Claudius Gothicus
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Claudius II 'Gothicus' 214/5-270 |
|||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voorganger: Gallienus |
Keizer van Rome 268-270 |
Opvolger: Quintillus |
|||||||||||||||||
Tijdvak | Herstel | ||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
|
Marcus Aurelius Valerius Claudius (10 mei 214-januari 270) was keizer van Rome van 268 tot 270.
Claudius diende als tribuun onder Traianus Decius en Valerianus I, en werd door de laatste benoemd tot opperbevelhebber in Illyricum. Hij werd keizer nadat hij samen met Aurelianus in september 268 een coup beraamde tegen Gallienus.
Het keizerschap van Claudius II bestond uit een opeenvolging van oorlogen. Het begon met een opstand van het leger in Mediolanum (Milaan) die alleen neergeslagen kon worden door de soldaten een bonus te beloven van 20 aurei per man ter ere van de nieuwe keizer.
Terwijl de Romeinen in Mediolanum elkaar bevochten, waren in het noorden de Alemannen (een Germaans volk) via de Brennerpas het rijk binnengevallen. In de late herfst van 268 vond er een veldslag plaats bij het Gardameer. De legers van Claudius II brachten de Alemannen een dermate verpletterende nederlaag toe dat slechts de helft van hen het slagveld levend verliet. Claudius keerde daarna terug naar Rome waar problemen in Gallië zijn aandacht opeisten.
Claudius stuurde Julius Placidianus met troepen naar het zuiden van Gallië en deze slaagde erin om de gebieden ten oosten van de Rhône weer bij het Romeinse Rijk te voegen. Via onderhandeling wist Claudius hetzelfde te bereiken bij de Iberische provincies. Het verval van het rijk werd hiermee tijdelijk tot staan gebracht.
Ondertussen zorgden de Goten voor grote problemen op de Balkan. Claudius' troepen brachten hen een nederlaag toe in de buurt van Marcianopolis. Deze overwinning bezorgde Claudius II de bijnaam "Gothicus". Daarmee waren de problemen echter nog niet opgelost. Nieuwe invallen van de Goten moesten afgeslagen worden. Daarnaast was er onrust in het oosten, waar Koningin Zenobia van Palmyra in 269 de Romeinse gebieden binnengevallen was. Haar troepen trokken Egypte binnen waar ze de voor Rome zo belangrijke graantoevoer afsneden. Vervolgens stuurde ze haar legers naar de noordelijk gelegen Romeinse gebieden in het Midden-Oosten en veroverde grote stukken van Asia Minor (Turkije). Claudius, die genoeg te stellen had met de Goten op de Balkan, kon zich een oorlog in het oosten niet veroorloven.
Daarbij kwamen berichten over een inval van de Jutten in Raetia. Ook zou er een aanval van de Vandalen op Pannonië te verwachten zijn. Om deze problemen het hoofd te kunnen bieden, liet Claudius de strijd tegen de Goten aan Aurelianus over. Zelf vertrok hij naar Sirmium. De pest, die de Goten enorme verliezen had toegebracht, brak daar uit in zijn eigen leger. Claudius zelf werd ook besmet en overleed in januari van 270. Hoewel hij maar twee jaar keizer was geweest, werd zijn dood zeer betreurd door de senaat en het leger, en werd hij onmiddellijk goddelijk verklaard.