Karl Eduard Nobiling
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Karl Eduard Nobiling (1848-1878) pleegde op 2 juni 1878 in Berlijn een moordaanslag op de Duitse keizer Wilhelm I. Nobiling schoot met een schrootflint vanuit Unter den Linden op de in de Tiergarten wandelende keizer. Deze werd daarop zwaar gewond. Aansluitend poogde Nobiling zelfmoord te plegen, en verwondde zich daarbij levensgevaarlijk. Hij overleed korte tijd later aan zijn verwondingen.
Karl Eduard Nobiling was een jonge landbouwkundige die waarschijnlijk uit vertwijfeling over zijn persoonlijke situatie tot zijn daad besloot. Een politieke achtergrond geldt als uitgesloten.
De aanslag was reeds de tweede in een maand. Op 2 mei voerde Max Hödel al een aanslag uit op vrijwel dezelfde plek. Direct gevolg van Nobilings aanslag was, dat de keizer de kroonprins tot zijn plaatsvervanger benoemde. Wilhelm I was door zijn verwondingen niet in staat te regeren. Hij zou zich pas in december 1878 weer met regeringszaken gaan bemoeien. Een ander gevolg was het politieke gewin voor Otto von Bismarck. Deze presenteerde Nobiling volstrekt onterecht als een socialist om duidelijk te maken hoe gevaarlijk de socialisten voor de bestaande orde waren. De aanslagen van Hödel en Nobiling hebben daarom een niet onbelangrijke rol gespeeld in de totstandkoming en besluiten tot de socialistenwet. Deze wet moest socialistische organisaties wettelijke mogelijkheden ontnemen om publiek werkzaam te zijn.