Johanna van Buren
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Johanna Frederika van Buren (Hellendoorn, 20 december 1881 — Ommen, 17 januari 1962) was een dichteres in de Twentse taal.
Inhoud |
[bewerk] Leven
Johanna van Buren werd geboren in een eenvoudig timmermansgezin. In 1883 overleed haar vader en leefde Johanna met haar broer en haar moeder. Niets deed aanvankelijk vermoeden, dat ze bekendheid zou verwerven als dichteres. Van 1900 tot 1919 werkte ze als thuisnaaister in haar dorp en leidde ook meisjes op voor dat beroep. Na het overlijden van haar moeder ging ze op het postkantoor werken. Pas in 1927, op haar zesenveertigste, begon ze gedichten te publiceren. Tot 1961 schreef ze wekelijks in de bijlage van het Dagblad van het Oosten (het Twents Zondagsblad) een gedicht, of zoals ze dat zelf noemde een “leedtien”. Vanaf dat moment schreef ze voor een “groot” publiek van wel zo’n honderdduizend lezers. Ze werd immens populair bij de lezers en wekelijks greep men naar de krant voor het gedicht van Johanna.
Ze was een soliste in haar doen en laten en is dan ook haar hele leven vrijgezel gebleven. Dat wil niet zeggen dat ze in haar leven geen liefdes heeft gekend. Uit haar persoonlijke bezittingen bleek, dat ze zelf enkele gepassioneerde liefdes heeft gekend, die echter mislukten. Daarover heeft ze zelfs gedichten geschreven, rond 1910, in het Algemeen Nederlands. Ze was en bleef haar hele leven een bijzondere en een eenvoudige vrouw zonder de bijzonderheden van een kunstenares. Zo was ze ook in de omgang met anderen. Het bijzondere in haar bestaan bleek uit de manier waarop ze omging met haar materiaal, haar gereedschap en haar publiek.
Zo gebruikte ze een streektaal die tussen het Twents en het Sallands in zat; een taal zonder schriftelijke traditie, waarvoor ze dan zelf ook een uiterst consequente spelling ontwierp, die uitermate goed leesbaar was voor haar publiek.
Daarnaast schreef ze over onderwerpen, die vele mensen aanspraken, onderwerpen van alledag, zonder alledaags te worden. En dat op een zeer betrokken manier op een zeer eigen wijze. Als men haar gedichten leest hoort men haar als het ware praten. Het is een gecultiveerde manier van spreektaalgebruik. Pas achteraf ervaart men dat als poëzie, dichtkunst. Johanna bezag de wereld om zich heen zoals ieder ander, alleen ze beschreef dat op een heel bijzondere wijze. Veel liet ze in haar gedichten aan de fantasie van de mensen over en achteraf na het lezen merkt men vaak dat in haar werk een dubbele bodem, een diepere bedoeling zit. Haar onderwerpen waren uiterst gevarieerd. Naast de dorp- en streekgedichten schreef ze veel natuurpoëzie. Maar ook de actualiteit, de jaarcyclus en allerlei anekdotes liet ze de revue passeren.
Haar populariteit bleek uit de uitgebreide huldigingen die haar ten deel vielen ter gelegenheid van haar zeventigste en tachtigste verjaardag.
In haar laatste levensjaar verhuisde ze naar een bejaardentehuis in Ommen waar ze op 17 januari 1962 overleed. Ze stierf alleen op haar kamer op tachtigjarige leeftijd.
[bewerk] Herdenking
Haar honderdste verjaardag werd herdacht in december 1981 waarbij tegelijk met “Johanna F. van Buren: Dichterschap en dialect”, het bewerkte proefschrift van Jan Bouwhuis, de meer dan 1000 “Verzamelde gedichten” van Johanna van Buren gepubliceerd werden. Op de dag van de herdenking werd een standbeeld onthuld op het Kerkplein van Hellendoorn.
[bewerk] Stichting
Door de Stichting Johanna van Buren wordt om de drie jaar de Johanna van Buren Cultuurprijs uitgereikt aan iemand die zich inzet voor de streekcultuur in Oost-Nederland. Onder andere Marga Kool (in 1981), Joke Wanschers-Eshuis en Bennie Jolink (in 2006) waren winnaars van deze prijs.[1]
[bewerk] Publicaties
Verzamelde gedichten, verzorgd en van een verklarende woordenlijst voorzien door H. Entjes. Enschede, van der Loeff, 1981. 612 p. ISBN 9070041103
[bewerk] Media
Bronnen, noten en/of referenties: |
Referentie:
Bron:
|