Jacob van Baden-Baden
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
1407-1433 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Markgraaf van Baden | ||||||
|
||||||
|
Jacob I van Baden (Hachberg, Mühlburg, 1407-1453) was een zoon van markgraaf Bernhard I van Baden-Baden en Anna van Oettingen. In 1431 volgde hij zijn vader op als markgraaf. Jacob was zeer godsdienstig. Hij stichtte verschillende kloosters en gaf zijn kinderen een strenge opvoeding. Jacob was een strijdvaardig ridder en een spaarzaam heerser. Na de vlucht van zijn zuster Agnes, verloor Jacob zijn aanspraken in Sleeswijk. Door het verdrag van Sponheim van 1437, behield hij zijn bezittingen aan de Moezel. In 1442 kocht hij nog de helft van de heerlijkheid Lahr en Mahlberg.
In 1422 was Jacob gehuwd met Catharina van Lotharingen (1407-1439), dochter van hertog Karel I van Lotharingen, en werd vader van:
- Karel I van Baden-Baden (-1475)
- Z. Bernard van Baden (1428-1458)
- Johan (1430-1503), aartsbisschop van Trier
- George van Baden-Baden (1433-1484), bisschop van Metz
- Marcus (1434-1478), bisschop van Luik
- Margaretha (1431-1457), in 1446 gehuwd met Albrecht Achilles van Brandenburg
- Mathildis (-1485), abdis in Trier.
Zoals door zijn vader gesteld, mochten slechts twee zoons in aanmerking komen voor het markgraafschap, en daarom kregen alleen Karel en Bernhard een wereldlijke opvoeding; de anderen waren voortbestemd voor de geestelijke stand. George kwam in 1453 terug naar de wereldlijke stand, maar keerde in 1454 al terug naar de geestelijke stand.