Hertogdom Sleeswijk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
|
|||||
|
|||||
Kaart | |||||
Algemene gegevens | |||||
Hoofdstad | Sleeswijk | ||||
Talen | Deens, Duits, Nedersaksisch, Noord-Fries | ||||
Religie(s) | Protestants | ||||
Regering | |||||
Regeringsvorm | Monarchie | ||||
Dynastie | Oldenburg | ||||
Staatshoofd | Hertog |
Sleeswijk of Zuid-Jutland (Duits: Schleswig; Deens: Slesvig en Sønderjylland) was tot 1864 een hertogdom in het noorden van de huidige Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein en het zuiden van het huidige Denemarken.
[bewerk] Geschiedenis
Het gebied van Zuid-Jutland was rond 800 nagenoeg uitsluitend bewoond door Denen, maar tegen die tijd vestigden Friese kolonisten zich op de nagenoeg onbewoonde westkust. Het westen van Holstein was in die tijd bevolkt met Saksen, terwijl in het oosten de Slavische Obotriten woonden. Zuid-Jutland was nog in de vroege Middeleeuwen een geïntegreerd deel van Denemarken. Om de zuidgrens en de belangrijke handelsstad Hedeby tegen Slaven en Saksen te verdedigen werd de vesting Dannevirke gebouwd. Een jarl met grensverdediging als taak en uitgebreide macht over het grensgebied (jarldom Zuid-Jutland) werd door de koning benoemd, meestal en nauwe verwante van de koning.
In de 12e eeuw werd de laatste jarl van Zuid-Jutland, Knoet Lavard, ook hertog van Holstein. Hij was dus tegelijkertijd onder de leenshoogheid van de Deense koning en de Duitse keizer. Knoet Lavard veranderde zijn Deens jarltitel tot hertog, waardoor uit het Jarldom Zuid-Jutland het Hertogdom Sleeswijk ontstond (naar feodaal-Zuid-Europese traditië naar de naam van de residentiestad Sleeswijk genoemd).
Waldemar V werd in 1326 als Waldemar III koning van Denemarken en stond Sleeswijk als Deens leen af aan Gerard III van Holstein ("de groote Gert"). Onder hertog Gerard VI werden Sleeswijk en Holstein verenigd.
Na de dood van Adolf I kwamen beide gebieden in 1460 aan Christiaan I van Denemarken. In het Verdrag van Ribe van dat jaar werd vastgelegd dat de twee hertogdommen "op ewig ungedeelt" zouden blijven. Dat wil zeggen: niet verdeeld onder 's konings erfgenamen, maar vele eeuwen later zou de strijd tussen Duits en Deens deze woorden weer doen herleven.
Ondanks dit verdrag vond in 1544 een deling plaats onder de zoons van Frederik I: Christiaan III stichtte de koninklijke linie die tot 1863 in Denemarken zou regeren, Johan II ontving Sleeswijk-Holstein-Hadersleben en Adolf I Sleeswijk-Holstein-Gottorf. Later vonden nog talrijke delingen plaats, waarvan de linies Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Augustenburg en Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg het bekendste resultaat zijn. Sleeswijk en Holstein kwamen weer geheel onder de Deense kroon toen hertog Paul (de latere tsaar van Rusland) Sleeswijk-Holstein-Gottorf in 1773 aan Denemarken afstond.
Na de ontbinding van het Heilige Roomse Rijk (1806) trad Holstein, maar niet Sleeswijk, in 1815 toe tot de nieuwe Duitse Bond. De Deense koning was tegelijkertijd hertog van het Deense leen Sleeswijk en het Duitse leen Holstein. In het praktijk werden beiden hertogdommen samen door een duitstalig administratiekantoor in Kopenhagen bestuurd. De betekenis van de historische zuidgrens van Sleeswijk en Denemarken aan de rivier Eider was onduidelijk geworden.
Beide hertogdommen waren in de 19e eeuw een onderwerp van een langdurig conflict tussen de Duitse Bond en Denemarken. Dit conflict werd gecompliceerd door het feit dat het Deense koningshuis met de kinderloze Frederik VII (1808-1863) zou uitsterven en de successieregels in de verschillende staten niet identiek waren. Dit zou eventueel een afscheiding van Denemarken tot gevolg kunnen hebben, maar er was onenigheid over het vraagstuk of de Duitse (Salische) successieregels alleen voor Holstein of ook voor Sleeswijk zouden gelden.
Tegelijkertijd was er in Sleeswijk een heftige strijd over taal en etnisch toebehoren. De Duitse beweging noemden zich Sleeswijk-Holsteiners en wilden een verenigde Sleeswijk-Holsteins staat oprichten die lid van de Duitse Bond zou worden, alhoewel met behoud van de Deense koning als hertog. Als tegenstap wilden veel Denen dat Sleeswijk nauwer aan Denemarken werd gebonden, maar Holstein afgescheiden ("Eider-Denen"). De officiële politiek was de status quo, de Deense heelstaat zo ver mogelijk te behouden.
Deze Sleeswijk-Holsteinse kwestie, die leidde tot de Eerste- (1848-1851) en Tweede Duits-Deense Oorlog (1864) en tot de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866), kwam in het laatstgenoemde jaar tot een oplossing ten voordele van Pruisen. Conform de Vrede van Praag kwamen beide staten aan Pruisen. Binnen deze staat werden de hertogdommen verenigd tot de provincie Sleeswijk-Holstein. Voor het Deense bevolkingsdeel, dat in Noord-Sleeswijk de meerderheid vormde, kwam een moeilijke tijd.
Noord-Sleeswijk sloot zich in 1920 na een referendum weer aan bij Denemarken. Zuid-Sleeswijk en Holstein vormen sinds 1949 de deelstaat Sleeswijk-Holstein van de Bondsrepubliek Duitsland. In de jaren na 1945 beleefde de Deense minderheid een grote toeloop, maar eisen over een grenswijziging werden door de Deense regering en de Britse bezettingsadministratie afgewezen.
[bewerk] Hertogen
Sleeswijk-Holsteinse kwestie | |
Betwiste gebieden | |
---|---|
Sleeswijk | Holstein | Lauenburg | |
Oorlogen | |
1e Duits-Deense Oorlog (1848-1851) | 2e Duits-Deense Oorlog (1864) | Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) | |
Vredes en verdragen | |
Conventie van Londen (1852) | Vrede van Wenen (1864) | Verdrag van Gastein (1865) | Verdrag van Praag (1866) |