James Black
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sir James Whyte Black (*14 juli 1924) is een Schotse farmacoloog, die propranolol en cimetidine voor het eerst heeft gesynthetiseerd. Hij kreeg voor deze uitvindingen in 1988 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde.[1]
Blacks academische carrière begon aan de universiteit van St. Andrews, waar hij geneeskunde studeerde. Hij maakte deel uit van de vakgroep fysiologie, voordat hij een positie als docent aan de universiteit van Malaya aannam. In 1950 richtte hij de vakgroep fysiologie aan de universiteit van Glasgow (dierenartsenschool) op. Tijdens zijn loopbaan werkte hij zowel in de wetenschap als in het bedrijfsleven.
Hij werkte bij ICI Pharmaceuticals (1958-1964), Smith, Kline and French (1964-1973) en de Wellcome Foundation (1978-1984) en werd in 1973 aangesteld als hoogleraar in de farmacologie aan het University College London (tot 1978). Van 1984 tot 1992 was hij professor aan het King's College London.
In 1976 werd hij lid van de Royal Society en in het zelfde jaar kreeg hij de Albert Lasker Award for Clinical Medical Research. [2] In 1979 werd hem de Artois-Baillet Latour Health Prize toegekend. 2000 werd hij door Elisabeth II tot lid van de Order of Merit benoemd.
Black droeg bij aan de basis-wetenschappelijke en klinische kennis op het gebied van de cardiologie. De ontdekking van propranolol revolutioneerde de behandeling van angina pectoris en andere hartziekten. Het wordt als een van de belangrijkste ontdekkingen van de 20e eeuw op medisch gebied beschouwd.[3] [4] [5]
Referenties: |
|