Coumarinederivaten
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Coumarinederivaten werden ontdekt doordat koeien, die van een partij gebroeide klaver hadden gegeten, bloedingen vertoonden. Coumarinederivaten (een derivaat is een afgeleide stof met een overeenkomstige structuur) remmen de bloedstolling door, als antagonist van vitamine K epoxide reductase, de recycling van vitamine K te blokkeren dat nodig is voor de synthese van de vitamine K afhankelijke stollingsfactoren II, VII, IX en X. Om deze reden worden ze ook wel vitamine K antagonisten genoemd.
De belangrijkste toepassing is in de geneeskunde als anticoagulans: om het bloed minder stolbaar te maken. Ze worden ook vaak (onterecht) ‘bloedverdunners’ genoemd. Coumarines zijn geïndiceerd bij ziekten waarbij een verhoogde kans op het ontstaan van bloedstolsels is, zoals longembolie, diep veneuze trombose, hartoperaties en boezemfibrilleren. Een andere toepassing is als rattengif. Ratten en muizen overlijden enige dagen na het eten ervan door inwendige bloedingen - ook de kleinste wondjes en verrekkingen zijn op den duur fataal. Tegenwoordig bestaan er echter veel sterker werkzame stoffen die worden toegepast in plaats van coumarinederivaten.
De belangrijkste coumarinederivaren zijn fenprocoumon (marcoumar ®), acenocoumarol (sintrom ®) en warfarine (genoemd naar de Wisconsin Alumni Research Foundation). In Nederland zijn acenocoumarol en fenprocoumon geregisteerd. In de VS en Engeland krijgt warfarine de voorkeur. Deze coumarinederivaten hebben een soortgelijk effect en verschillen voornamelijk in halfwaardetijden. Acenocoumarol en fenprocoumon hebben een halfwaardetijd van respectievelijk 8-11 uur en 48-72 uur.
Orale anticoagulantia van het coumarinetype hebben een smalle therapeutische breedte én een grote intra- en interindividuele variabiliteit. Mensen die deze middelen gebruiken moeten daarom geregeld worden gecontroleerd. In Nederland is de trombosedienst hiermee belast. De variabiliteit van deze middelen kan deels worden verklaard door factoren zoals leeftijd, gewicht, voeding, geneesmiddelinteracties en comorbiditeit. Mutaties in de genen die coderen voor de enzymen cytochroom P450 2C9 (CYP2C9) en vitamine K epoxide reductase (VKOR) hebben ook invloed hebben op interindividuele variabiliteit van coumarinederivaten.
De belangrijkste complicatie bij het gebruik van coumarinederivaten is het optreden van ernstige bloedingen, veelal als gevolg van overantistolling. Incidentiecijfers lopen uiteen, maar variëren tussen twee en vijf per 100 patiëntjaren. Bij het optreden van bloedingen, of bij een verhoogde INR, wordt fytomenadion (vitamine K) als antidotum gebruikt. Ook kunnen de vier ontbrekende stollingsfactoren worden aangevuld door middel van een vierstollingsfactorenconcentraat.