Alexios I Komnenos
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Alexios I Komnenos (Grieks: Αλέξιος Κομνηνός; Latijn: Alexius Comnenus; Nederlands, verouderd: Alexis Comneen) (Constantinopel, 1048 — 15 augustus 1118) was Byzantijns keizer van 1081 tot aan zijn dood in 1118.
Na de troonsafstand van Nikephoros Botaneiates werd Alexios, een neef van Isaäk Komnenos, keizer met steun van de militaire aristocratie. Hij had de steun van zowel de Douken als de Komnenen omdat hij trouwde met Irene Doukas.
Alexios, een uitstekend politicus en diplomaat, werd keizer van een bankroet en wanhopig land. De Turken hadden vrijwel geheel Klein-Azië ingenomen en zout in de Byzantijnse wonden gewreven door in dat oude hartland een 'Sultanaat Rome' (Rum) te vestigen met Iconium (Konya) als hoofdstad.
Verder dreigde er groot gevaar uit het westen. De laatste Byzantijnse bezittingen in Zuid-Italië waren nu in de handen van de Noormannen onder Robert Guiscard en zij hadden plannen het hele rijk over te nemen. Alexios had nauwelijks een leger, behoudens wat huurlingen (meest Angelsaksen [1]), en geen geld om het te betalen. Met de vloot was het nog slechter gesteld. Om de Noormannen het hoofd te bieden deed Alexios een beroep op Venetië en dat werkte probaat, maar de prijs was bijzonder hoog. Voortaan was de handel steeds meer in Venetiaanse handen en in feite werd het rijk langzamerhand gekoloniseerd. Byzantium zou die plaag nooit meer afschudden.
Nauwelijks was het Noormannenprobleem bezworen of de Petsjenegen op de Balkan begonnen een oorlog. Zij belegerden de hoofdstad en de emir van Smyrna (Izmir) stuurde zijn vloot om hen te helpen. De winter van 1090-1091 was een zware tijd voor de stad. Alexios deed een beroep op de Kumanen, een Turks sprekend volk dat de Petsjenegen gevolgd was op de steppen van de Oekraïne. De Petsjenegen werden volledig vernietigd in de slag die volgde. In 1094 keerden de Kumanen zich echter tegen Byzantium maar werden verslagen.
In Anatolië ontstond veel onenigheid tussen de verschillende emirs. Om daar gebruik van te maken had Alexios meer huurlingen nodig en hij had dat genoemd in een brief aan Paus Urbanus II. Deze gaf daar echter een geheel onverwachte en -wat Alexios betrof- ongewenste uitleg aan: in 1095 riep de Paus op tot de Eerste Kruistocht. Het gevolg was dat een zeer ongeregelde menigte zich in naam van God (Deus le veult!) al plunderend een weg baande door het Byzantijnse rijk. Alexios zette hen zo gauw mogelijk de Bosporus over. Daarna kwam een deel van de hoge adel van het westen. Hoewel dit niet bijster Byzantijns was, stond Alexios erop dat zij aan hem een eed van trouw als leenman moesten afleggen. Tenslotte wilden zij zich op gebied vestigen dat Byzantium als zijn eigen territorium beschouwde, al was het 'tijdelijk' in handen van moslims. De edelen waren hier niet blij mee maar gaven uiteindelijk morrend toe en hielpen inderdaad Alexios om Nicea terug te veroveren. Alexios gebruikte dit succes om zijn gezag over de westkust van Klein-Azië te herstellen.
Daarna vervolgden zijn ongewenste gasten hun tocht en stichtten de kruisvaardersstaten. Een van hen, Bohemund de zoon van de Noorman Guiscard, veroverde Antiochië op 3 juni 1098 en kwam al snel in conflict met Alexios. Hij keerde terug naar Italië om Byzantium in de tang te nemen maar verloor de Slag bij Dyrrhachium (Durrës) en moest in 1108 erkennen dat Antiochië een Byzantijns leen was. Zijn neef Tancred, die rechtstreeks naar de Levant gezeild was en nooit een eed aan de keizer had afgelegd, wilde dit echter niet erkennen en na 1111 was hij de baas in Antochië. Hiermee was de kiem voor de latere oorlogen tegen de kruisvaarders en het westen gelegd.
Voorlopig echter werd Byzantium steeds sterker, veel vruchtbare en rijke kuststreken werden terugveroverd. Er was zelfs weer een vloot, hoewel het feodale element wel steeds sterker werd in de staat en de kern van Anatolië bleef in handen van de Sultan van Rum. Bij Alexios' dood ging de troon naar zijn zoon Johannes, hoewel zijn vrouw en dochter Anna probeerden hun gunsteling, Anna's echtgenoot Bryennius, op de troon te zetten.
[bewerk] Voetnoten
- ^ Cf. J.J. Norwich, Byzantium, vol 3., 'The decline and fall, Londen 1995, p. 19.