Koninkrijk van Aksum
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het koninkrijk van Aksum was een koninkrijk in de oudheid, dat zich bevond in het huidige Eritrea en het noorden van Ethiopië. De proto-Aksum periode begon rond de 4e eeuw v. Chr. en rond de 1e eeuw na Chr. kan worden gesproken van een rijk. Rond de 9e eeuw begon het in verval te raken. In de 10e eeuw legde de mysterieuze koningin Gudit het rijk in de as, waarna de donkere middeleeuwen aanbraken tot de opkomst van de Zagwe-dynastie.
In het koninkrijk zou zich de Ark van het Verbond hebben bevonden en het zou de plek zijn waar de Koningin van Sheba woonde.
[bewerk] Geschiedenis
Hoewel men aanneemt dat de stad Aksum omstreeks het begin van onze jaartelling is gesticht, komt de naam voor het eerst voor in een tekst uit de 2e eeuw van de Griekse geograaf Ptolemeus, die schrijft over Aksum ‘waar het koninklijke hof is’.
Na de tweede eeuw krijgt Aksum grotere bekendheid gezien de vele inscripties en teksten in Zuid-Arabië, waarin de Aksumieten [en Abessijnen] met name worden genoemd. Ook bestaat er een Arabische tekst, waarin een overeenkomst wordt aangehaald tussen de koning van Saba en die van Aksum, Gadarat. De Aksumieten met hun vloot in de havenstad Adoulis aan de Rode Zee, hadden een groot aandeel in de handel in geur- en smaakstoffen. Op het hoogtepunt van zijn macht omvatte het Aksumitische Koninkrijk de huidige Ethiopische provincie Tigre, Eritrea, het koninkrijk Saba [=Yemen] en het oosten van Soedan, destijds het Land van Punt.
De vierde eeuw is van kapitaal belang voor Ethiopië. Het is de eeuw van koning Ezana, die in talrijke inscripties en in verschillende talen wordt genoemd en onder wiens regering Aksum het christendom aanvaardt omstreeks 450. In die inscripties wordt hij expliciet genoemd als de koning van Aksum en vele andere staten, waaronder Saba.
De vijfde eeuw is eveneens van belang door de legendarische komst van de ‘negen heiligen’, monniken die het monofysitisme beleden. De godsdiensttroebelen in Syrië ontvluchtend na het Concilie van Chalcedon, stichtten ze de eerste kloosters in Ethiopië. Het rijk strekte zich toen al uit van Oost-Soedan tot in Saba, het huidige Yemen, met handelsroutes naar Griekenland, Rome, Perzië en Egypte.
Na de 7e eeuw volgt een betrekkelijk snelle afbraak van de welvaart, doordat de handelsroutes werden afgesneden, eerst door de Perzen, daarna door Islamitische landen, die het rijk terugdrongen tot op de westkust van de Rode Zee, waar piraterij aan de orde van de dag was. Er volgde een duistere periode van de 8e tot aan het begin van de 12e eeuw, toen er een nieuwe dynastie aan de macht kwam, de Zagwé dynastie . Hoewel het centrum van de macht dan naar het zuiden verschuift, bleef Aksum een ceremoniële rol spelen als kroningsstad van de Ethiopische koningen. Haar religieuze belang blijft ook nu nog gewaarborgd door de vermeende aanwezigheid van de Ark des Verbonds in de kathedraal van Maria van Zion.
[bewerk] De kerstening van het Koninkrijk van Aksum
De kerstening ving aan nadat de Romeinse keizers Constantijn de Grote en Maxentius, in het rijk vrijheid van godsdienst had doorgevoerd door middel van het edict van Milaan in 313. Daarna liepen de dogmatische onenigheden over de natuur van Jezus Christus zo hoog op dat Constantijn zich genoodzaakt zag een concilie te laten plaatsvinden in Nicea, waar de opvattingen van Arius, een uit Alexandrië naar Syrië gevluchte geleerde, werden beoordeeld. Voor twee Syrische geleerden, Frumentius en Edesius, werd de situatie zo bedreigend dat ze de vlucht namen. Na een schipbreuk werden ze gevangen genomen en voor de koningin van Aksum geleid. Zij was zo onder de indruk van hun geleerdheid en hun kennis van de Griekse taal, dat ze hen aanstelde als secretaris en thesauriër en hun de opvoeding van haar zoon Ezana toevertrouwde. Zoals de Romeinse schrijver Rufinus vermeldt, bekeert Ezana, eenmaal koning geworden, zich tot het christendom en laat zich dopen door Frumentius. Dat geschiedt dus nog vóór Constantijn de Grote aan het einde van zijn leven tot deze daad over gaat. Op de Ezana-munten, geslagen na 341, verdwijnen zon en maan plotseling om plaats te maken voor het kruisteken.
