Bolwolk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een bolwolk of (Bok)globule is een donkere, dichte wolk van stof en gas waar stervorming plaatsvindt. Bolwolken worden aangetroffen in H-II-gebieden en hebben normaliter een massa van zo'n 10 tot 50 zonnemassa's verspreid over een gebied van om en nabij een lichtjaar in doorsnede[1]. De bevatten moleculair waterstof (H2), koolstofoxides en helium, en ongeveer 1 massaprocent uit silicaten bestaand stof. Bolwolken leiden in de meeste gevallen tot de vorming van dubbele of meervoudige sterren[2].
Bolwolken werden het eerst waargenomen door de astronoom Bart Jan Bok in de jaren '40 van de 20e eeuw. In een publicatie uit 1947 speculeerden Bok en E.F. Reilly dat deze wolken 'coconnen' waren welke een zwaartekrachtimplosie ondergingen om nieuwe sterren te vormen waaruit sterrenhopen geboren worden[3]. Deze hypothese was moeilijk te verifiëren omdat het zeer lastig waar te nemen is wat zich binnenin de dichte donkere wolk die alle zichtbaar licht absorbeert afspeelt. Een analyse van observaties in het infrarood die in 1990 gepubliceerd werd bevestigde dat in bolwolken sterren werden geboren[4].
Verdere observaties hebben laten zien dat sommige bolwolken warme bronnen herbergen; sommige bevatten Herbig-Haro objecten[5], en sommige vertonen gasuitstromen[6]. Studies van emissielijnen met golflengten in millimeters hebben ook bewijs aangeleverd voor het invallen van materiaal op een aanwassende protoster[7].
Bolwolken zijn aantrekkelijke objecten om stervorming te bestuderen wanwege hun kleine afmetingen, regelmatigheid en isolatie. Met name kleine wolken zijn aantrekkelijk omdat de massa op enkele plaatsen gecondenseerd is en de afwezigheid van supersonische gasstromen.
[bewerk] Externe koppelingen
- Artikel uit American Scientist (mei-juni 2001)
Bronnen, noten en/of referenties: |
|