ENIAC
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De ENIAC was een computer gebouwd voor het Amerikaanse leger en voltooid in 1946. Daarmee was de ENIAC de tweede elektronische computer die gebouwd werd, na de Britse Colossus. De naam is een afkorting en staat voor Electronic Numerical Integrator And Computer.
De ENIAC kostte bijna 500.000 dollar, bestond uit 19.000 radiobuizen, was mede daardoor gigantisch groot, en woog 30 ton. Pas veel later werden computers kleiner en lichter toen de radiobuizen werden vervangen door transistors en nog weer later door microchips.
Het programmeren van de ENIAC was een lastige klus omdat dit inhield dat de radiobuizen op een andere manier met elkaar moesten worden verbonden. Pas bij latere computers werd het softwarematig programmeren ingevoerd.
De ENIAC was bedoeld voor het snel kunnen berekenen van trajecten van granaten en raketten. Voor de bouwers was de machine te laat klaar om nog een rol te kunnen spelen in de oorlog .
De ENIAC was de supercomputer van zijn tijd. Een kundig persoon kon in twintig uur een zestig seconden durend traject berekenen, een "analoog differentiaal analyser" deed er vijftien minuten over, terwijl ENIAC in dertig seconden klaar was.
In 1955 werd ENIAC onherstelbaar beschadigd door een blikseminslag.
Vergeleken met hedendaagse apparatuur kon het apparaat niet veel maar voor die tijd was het een revolutionaire ontwikkeling. De ENIAC vulde een grote kamer terwijl hetzelfde werk tegenwoordig kan worden gedaan door een chip ter grootte van enkele vierkante millimeters.
Vele jaren werd de ENIAC onterecht aangezien als de eerste programmeerbare elektronische computer. Twee jaar vóór ENIAC was in Bletchley Park (Engeland) de Colossus reeds operationeel. Deze computer werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt om de Duitse geheime telexberichten, gecodeerd met de Lorenz-machine, te kraken. Colossus begon zijn werk vanaf december 1943. De bouw hiervan werd echter topgeheim gehouden door de Britse inlichtingendienst waardoor alle eer naar de ENIAC ging. Verrassend genoeg was het het Amerikaanse National Security Agency dat bij het vrijgeven van 50 jaar oude archieven zelf het bewijs leverde dat de Britten hen voor waren geweest.