. De medische zorg in de tehuizen was zelfs zo goed dat steeds meer echtgenoten van SS-officieren zich enkel en alleen voor de bevalling aanmeldden. Gedurende de oorlog waren de tehuizen ook zeer geliefd als woon- of verblijfsplaats, omdat ze voornamelijk buiten de gebieden lagen die als doelwit voor bombardementen golden. Tegen het einde van de oorlog werden de huizen ongeveer voor de helft bevolkt door vrouwen van SS-leden en voor de rest door ongehuwde moeders. Tussen de twee groepen kwam het regelmatig tot aanzienlijke spanningen. De kinderen die via Lebensborn ter wereld kwamen, konden in de tehuizen opgevoed worden en wellicht -- als ze aan de "rassenvereisten" voldeden -- geadopteerd worden. Daarbij werden die kandidaat-ouders voorgetrokken die familiebanden met de SS hadden. Na de oorlog (en na het wegvallen van de Lebensborn Vereniging) liep het met een groot aantal van deze kinderen slecht af. Deze kinderen werden gestigmatiseerd, mishandeld, seksueel misbruikt, in gestichten weggestopt en onder dwang geadopteerd. Als gevolg hiervan heeft een aanzienlijk aantal van hen zelfmoord gepleegd. Anni-Frid Lyngstad (Frida), een van de zangeressen van ABBA was een dergelijk kind.
[bewerk] Lebensborn en oorlogsmisdaden
Hoewel Lebensborn gevestigd werd op eugenetische grondslag en met twijfelachtige morele en bevolkingspolitieke idealen, kon van de uitwerking van het Lebensborn-programma in eerste instantie toch nog gezegd worden dat het een sociaal programma van acceptabel allooi was. Ongehuwde moeders werden voorzien van opvang en begeleiding, uitstekende medische zorg en zij konden hun kinderen van een toekomst voorzien zonder voor het leven getekend te zijn in een maatschappij die buitenechtelijke zwangerschappen niet accepteerde. Het enige, serieuze bezwaar tegen deze uitwerking van het programma dat aangevoerd zou kunnen worden, was dat het programma alleen op discriminerende basis toegankelijk was.
Tijdens de oorlog bleek echter dat de inspanning van Lebensborn op zich niet voldoende was. Het geboortecijfer steeg weliswaar, maar niet zoveel als gewenst. En zeker niet genoeg om de verliezen in de oorlog tegen te gaan. Deze ontwikkeling noopte Himmler tot het instellen van het beleid waar Lebensborn berucht om werd:
- Himmler gaf zijn soldaten in bezet gebied opdracht om alle kinderen te ontvoeren die er 'ook maar enigszins arisch uitzagen' en hen over te dragen aan de Lebensborn Vereniging om als Ariërs opgevoed te worden. Kinderen werden ontvoerd uit Polen en Denemarken, maar soms ook uit andere landen. Deze jonge kinderen werden onder valse voorwendselen weggevoerd, kregen een Duitse naam, werden verspreid over Lebensborn-tehuizen en mochten alleen nog maar Duits spreken. Ze werden beoordeeld naar hun arische uiterlijk, voornamelijk de afstand voorhoofd-achterhoofd. De SS beschikte over zogenaamde 'Ariërtabellen' die het lot van deze kinderen besliste. De 'hoogste' categorie Ariër werd geadopteerd door een SS-familie, de 'laagste' ging naar het concentratiekamp.
- SS-troepen kregen bevel om zoveel mogelijk affaires aan te gaan met Noorse meisjes, om zo veel mogelijk kinderen te verwekken. Duitsland zag de Noren als een ras van Vikingen en verwant aan hun eigen ras. De Noorse bevolking mishandelde de betrokken meisjes vaak en bestempelde hen als 'Duitse hoeren'.
Daarnaast moesten SS'ers financieel bijdragen aan de Vereniging, tenzij ze vier of meer kinderen hadden (buitenechtelijk of uit hun huwelijk). Dit was voor SS'ers ook weer een aansporing om nageslacht te verwekken.
[bewerk] De Lebensborn-tehuizen
Veel van de tehuizen van de Lebensborn Vereniging werden ingericht in gebouwen die van Joden onteigend waren. Sommige huizen werden aan de Vereniging geschonken.
[bewerk] Tehuizen in Duitsland, binnen de grenzen van 1937 (het zogeheten Oude Rijk)
- "Hochland" in Steinhöring bij Ebersberg (1936 - april 1945) - bij oprichting: 50 bedden voor moeders (M) en 109 voor kinderen (K)
- "Harz" in Wernigerode (Harz) (1937) - 41 M / 48 K
- "Kurmark" in Klosterheide (Mark) (1937) - 23 M / 86 K
- Pommern* in Bad Polzin (Polen) (1938 - februari 1945) 60 M / 75 K
- "Friesland" Gut Hohehorst in Löhnhorst (tegenwoordig Schwanewede) bij Bremen (1937 - januari 1941) 34 M / 45 K
- Kindertehuis »Taunus« in Wiesbaden (1939 - maart 1945) - 55 K
- Oorlogsmoedertehuis in Stettin (1940)
- Kindertehuis »Sonnenwiese« in Kohren-Sahlis bij Leipzig (1942) - 170 K
- "Schwarzwald" in Nordrach (Baden) (1942)
- Kindertehuis »Franken« I und II in Schalkhausen b. Bocksberg (Kreis Ansbach) (1944)
Het totale aantal in de tehuizen geboren buitenechtelijke kinderen was op 31 december 1939 zo'n 770, waarvan er nog 354 in de tehuizen woonden.
