Josef Krips
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Josef Alois Krips (Wenen, 8 april 1902 - Genève, 13 oktober 1974) was een Oostenrijks dirigent en violist.
Krips was een leerling van Eusebius Mandyzcewski en Felix Weingartner. In 1921 werd hij Weingartners assistent bij de Weense Volksopera. Daarna was hij dirigent bij verschillende orkesten (van 1926 tot 1933 muzikaal directeur in Karlsruhe); in 1933 keerde hij terug in Wenen als vaste dirigent. Ook werd hij professor aan de Weense Academie.
Na de Duitse annexatie van Oostenrijk in 1938 werd hij gedwongen het land te verlaten. Josef Krips verhuisde naar Belgrado waar hij een tijd werkte bij het plaatstelijke symponieorkest en de opera, tot ook Joegoslavië bij de oorlog betrokken raakte. Daarna moest hij tot het eind van de oorlog werken in een levensmiddelenfabriek.
Na de bevrijding in 1945 was Krips de enige Oostenrijkse dirigent die onmiddellijk mocht werken; zijn tijdgenoten hadden zich allen gecompromitteerd door hun werk voor het Nazi-regime. Zo werd Krips één van de meestgevraagde dirigenten: hij was de eerste die de Wiener Philharmoniker leidde na de oorlog en gaf leiding aan de eerste naoorlogse Salzburger Festspiele.
Van 1950 tot 1954 was Josef Krips dirigent van het London Symphony Orchestra. Daarna leidde hij het symfonieorkest van Buffalo (New York) en het San Francisco Symphony Orchestra (1963-1970). Zijn laatste aanstelling was in 1970, toen hij dirigent van de Deutsche Oper Berlin werd.
Een aantal van Krips' vele opnamen is nog altijd zeer populair, zoals zijn opnames van de complete symfonieën van Beethoven met het London Symphony Orchestra, die in de jaren '90 op cd werden uitgebracht, en zijn vertolkingen van opera's van Mozart als "Don Giovanni" en "Die Entführung aus dem Serail" met de Wiener Philharmoniker. Met het Koninklijk Concertgebouworkest voerde hij Mozarts late symfonieën uit.