Hagar
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Voor het stripverhaal van Dik Browne over een viking, zie Hägar de Verschrikkelijke |
Hagar wordt in de Bijbel, Thora en Koran genoemd als een vrouw van Abraham. Over haar leven bestaan geen andere bronnen dan uit deze religieuze boeken, zodat niets met zekerheid te zeggen is over haar leven.
[bewerk] Hagar in de Hebreeuwse Bijbel
Hagar wordt genoemd het boek Genesis 16, 21 en 25 was de in Egypte geboren dienstmaagd (slavin) van Sara.
Hagar diende Sara trouw voor een periode van tien jaren. Na die tijd (waarin Sara kinderloos bleef) besloot zij Abraham met Hagar te laten trouwen, zodat hij kinderen kon krijgen. Dit gebeurde en Hagar beviel van een zoontje genaamd Ismaël.
Sara werd echter jaloers op Hagar en verjoeg haar terwijl Hagar zwanger was. God kwam echter tot Hagar in haar verdriet nabij een put (Lachai-Roi) en zond haar terug naar Sara en Abraham met de belofte dat haar zoon stamoudste zou worden van een volk en het gebood het kind Ismaël te noemen.
Later werd Sara ook zwanger en God besloot met dit kind (Isaak) zijn verbond te sluiten. Abraham vroeg God toch ook met Ismaël te zijn en God herhaalde zijn eerdere belofte aan Hagar.
Na de geboorte van Isaak wenste Sara van Abraham dat hij Hagar en Ismaël weg zou zenden. Na een laatste garantie van God deed Abraham dit en Hagar vertrok met haar kind en een kruik water de woestijn in. God hield woord en Ismaël stierf op 137-jarige leeftijd, omringd door zijn nazaten en volk dat reikte van Havila tot aan Sur en twaalf paleizen bewoonde om het gehele volk vandaar te besturen.
[bewerk] Haadjar in de Koran
In de Koran neemt Hagar (Haadjar) een belangrijke plaats is, maar wordt niet met naam genoemd. Ze was een slavin van Ibrahim. Volgens de Koran werd Hagar met haar zoon Ismaïl naar de woestijn op het Arabisch schiereiland gestuurd op bevel van God. God redde hen echter en beloofde, ook volgens de Bijbel, Genesis 21:18, dat Ismaïl de stamvader zou worden van een groot volk: de Arabieren. Volgens de overlevering vestigden zij zich in Mekka, waar zij gered werd door de bron Zamzam.