Kazuifel
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een kazuifel is een mouwloos opperkleed dat gedragen wordt door de priester als hij de mis opdraagt.
Het woord "kazuifel" komt van het Latijnse woord "casula," dat "huisje" betekent.
De kazuifel draagt de priester over de andere liturgische kleding (albe, stola en cingel) heen. Het phelonion is het equivalente gewaad in het Oosters christendom.
[bewerk] Liturgische kleuren
Er zijn verschillende kleuren kazuifels. De kleur van de kazuifel en de stola wordt bepaald aan de hand van de kalender van het kerkelijk jaar.
- Groen wordt gedragen in de tijd door het jaar. Het is de kleur van de hoop.
- Rood wordt gedragen op feestdagen van de Heilige Geest, bijvoorbeeld Pinksteren, en op feestdagen van martelaren (bloed), bijvoorbeeld op tweede kerstdag (26 december): St.-Stefanus.
- Paars wordt gedragen in tijden van boete: de vastentijd en de advent. Ook wordt paars tijdens uitvaarten gedragen.
- Wit is van alle andere (hoog)feesten. Bij Mariafeesten worden witte kazuifels met blauwe accenten gedragen, daar blauw geen liturgische kleur is.
- Goud kan vooral met pasen worden gedragen als vervanging van wit, om een extra feestelijk tintje te geven.
- Roze kan daar waar dit gebruikelijk is worden gedragen op de derde zondag van de advent, Laetare en de vierde zondag van de veertigdagentijd, Gaudete. Roze is een mengsel van wit en paars en de priester kan deze kleur kazuifel dragen om (in het midden van een een boetetijd) te kunnen laten zien dat het paars binnenkort wit zal worden. Omdat een kazuifel voor maar twee dagen per jaar voor veel parochies te kostbaar is, wordt roze niet overal gedragen.
- Zwart is enigszins in onbruik geraakt maar wordt (door jongere priesters) steeds vaker gedragen tijdens uitvaarten en op Allerzielen. Het is de kleur van rouw.
[bewerk] Modellen
De kazuifel heeft in de loop van de jaren sinds de twaalfde eeuw een zekere ontwikkeling ondergaan (zie afbeelding hiernaast). In het begin bestond hij uit een volmaakte cirkel van stof met een halsopening in het midden, later werd hij steeds kleiner en stijver, maar met meer borduurwerk. Deze ontwikkeling begint met het "klokmodel" en eindigt met het "Romeinse model" (in het klerikaal dialect ook wel "vioolkist" of "plank" genoemd). Tegenwoordig worden er in Nederland weer vooral gotische modellen gedragen en soms zelfs klokmodellen. De versiering en het materiaal van de moderne modellen kazuifels zijn echter modern en leunen niet aan bij de Middeleeuwse kazuifels. Onder jonge priesters kent de "vioolkist" echter een bescheiden revival, in het bijzonder in de bisdommen beneden de grote rivieren.