Józef Piłsudski
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Józef Klemens Piłsudski (Nederlands, verouderd: Jozef Pilsoedski) (Zulow nabij Vilnius, 5 december 1867 - Warschau, 12 mei 1935) was de bevrijder van Polen in 1918 en stichter van de moderne staat Polen, in Polen zelf aangeduid als de Tweede Republiek.
Sinds de Poolse delingen van de achttiende eeuw had Polen opgehouden te bestaan en was het hopeloos verdeeld tussen Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en Rusland. Al op jonge leeftijd raakte Piłsudski betrokken bij de Poolse onafhankelijkheidsbeweging. In 1888 werd hij verbannen naar Siberië. Na zijn terugkeer trad hij in 1890 toe tot de Poolse Socialistische Partij. Vanaf 1892 was hij betrokken bij verschillende illegale acties, en in 1900 werd hij daarvoor opnieuw gearresteerd. Een jaar later ontsnapte hij uit een krankzinnigengesticht in Sint-Petersburg, waarin hij vanuit de gevangenis overgebracht was, zonder dat men bemerkt had, dat hij simuleerde. Hij vestigde zich te Krakau, en had een aandeel in de revolutie van 1905. In 1908 vormde hij in Galicië semilegale militaire organisaties.
Piłsudski streed in de eerste jaren van de Eerste Wereldoorlog aan het hoofd van Poolse eenheden binnen het Habsburgse leger tegen Russische troepen aan het Oostfront - het tsaristische Rusland werd gezien als de grootste vijand van een vrij Polen. Hij liet echter al in 1914 duidelijk doorschemeren met zijn manschappen nooit tegen Frankrijk of Groot-Brittannië te zullen vechten omdat deze staten volgens hem de grootste bijdrage zouden kunnen leveren aan de vorming van een nieuwe Poolse staat. In 1916 trad hij af als commandant, en omdat het de Duitsers duidelijk werd dat ze hem nooit voor hun eigen zaak zouden kunnen gebruiken zolang zijn prioriteit uitging naar het bewerkstelligen van een onafhankelijk Polen, werd Piłsudski in 1917 geïnterneerd in Maagdenburg. Toen Oostenrijk-Hongarije in elkaar stortte, Duitsland zware verliezen leed en Rusland in een burgeroorlog lag tussen tsaar-getrouwen en communisten, greep Piłsudski zijn kans en verklaarde Polen onafhankelijk. Piłsudski werd staatshoofd en legerleider van de nieuwe staat. In 1919 werd hij voorlopig president.
In het oosten werd de grens gelijkgesteld met de Curzon-linie, maar er rezen geschillen tussen Polen en de Sovjet-Unie over de wederzijdse invloed in Wit-Rusland en Oekraïne. Piłsudsdki was in zijn strijd tegen de bolsjewieken aanvankelijk zeer succesvol, en bezette in mei 1920 Kiev, maar een maand later moest hij de stad weer prijsgeven en werd tot de terugtocht gedwongen. Het Rode Leger ondernam zelfs een aanval op Polen zelf, die slechts vlak voor Warschau werd afgeslagen (het Wonder van de Weichsel), waarna de Polen weer in het offensief gingen. Uiteindelijk veroverde Piłsudski zo een gebied dat Polen zou behouden tot 1939 en formeel tot 1945, toen de Sovjet-Unie het weer annexeerde.
Piłsudski weigerde het hem aangeboden presidentschap, en trok zich in 1923 terug, maar daarna werd Polen overgeleverd aan onmachtige regeringen, die er niet in slaagden het land te stabiliseren, mede door de slechte economische situatie en door constante strubbelingen met m.n. Oekraïense opstandelingen in het zuidoosten. Piłsudski pleegde daarop in 1926 een staatsgreep, en daarmee werd Polen een dictatuur, het Sanacja regime, zogeheten omdat Piłsudski Polen wilde saneren. Piłsudski was van 1926 tot 1927 en in het najaar van 1930 premier, en daarna nog enkele maanden minister van Oorlog. Vanaf 1931 had hij geen officiële politieke functie meer, maar bleef hij als adviseur tot aan zijn dood een belangrijke invloed uitoefenen.
De Joodse en overige minderheden werden onder Piłsudski met rust gelaten. In tegenstelling tot zijn nationalistische opponent Roman Dmowski wilde hij minderheden niet 'poloniseren' en vond hij dat etnische minderheden zichzelf konden blijven, weliswaar wel binnen de Poolse staat. Hij maakte zodoende een onderscheid tussen de etniciteit en de nationaliteit van personen. Na Piłsudski's dood in 1935 verslechterde de situatie dientengevolge voor de Joden aanzienlijk. Het land werd bestuurd door een kolonelsregime dat meer onder invloed stond van Dmowski's nationalisten (Endecja genaamd) tot de Duitse inval. Overeenkomstig zijn wens werd het hart van Piłsudski in zijn moeder's graf in Vilnius begraven, zijn lichaam werd in de koningscrypte van de Wawel bijgezet.
Voorganger: - |
Staatshoofd van Polen 1918–1922 |
Opvolger: Gabriel Narutowicz |