Echo (geluid)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een echo is een akoestisch verschijnsel waarbij geluidsgolven die afkomstig zijn van een bron door een object teruggekaatst worden richting de bron.
Als gevolg van de voorplantingssnelheid van geluid door een medium (vaak lucht) ontstaat een tijdsverschil tussen het geluid dat direct van de bron afkomstig is en de echo ervan. Het tijdsverschil is afhankelijk van de geluidssnelheid en de afstand tussen de bron en het object. In feite hoort men het geluid als gevolg van de echo twee keer achter elkaar.
[bewerk] Perceptie
Als het teruggekaatste geluid het geluid van de rechtstreekse bron verlengt spreekt men ook wel van nagalm. Een echo wordt als zodanig waargenomen als er een tijdsverschil is vanaf 50 milliseconden tussen het horen van het directe geluid en de echo. Al vanaf een afstand van 20 milliseconden is een verschil, maar vanaf 50 milliseconden vormt het ook daadwerkelijk een probleem voor de verstaanbaarheid, mits de echo luid genoeg is. Wanneer het tijdsverschil kleiner is dan 20 milliseconden, hoort men de bron en de echo niet meer afzonderlijk en ontstaan er kamfilterverschijnselen. Hierbij worden bepaalde frequenties versterkt en uitgedoofd. Het gat tussen het oorspronkelijke geluid en de echo moet niet verward worden met de nagalmtijd, de totale tijd dat een geluid verlengd wordt door galm.
Dit tijdsverschil van 50 milliseconden impliceert dat er door geluid een verschil in weglengte is afgelegd van 0.05 s x 340 m/s = 17 m. Men dient er bijgevolg, als men de hinderlijke effecten van een echo wil voorkomen, voor te zorgen dat het geluid de waarnemer bereikt met maximaal een verschil van 17 m tussen het rechtstreekse geluid en het gereflecteerde geluid. Dit valt onder andere te bereiken door reflectoren aan het plafond te plaatsen, of door de wanden en het plafond achterin een ruimte geluidsabsorberend te maken. Daarnaast kan met een geluidsinstallatie het geluid rechtstreeks doorgegeven worden aan de waarnemer.