Koelie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koelie is het Maleise woord voor een Chinese of Indonesische landarbeider. In 1727 beschreef dr. Engelbert Kämpfer "koelies" als havenwerkers die Nederlandse koopvaardijschepen uitlaadden in Nagasaki.[1] [2] Het woord koelie kan worden herleid tot het Hindi woord qūlī (क़ूली), wat "(dag-)werker" betekent, en misschien zelfs tot Kulī, een aboriginal stam in Gujarat[3][4] of tot het Tamil woord kuli கூலி ("loon") (Encyclopædia Britannica). Een andere vorm nauw verband aan het Hindi qūlī is het Bengali kuli.
Het Chinese woord 苦力 (Pinyin: kǔlì) betekent letterlijk "bitter hard (gebruik van) kracht". De meest gebruikelijke Chinese term is 咕喱 (Pinyin: gu1 li2).
Inhoud |
[bewerk] Begripsomschrijving
De term wordt in onze taal specifiek gebruikt voor koloniale contractarbeiders (loonslaven) uit de negentiende, twintigste en een en twintigste eeuw. Denigrerend: moeten werken als een koelie (mensonwaardig); koeliewerk (zwaar, vernederend en eentonig).
[bewerk] Ontstaan van behoefte aan koelies
De vraag naar koelies kwam in Nederlands-Indië en suriname op na de afschaffing van het cultuurstelsel eind jaren 1860. Tijdens het cultuurstelsel was de bevolking via de inheemse hoofden verplicht om 1/5 deel van de opbrengst van hun land te leveren aan de Nederlanders. Na de afschaffing van het cultuurstelsel door de agrarische wetten van eind jaren 1860 werd de landbouw vrijgegeven aan private ondernemers.
De ondernemers kregen stukken grond in gebruik van de Nederlandse overheid en begonnen hierop plantages voor thee, koffie, suiker en tabak. Zij werkten met arbeidscontracten, loonarbeid en werknemers. Vooral op Sumatra waren de arbeidskrachten schaars. Hier haalden de ondernemers dus grote hoeveelheiden koelies uit het overbevolkte Java en China naar toe.
[bewerk] Koeliecontract
Die werknemers waren koelies, die deze vorm van werk als enige mogelijkheid zagen om inkomsten te verwerven. In sommige bronnen wordt vermeld dat de koelies op basis van vrijwilligheid werden geworven, maar daar past wel wat reserve bij. Ze werden veelal in de val gelokt door ronselaars en die val klapte dicht met vooruitbetaling van een deel van het loon, zodra het driejarige contract werd getekend. Vervolgens werden zij ondervoed en uitgebuit, zodanig dat ze aan het eind van de contractsperiode op sterven na dood waren.
[bewerk] Arbeidsomstandigheden
Het draaiend houden van een plantage in een oerwoud bracht heel zwaar werk met zich mee. De koelies waren gebonden aan hun plantages en de huisvesting en hygiënische voorzieningen waren barbaars. Naast hun dagtaak van minimaal 12 uren moesten ze ook voor hun eigen maaltijden zorgen en het loon was onvoldoende om het nodige te kopen.
[bewerk] Koelieordonnantie
De ondernemers hadden heel veel macht over de koelies. Die werd in 1880 nog eens versterkt door de koelieordonnantie van het gouvernement van Nederlands-Indië. De ondernemer mocht nu optreden als politie en rechter voor de koelies. In de ordonnantie was namelijk opgenomen de zogenaamde poenale sanctie. Die hield in dat een ondernemer zijn koelies voor uiteenlopende zaken mocht straffen, zoals luiheid, belediging of het weglopen van de plantage.
Dit alles leverde wantoestanden op, die aan de kaak werden gesteld in een vlammend pamflet, geschreven door mr J. van den Brand, een Nederlandse advocaat in Medan: "De miljoenen van Deli". Daarin werd uitgelegd dat de torenhoge dividenden van de comfortabel in het moederland verblijvende aandeelhouders van de tabaksplantages werden betaald in mensenlevens. Nadat daarover rumoer was ontstaan in de Tweede Kamer zond de gouverneur-generaal op initiatief van minister van kolonien Idenburg een officier van justitie, mr J.L.T. Rhemrev ter plaatse om te onderzoeken of de aantijgingen van het pamflet op waarheid berustten. Het Rhemrev-rapport bevestigde de aanklachten van het pamflet op vele punten maar zou geen verdere gevolgen hebben. Idenburg schreef op de omslag van het rapport de verzuchting ´Een treurige geschiedenis van lijden en onrecht´ maar legde het stuk in een lade. Ondanks herhaalde verzoeken weigerde hij het stuk openbaar te maken en volgens bronnen ontkende hij tegenover de Kamerleden het bestaan van de wantoestanden, die uit het rapport naar voren kwamen.
De laatste Koelieordonnanties zijn in 1941 ingetrokken.
[bewerk] Bronnen
prof dr J.C. Breman: Koelies, Planters en Koloniale Politiek, Dordrecht: Foris 1987.
idem: 'Het beest aan banden? De koloniale geest aan het begin van de twintigste eeuw' in: Bijdragen tot de Taal-Land- en volkenkunde 144 (1988) no:1, Leiden 19-43 (http://www.kitlv-journals.nl/files/pdf/art_BKI_1312.pdf)