Irmgard Möller

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Irmgard Möller (Bielefeld, 13 mei 1947) is een Duitse, voormalige terroriste van de Rote Armee Faction.

Irmgard Möller was studente germanistiek voordat ze overging tot de gewapende strijd voor de terreurbeweging. Haar vader was een docent aan de hogeschool.

[bewerk] Terrorisme

Op 22 oktober 1971 was Möller samen met Margrit Schiller and Gerhard Muller betrokken bij een vuurgevecht met politieagenten in Hamburg. Een van de agenten werd zesmaal geraakt en stierf aan zijn verwondingen. Möller werd aanvankelijk gezocht als hoofddader, hoewel Schiller later verklaarde dat Gerhard Muller verantwoordelijk was voor de dood van de agent.

Op 12 mei 1972 blies Möller samen met Angela Luther omstreeks kwart over twaalf het hoofdkwartier van de politie in Augsburg op met behulp van koffers met explosieven. Door de explosies werden vijf agenten verwond.

Op 24 mei 1972 werd een aanslag gepleegd met auto's vol explosieven in het hoofdkwartier van de Amerikaanse militaire inlichtingsdienst in Heidelberg. Men neemt aan dat Möller een van de twee daders was van de aanslag, waarbij drie soldaten omkwamen en vijf gewond raakten.

Op 9 juli van hetzelfde jaar werd Irmgard Möller verraden door mede RAF-genoot Hans-Peter Konieczny. Na haar arrestatie werd ze veroordeeld tot een lange gevangenisstraf door de rechtbank van Hamburg.

[bewerk] Zelfmoordpoging

Op 18 oktober 1977 heeft Irmgard Möller een zelfmoordpoging ondernomen door zichzelf met een mes in de borst te steken. Tegelijkertijd beroofden andere gedetineerde RAF-leden, Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe, zich met pistoolschoten van het leven. Deze wapens werden waarschijnlijk door hun advocaten naar binnen gesmokkeld. Van de leiding van de RAF is alleen Möller levend uit de gevangenis gekomen. Ze werd om gezondheidsredenen in 1994 vrijgelaten. Tegenwoordig leeft ze in de anonimiteit, hoewel er berichten zijn dat ze sinds 2006 in Hamburg woonachtig is.