Beleg van Jeruzalem (1099)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Het Beleg van Jeruzalem vond plaats tussen 7 juni en 15 juli 1099, tijdens de Eerste Kruistocht.
Inhoud |
[bewerk] Achtergrond
Na het behaalde succes tijdens het Beleg van Antiochië in juni van 1098, verbleven de kruisvaarders de rest van dat jaar in het gebied. De bisschop Adhemar van Monteil was pas overleden, en Bohemund I van Taranto had Antiochië voor zichzelf opgeëist. Boudewijn van Boulogne was in Edessa gebleven, dat al begin 1098 was veroverd. De overige leiders hadden wat onenigheid over wat de volgende stappen zouden worden. In de tussentijd besloot Raymond IV van Toulouse Antiochië te verlaten om het fort Ma'arrat al-Numan te veroveren. Tegen het einde van dat jaar werden de overige infanterieën ongeduldig en wilden optrekken naar Jeruzalem.
[bewerk] Aanloop
Eind december en begin januari besloten Robert van Normandië en Bohemunds neef Tancred om vazallen te worden van Raymond IV van Toulouse, die rijk genoeg was om hen te betalen voor hun diensten. Godfried van Bouillon had een nieuwe geldstroom gevonden in Edessa, die weigerde om zich ook aan te sluiten bij Raymond. Op 5 januari ontmantelden de volgelingen van Raymond de muren van Ma'arrat, om vervolgens op 13 januari de kust zuidelijk af te zakken, de meesten gekleed als pelgrims. Vaak ondervonden ze weinig weerstand van de moslims, sommigen wilden zelfs vrede sluiten en zorgden voor de bevoorrading.
Ondertussen vertrokken (rond februari) de overige kruisvaarders vanuit Latakia naar Jeruzalem, onder leiding van Godfried van Bouillon en Robrecht II van Vlaanderen die ook had geweigerd om bij Raymond in dienst te treden. Een korte tijd ging Bohemund van Taranto ook mee met deze stoet, maar om onduidelijke redenen brak hij dit weer af en ging weer terug naar Antiochië. Rond diezelfde tijd brak Tancred met Raymond, vanwege een onduidelijk meningsverschil, om vervolgens zich aan te sluiten bij Godfried.
Volgens geruchten volgde er nog een kruisvaardersleger naar het kamp van Godfried, die onder leiding stond van Gaston IV van Bearn.
[bewerk] Het beleg
Na het veroveren van de voorstad Arqa, besloten de Fatimiden om zich over te geven als de kruisvaarders de stad Jeruzalem met rust lieten, maar dit werd uiteraard geweigerd. De Fatimidische gouverneur Iftikhar ad-Dawla begreep niet hoe de kruisvaarders zijn district zo waren genaderd. Het leger van Raymond van Toulouse was intussen Tripoli binnen gevallen en werd binnen gehaald als een koning. Vervolgens werden op 19 mei Beiroet, 23 mei Tyrus, 29 mei Jaffa en op 3 juni uiteindelijk Ramallah ingenomen. Intussen in het kamp van Godfried, had hij een leger onder leiding van Tancred en Gaston van Bearn naar Bethlehem gestuurd om het in te nemen, wat op 6 juni ook gebeurde.
Op 7 juni bereikte het grootste gedeelte van de kruisvaarders de stad Jeruzalem. De meesten van hen lieten hun tranen de vrije loop bij de aanblik van de stad waarvoor ze zolang hadden gereisd. De stad werd omsingeld en de kruisvaarders wilden dit op de zelfde manier doen als bij Antiochië, alleen zouden ze er zelf het meest onder lijden omdat water en voedsel gering was. Godfried, Robrecht en Robert van Normandië, die nu ook bij Raymond vertrokken was belegerden de stad vanuit het noorden richting de Toren van David. Aan de westkant was nu ook Raymond aangekomen en lanceerde een directe aanval op de muren op 13 juni, die echter mislukte. Zonder water en met uitputtingsverschijnselen was de tijd niet aan de zijde van de kruisvaarders. Uiteindelijk kwam er weer een voedselstroom met nieuwe rekruten op gang via de poort van Jaffa. Vervolgens werd er hout vanuit Samara gehaald om belegeringstorens te bouwen, voedsel en water was nog steeds schaars. Eind juni kwam er nieuws dat er een Fatimidisch leger vanuit Egypte op weg was naar Jeruzalem.
De moreel van de troepen verbeterde door een visioen van de priester Peter Desiderius. Deze had een geest gezien van Adhemar van Monteil, die hem vertelde dat de kruisvaarders drie dagen zouden moeten vasten en daarna in een processie rond de stadsmuren lopen, waarna de stad na 9 dagen zou vallen. (Deze processie zou al eerder gebeurd zijn toen Joshua de stad Jerricho wou binnen vallen.) Ook al stierven de manschappen van de honger, de volgende dagen hielden zij allen aan het vasten. Vervolgens gingen ze over tot de processie, waarbij trompetgeluiden en psalmen werden ingezet. De processies werden voorgegaan door Pieter de kluizenaar, Arnulf van Chocques en Raymond van Aguliers.
Men ging weer over tot bestorming van de stadsmuren en op 15 juli bereikte de belegeringstoren van Godfried de noord-oostelijke poort, vervolgens sprongen de gebroeders Lethold en Engelbert van Doornik als eersten op de stadsmuur, gevolgd door Godfried, zijn broer Eustace, Tancred en hun mannen. Al gauw volgde Raymond aan de westzijde, waar de druk verminderd was omdat vele moslim-soldaten naar de noordelijke muur waren gegaan voor ondersteuning. De volgende ochtend droeg Iftak af-Daula symbolisch de sleutel van de Toren van David over aan Raymond van Toulouse.
[bewerk] Bronnen
- Hans E.Mayer - The Crusades, Oxford 1965.
- Peter Tholzau - Die Kreuzzuge, München 2005.
- Jonathan Riley-Smith - The Crusade and the idea of Crusades, Philadelphia 1999.