Boermarke
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De boermarke of marke is een eeuwenoude vereniging van een groep grondeigenaren die de gemeenschappelijke eigendommen van die grondeigenaren beheert. Het woord marke wordt ook gebruikt om het gebied mee aan te geven dat bij een dorp hoort. Marke betekent letterlijk grens of scheiding.[1]
Men neemt aan dat de marken in de dertiende eeuw zijn ontstaan om het gebruik van het ongecultiveerde land te reguleren. De (boer)marke bestond hoofdzakelijk op de zandgronden in het oosten van Nederland: (Westerwolde, Drenthe, Salland, Twente, de Veluwe en de Achterhoek). In de Middeleeuwen ontstonden hier permanente nederzettingen, de buurschappen. Het gaat dan veelal om brinkdorpen, bestaande uit een aantal boerderijen gegroepeerd rondom een gezamenlijk dorpsplein (de brink). Elke buurschap had een afgebakend grondgebied ter beschikking, de marke (letterlijk: grens, zie mark). Incidenteel kon een marke ook bestaan uit verscheidene buurschappen. De marke was als onverdeeld grondgebied in gezamenlijk eigendom van de eigenaren van de boerderijen in de buurschap, die er elk een vastgesteld aandeel in hadden. Dit aandeel wordt waardeel genoemd. De hoeveelheid waardelen die iemand bezat bepaalde hoeveel macht hij had in de boermarke. De marke kon erg groot zijn, in bijvoorbeeld de Drentse en Groningse veenkoloniën waren de aanliggende buurschappen eigenaar van enorme percelen woeste grond, die later zeer waardevol bleken te zijn.
De bewoners van een middeleeuws buurschap kunnen in een aantal groepen worden onderverdeeld:
- de zelfstandige boeren of eigenerfden, die hun erf in eigen bezit hadden
- de pachtboeren of meiers die een erf bewoonden dat in eigendom was van een ander (een eigenerfde, een edelman, een kerk of een klooster)
- de arme zelfstandige boeren of keuterboeren, die minder dan een kwart waardeel bezaten
- de arbeiders, in dienst van een eigenerfde of meier
- indien aanwezig: de geestelijken, van de parochie of van het klooster
- indien aanwezig: de adel, die meestal buiten het dorp woonde op een eigen landgoed, de havezate
Inhoud |
[bewerk] Marken in Drenthe
In Drenthe vormden de eigenerfden de kern van de buurschap, hetgeen blijkt uit het feit dat daar enkel zij buren werden genoemd. Het waren enkel de eigenerfden, en dan nog enkel de mannelijke gezinshoofden, die het bestuur van de boermarke (en daarmee van de buurschap) vormden. Zij vormden in vergaderingen, samen met een vertegenwoordiger van de landsheer, het openbaar gezag en daarmee tegelijk het laagste bestuurlijke en gerechtelijke niveau. Zij waren ook met de adel de enigen die vertegenwoordigd waren in het 'provinciaal' bestuur.
[bewerk] Marken in Twente
In Twente lag het bestuur van de marken in handen van de eigenaren van de gewaarde boerderijen. Er waren maar weinig eigenerfden. Het voorzitterschap van de marke was vaak gekoppeld aan een bepaalde boerderij. De voorzitter werd holtrichter genoemd, de vergadering van de markegenoten holtgericht of holtink. Deze termen verwijzen naar een van de belangrijkste functies van de marke: het beheer van de op de gemeenschappelijke grond groeiende houtgewassen. Op de markevergadering verschenen zowel de "erfgenamen" (eigenaren) als de "buren" (boeren). Voor het dagelijks beheer van de marke (vooral toezicht op het gebruik en van de gezamenlijke gronden) werden uit de buren enkele "boermannen" gekozen. Verscheidene zaken die oorspronkelijk de buurschap betroffen (belastingen, kerspelzaken) werden later bij de verantwoordelijkheden van de marke getrokken.
[bewerk] Einde van de markenorganisatie
De macht van de boermarken kwam in het nauw door de Bataafse Revolutie in 1795 en werd door invoering van nieuwe Staatsregelingen in 1801, 1805 en 1806 steeds meer beperkt. Alsmede door de komst van de burgerlijke gemeente in de Franse tijd 1807/1811. Volgens Koning Willem I waren de onverdeelde markegronden een doorn in het oog. Hij stimuleerde de scheiding (verdeling) van de markegronden, door wettelijk vast te leggen dat één waardeelhouder een scheiding van de gehele boermarke kon eisen. Tussen 1834 en 1870 werden zo alle bouwlanden (de essen) en heidegronden naar hoeveelheid waardelen juridisch verdeeld onder de waardeelhouders. In de praktijk duurde het echter nog tot de komst van de kunstmest eind negentiende eeuw en de daaropvolgende heideontginningen begin twintigste eeuw, voordat alle gronden daadwerkelijk in aparte kavels werden verdeeld.
De boermarken bleven na de scheidingen echter gewoon bestaan als beheerders van de overgebleven gronden en de vele boerwegen, de landwegen die gezamenlijk door de boeren werden gebruikt. Pas in de twintigste eeuw werden ook deze taken op veel plaatsen door de gemeenten overgenomen.
In een aantal dorpen raakte de boermarke daardoor overbodig en werd ze afgeschaft, maar in een aanzienlijk aantal dorpen in het Saksische taalgebied bestaat ze nog. De boerwegen en de ruige gronden, die veelal in de loop van de tijd met bos zijn begroeid, worden er nog steeds door de boermarke beheerd. Bovendien fungeert de boermarke op sommige plaatsen nog als dorpsvereniging, die de belangen behartigt en allerlei activiteiten organiseert.
In de regio Drenthe, Overijssel en Gelderland(Achterhoek)zijn ook in de huidige tijd nog Boermarken, of Mark(t)en, te vinden. De Vereniging van Drentse Boermarken bijvoorbeeld heeft een tachtig-tal Boermarken in haar ledenbestand. Op de historische pagina's van hun website is meer informatie te vinden over deze nog springlevende rechtsvorm met coöperatieve elementen.
[bewerk] Andere benamingen
Andere benamingen voor de boermarke zijn:
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Literatuurverwijzingen
- ^ Gerding, M. & Hillenga, M. (2007). Het Drenthe Boek. Zwolle: Waanders. ISBN 978 90 400 8211 5