Aan het einde van zijn leven verheft koning Ezana het christendom tot staatsgodsdienst, waarbij de maangod Mahrem zijn plaats moet afstaan aan de god der christenen. Als de jaartallen kloppen en koning Ezana omstreeks 360 is gestorven, zou Ethiopië wel eens het oudste christelijke rijk kunnen zijn, aangezien keizer Theodosius van het Romeinse Rijk, het christendom pas aan het einde van de 4e eeuw aanvaardt als staatsgodsdienst.
De beide Syriërs krijgen hun vrijheid terug. Terwijl Edesius afreist naar zijn geboorteland, begeeft Frumentius zich naar de patriarch van Alexandrië en verzoekt hem een bisschop te benoemen voor Aksum om het door hem geïntroduceerde christendom te consolideren. Wat Frumentius gehoopt had, geschiedde. Patriarch Athenasius van Alexandrië benoemt hem tot de eerste aboena van Aksum of liever, van Ethiopië, want de traditie om het hoofd van de kerk in Ethiopië te laten benoemen door de patriarch van Alexandrië, blijft voortbestaan totdat Ras Tafari Makonnen, alias keizer Haile Selassie, er in 1959 in slaagt daaraan een einde te maken.
Het christendom bleef aanvankelijk beperkt tot het koninklijk hof en de onmiddellijke omgeving. In 451 vindt het Concilie van Chalcedon plaats, waar het alwéér gaat over de natuur van Jezus Christus. Was hij god? Of mens? God én mens? Of eerst mens en toen god? Het eindoordeel, dat Jezus twee naturen heeft en zowel god als mens tegelijk is, heeft een eerste schisma tot gevolg. Egypte en Syrië scheiden zich af als belijders van het monofysitisme. De monofysieten houden vast aan hun overtuiging, dat Jezus Christus één goddelijke natuur heeft, waarin zijn mensheid volledig is geïntegreerd. Aangezien de aboena van Ethiopië door de Koptische patriarch van Alexandrië werd benoemd, heeft deze opvatting van de Koptische kerk ook invloed op die van Ethiopië. De kerk drijft weg van de kerk van Rome en Constantinopel.
Na het concilie van Chalcedon arriveren negen bedreigde Syrische missionarissen, de zogeheten ‘negen heiligen’, via Egypte in Ethiopië en richten hun bekeringspijlen op de bevolking van het platteland. In de bijbel wordt het woord Ityopya geïntroduceerd en het boek der boeken wordt vertaald in het Ge’ez, dat altijd de officiële kerktaal is gebleven, ook toen het Amhaars de officiële voertaal werd.
De ‘negen’ hebben het christendom een uiterst stevige basis verschaft, want als na de 7e eeuw de islam in alle omringende landen terrein wint, wordt het Aksumitische Rijk weliswaar beroofd van zijn grondgebied ten oosten van de Rode Zee, maar houdt het christendom, afgesneden van de rest van de christelijke wereld, niet alleen stand, maar volgt het een eigen unieke koers. De Ethiopische kerk noemt zichzelf een orthodoxe kerk, hoewel dat min of meer strijdig is met het van de Egyptenaren geërfde dogma betreffende het monofysitisme. Daarvoor heeft men een eigen oplossing bedacht door de term miafysitisme in te voeren, dat meer de betekenis heeft van een samengestelde eenheid van de goddelijke natuur. In het Amhaars heet de Ethiopisch orthodoxe kerk, de Tewahedo kerk.
[bewerk] Bibliografie:
- Matthews, D., Mordini, A., the Monastary of Debra Damo, in Archaeologica XCVII, pp.1-58, 1959
- Munro–Hay, S.C., Phillipson, D. W., ed., Excavations at Aksum, An account of research at the ancient Ethiopian capital, directed in 1972 – 1974 by the late Dr Neville Chittick, London, 1989
- Munro-Hay, Stuart, Aksum: An African Civilisation of Late Antiquity ,1991,
- Phillipson, D. W., The Monuments of Aksum, compiled and edited, based on the work in A.D. 1906 of the Deutsche Aksum Expedition, Addis Abeba University Press, 1997, in collaboration with the British Institute in Eastern Africa
- Plant, R., Architecture of the Tigre, Ethiopia, Worcester,1985
- Prins, W., red., Kopten en Ethiopiërs, tweeduizend jaar mystiek en christendom langs de Nijl, cat. tent. Uden, 1999
- Raffray, A., Les églises monolithes de la ville de Lalibela (Abyssinie), Paris, 1882
- Stappen, Xavier van der, ed. Æthiopia, Volkeren, van Ethiopië, Koninklijk Museum voor Midden Afrika, Tervuren, 1996