Cornelis Joppenszoon
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Cornelis Joppenszoon (Leiden, 1561 - aldaar, 1591) was volgens de overlevering een weesjongen die aan het eind van het beleg van Leiden in 1574 als eerste ontdekte dat de Spanjaarden vertrokken waren.
Joppenszoon zou in de vroege morgen van 3 oktober de stad zijn uitgeglipt om een kijkje te gaan nemen bij de schans Lammen, ruim een kilometer ten zuiden van de stadswallen. Daar zou hij een kookpot met hutspot (oorspronkelijk een Spaans gerecht van wortelen en pastinaken) gevonden hebben, die door de vluchtende Spanjaarden was achtergelaten, en deze teruggebracht hebben naar de stad. Later die dag arriveerden de watergeuzen met wittebrood en haring.
Of Joppenszoon werkelijk een weesjongen was is te betwijfelen. Waarschijnlijk is dit erbij verzonnen bij het eeuwfeest in 1774. In een andere versie van het verhaal ging het helemaal niet om Joppenszoon, maar om ene Ghijsbrecht Corneliszoon Schaeck. De Leidse historicus Le Francq van Berkhey (1769-1811) had weer een andere theorie: hij beweerde dat één van zijn eigen voorouders de jongen van de hutspot zou zijn geweest.
Joppenszoon kwam in 1591 op de Koepoortsgracht (de huidige Doezastraat) in Leiden om het leven bij een steekpartij.
Ter nagedachtenis aan de het onzet van Leiden is het traditie in de stad om elk jaar op 3 oktober hutspot op tafel te zetten.
Het beeldje van de weesjongen bij het NS-station Leiden Lammenschans (onthuld in 1961) herinnert aan de gebeurtenis. Ook wordt in Leiden jaarlijks de Cornelis Joppenszprijs uitgereikt aan een persoon die de gemeente op speciale wijze van dienst is geweest.