Maratharijk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het Maratharijk, later bekend als de Marathaconfederatie, was een staat die in de 17e en 18e eeuw een groot deel van het huidige India en Pakistan omvatte. Het rijk werd geregeerd door de Maratha's, een hindoeïstische krijgerskaste.
De naam Maratha is bewaard gebleven in de naam Maharashtra, een Indiase deelstaat met als hoofdstad Bombay. Marathi, de officiële taal van het Maratharijk, is nu nog de belangrijkste taal van Maharashtra.
[bewerk] Opkomst en expansie
De grondlegger van het rijk was Shivaji (1630-1680) die in 1674 een onafhankelijke staat rond de zuid-Indiase stad Poona stichtte en zichzelf tot keizer (Chhatrapati ) uitriep. Shivaji en zijn opvolgers verzetten zich tegen het destijds dominante Mogoelrijk en wisten in een dertig jaar durende oorlog de islamitische Mogoels te verslaan en steeds meer gebied te veroveren. In 1705 wisten de Maratha's onder leiding van Tarabai (1675-1761), weduwe van Shijavis zoon Rajaram (1670-1700), het Mogoelrijk zo'n grote nederlaag toe te brengen dat de Mogoels hun dominantie in India voorgoed verloren.
Shijavis kleinzoon Shahoeji (ca. 1707-1749) was de eerste heerser die een peshwa (een soort minister-president), benoemde. De peshwas werden de eigenlijke heersers van het rijk, terwijl de Maratha-keizers aanbleven als symbolisch staatshoofd.
Baji Rao I (1720-1740), de peshwa van Shahoeji, veroverde grote delen van India, waaronder Rajasthan in 1735, Delhi in 1737 en Orissa en de Bengalen in 1740. In 1760 bereikte het Maratharijk haar grootste omvang. Het omvatte een derde van het hele Indische subcontinent - heel noord- en centraal-India en een groot deel van het huidige Pakistan.
De expansie van het rijk werd in 1761 een halt toegeroepen door een enorme nederlaag tegen de Afghanen bij Panipat. Een hele generatie krijgers stierf in de veldslag. Om het Maratharijk bij elkaar te houden gaf Madhavrao Peshwa (1745-1772) een aantal districten semi-onafhankelijkheid. Het rijk veranderde hierbij in een losse confederatie van Maratha-staten.
[bewerk] Oorlogen met de Britten
In 1775 mengde de Britse Oost-Indische Compagnie zich in een opvolgingsstrijd die na de dood van Madhavrao Peshwa ontstond tussen Madhavraos broer Narayanrao Peshwa (1749-1773) en oom Raghunathrao, die de Britten om militaire steun vroeg in ruil voor het afstaan van enkele gebieden. De situatie escaleerde al snel tot een oorlog tussen de Britten en het Maratharijk waarbij de Britten werden verslagen en een vredesverdrag tekenden waarbij ze een aantal gebieden aan de Maratha's afstonden. De Britse gouverneur Warren Hastings (1732-1818) weigerde het vredesverdrag echter te accepteren en zond een nieuw leger, dat de Maratha's versloeg. Bij de uiteindelijke vrede in 1782 werd de oude situatie hersteld.
In 1802 tekende de zwakke peshwa Baji Rao II een verdrag met de Britten waarbij de Marathaconfederatie tot een virtueel Brits protectoraat gereduceerd werd. De Maratha-koningen weigerden echter dit verdrag te aanvaarden, waarbij in 1803 een nieuwe oorlog met de Britten uitbrak. De Maratha's werden verslagen, onder meer door Arthur Wellesley, de latere hertog van Wellington. Bij de vrede in 1805 kregen de Britten een flink deel van het Marathaconferatie in handen, waaronder Orissa.
Het derde en laatste conflict tussen de Britten en de Maratha's brak uit na een Britse invasie van Marathagebied in 1817. Na een korte oorlog werden de Maratha's in 1818 compleet verslagen. Dit betekende het einde van het ooit zo machtige Maratharijk. Het grootste deel van de confederatie werd geannexeerd door de Britten, hoewel sommige koninkrijken binnen de confederatie bleven bestaan als semi-onafhankelijke prinsdommen. De Britten hadden nu bijna heel India in handen.
Nana Sahib (1793-?), een geadopteerde zoon van peshwa Baji Rao II, was de leider van de Indiase opstand van 1857 tegen de Britten. Hij werd berucht nadat hij het bevel gaf om honderden Britse vrouwen en kinderen te vermoorden. Nadat de opstand werd neergeslagen vluchtte hij in 1859 naar Nepal.