Cardolan

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Cardolan (Sindarijns voor Land van Rode Heuvels) is een fictief koninkrijk uit In de ban van de ring van J.R.R. Tolkien.

Het koninkrijk ontstond in het jaar 861 van de Derde Era als overblijfsel van het koninkrijk Arnor, dat uiteen was gevallen in een kortstondige burgeroorlog.

Het koninkrijk omvatte geheel Minhiriath en de grenzen lagen bij de rivieren Baranduin in het westen, de Mitheithel in het oosten en de Gwathló in het zuidoosten. De noordgrens werd gevormd door de West-Oostweg, die van Breeg naar Rivendel liep. Het koninkrijk was geruime tijd betrokken bij een grensgeschil met de twee andere restkoninkrijken van Arnor, Arthedain en Rhudaur, over de Weerheuvels en het strategisch belangrijke fort Amon Sûl, dat een Palantír bevatte. Nadat het kwade koninkrijk Angmar controle had gekregen over Rhudaur eindigde het geschil en sloot Cardolan een bondgenootschap met Arthedain.

Het rijk was dunbevolkt en de enige stad in het land was het deel van Tharbad dat aan de westoever van de Gwathló lag. Het land werd nog verder ontvolkt in het jaar 1409 van de Derde Era, toen de Tovenaar-koning van Angmar het koninkrijk vernietigde. In het jaar 1636 van de Derde Era kwam de rest van de bevolking om in de grote pestepidemie van dat jaar. Hierna werden de landen die tot Cardolan hadden behoord slechts bewoond door kleine groepen jagers (in de Eryn Vorn). In Cardolan lagen ook de Grafheuvels waar de koningen van Arnor lagen begraven. Nadat Cardolan werd veroverd stuurde de Tovenaar-Koning van Angmar grafgeesten naar de heuvels om ze onveillig te maken. In het jaar 3018 komt Frodo Balings een grafgeest tegen als hij via de Grafheuvels naar Rivendel wil reizen.