Geactiveerde partiële tromboplastinetijd
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De geactiveerde partiële tromboplastinetijd, ook wel APTT genoemd, is een van de maten om weer te geven hoe de bloedstolling verloopt. De APTT zegt iets over de intrinsieke stollingscascade. Een verlengde APTT wijst op een defect bij stollingsfactor VIII, IX, XI en/of XII. De APTT kan ook kunstmatig verlengd worden, door bijvoorbeeld de toediening van heparine.
Naast de APTT worden protrombinetijd, alanineaminotransferase, het aantal trombocyten en de hoeveelheid fibrinogeen gebruikt om de oorzaak van een bloedstollingsprobleem te verklaren.
[bewerk] Interpretatie
Waarden beneden 25 en boven 39 seconden worden over het algemeen als abnormaal beschouwd. Een verhoogde APTT kan een aanwijzing zijn voor:
- het gebruik van heparine
- antifosfolipide antilichaam
- coagulatiefactordeficiëntie (b.v. hemofilie)
Om een onderscheid te maken tussen bovenstaande oorzaken wordt het plasma van de patiënt vermengd (initieel met een ratio van 50:50) met normaal plasma. Als de abnormaliteit niet verdwijnt dan bevat de sample een "inhibitor" (ofwel heparine, antifosfolipide antilichaam of coagulatiefactorspecifieke inhibitoren). Wanneer de abnormaliteit na vermenging met normaal plasma verdwijnt dan is een factordeficiëntie meer waarschijnlijk (dit is immers wel aanwezig in het normale plasma). Deficiënties van factoren VIII, IX, XI en XII (en zelden de von Willebrandfactor) kunnen leiden tot een verlengde APTT die verdwijnt na vermenging met normaal plasma.