[bewerk] Tehuizen in het huidige Oostenrijk
- "Ostmark", later "Wienerwald" in Pernitz-Muggendorf bij Wenen (1938) - 49 M / 83 K
- "Alpenland" in Oberweis bij Gmunden (Traunsee) (1943)
[bewerk] Tehuizen in het huidige Polen
- "Heimstätt" in Smoscewo/Regierungsbezirk Zichenau (april - juli 1944) - 22 houten huisjes voor ongehuwde moeders
[bewerk] Tehuizen in andere, bezette gebieden
[bewerk] Luxemburg
[bewerk] België
Hier werden, op bevel van de militaire chefstaf België/Noord-Frankrijk,
- Aanstaande moeders van germaanse bloeden, ..., die van bloeden zijn van leden van de Wehrmacht van het Duitse rijk of buitenlandse leden van Duitse steunorganisaties (de Waffen-SS, het Waalse (SS-)Legioen, Vlaamse SS, NSKK e.d.) of anderszins Duitsen bloeden
opgenomen. De Belgische Lebensborn was er kennelijk stilletjes toe overgegaan ook puur buitenlandse kinderen op te nemen wier ouders beiden geen Duits staatsburger waren.
[bewerk] Frankrijk
[bewerk] Nederland
- "Gelderland" in Nijmegen - 60 M / 100 K (nooit in bedrijf genomen)
[bewerk] Noorwegen
- "Heim Geilo" (1942) - 60 M / 20 K
- "Kinderheim Godthaab" bij Oslo (1942) - 165 K (in oktober 1943 met 250 kinderen tussen 3 maanden en 4 jaar opgezadeld)
- "Heim Hurdalsverk" (1942) - 40 M / 80 K
- "Heim Klekken" (1942)
- "Heim Bergen" in Hop bij Bergen (1943) - 20 M / 6 K
- "Kinderheim Stalheim" (1943) - 100 K
- "Stadtheim Oslo" (1943) - 20 M / 6 K
- "Stadtheim Trondheim" (1943) - 30 M / 10 K
- "Heim Os" bij Bergen - 80 K (nooit in bedrijf genomen)
Tot 30 september 1944 werden 6584 Noorsen in de compleet overbevolkte Lebensborn-bevallingshuizen opgenomen.
In de loop van de oorlog werden in totaal 200 tot 250 Noorse kinderen met vijf luchttransporten naar de tehuizen Kohren-Sahlis, Hohehorst en Bad Polzin overgebracht. Ze werden of door hun vaders opgevangen of kwamen in de pleegzorg met als doel later geadopteerd te worden.
[bewerk] Geboortestatistieken (zonder Noorwegen)
-
- Per 31 december 1939: 1371 (totaal levend geboren) - daarvan ongeveer 770 buitenechtelijk geboren
- Per 31 december 1940: 2408
- Per 1 april 1942: 3477
- Per 30 september 1943: 5047
- Per 11 mei 1945: 7000 - 8000 totaal (geschat) - waarvan net 5000 buitenechtelijk geboren
In de Duitse Lebensborntehuizen werden tot het einde van de oorlog ongeveer 8000 kinderen geboren. In Noorwegen, afhankelijk van de bron, tussen de 9000 en 12.000. Veel kinderen hebben hun ouders nooit teruggevonden.
In Noorwegen vond een speciale discriminatie plaats tegen deze kinderen (tyskerbarn genoemd) en hun moeders. In 1998 heeft minister-president Kjell Magne Bondevik hiervoor excuses aangeboden.
Een groep Noorse Lebensbornkinderen is begin maart 2007 naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gestapt om genoegdoening te vinden voor de jaren van mishandelingen en discriminatie. De groep verwacht dat het Hof de Noorse Staat zal opdragen smartegeld te betalen. De aanklagers stellen dat de Noorse overheid nagelaten heeft deze groep kinderen te beschermen. Men spreekt van schuldig verzuim. Het lot van deze kinderen in de naoorlogse tijd was allerminst aantrekkelijk: opsluiting in psychiatrische instellingen, wegzending naar een school voor verstandelijk gehandicapten.
In juli 2007 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de zaak afgewezen. Het hof stelde de Noorse rechtbanken die de klacht wegens verjaring hebben afgewezen, in het gelijk en weigerde de zaak in behandeling te nemen.
Anni-Frid Lyngstad, de zangeres van Abba is waarschijnlijk het bekendste Lebensbornkind.
[bewerk] Processen tegen het Ministerie van Ras en Volkshuisvesting
Als onderdeel van de Neurenberg-processen vonden in het gerechtsgebouw van Neurenberg onder Amerikaanse leiding processen plaats tegen het Ministerie van Ras en Volkshuisvesting, tussen 1 juli 1947 en 10 maart 1948. Tijdens deze processen stonden ook vier kopstukken van de Lebensborn Vereniging terecht. Het oordeel van de rechtbank was als volgt:
- SS-majoor Dr. Gregor Ebner (leidinggevend arts) - 2 jaar, 8 maanden (uitgezeten)
- SS-majoor Max Sollmann (directeur) - 2 jaar, 8 maanden (uitgezeten)
- SS-kapitein mr.dr. Günther Tesch (leidinggevende hoofdafdeling rechtwezen)- 2 jaar, 10 maanden (uitgezeten)
- Inge Viermetz (plaatsvervangend chef van de hoofdafdeling arbeid) - vrijspraak
Bronnen, noten en/of referenties: |
|
[bewerk] Externe link
Lebensborn. Bizar programma voor het kweken van een Arisch superras - op verzet.org