Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jacob I van La Marche (1319 - 6 april 1362) was een zoon van Lodewijk I van Bourbon en van Maria van Avesnes. In 1349 wordt hij kapitein-generaal van Langudeoc en in 1354 connétable van Frankrijk. Jacob nam deel aan de Slag bij Poitiers van 1354 en werd door de Engelsen gevangen genomen en vrijgelaten bij het verdrag van Brétigny (Brétigny is een dorp bij Chartres), waarbij ook Ponthieu aan de Engelsen toekwam. In 1356 volgde hij ook zijn vader op als graaf van La Marche, nadat hij al graaf van Ponthieu was geworden in 1351. De gesloten vrede bleek maar een labiel karakter te hebben. Talrijke huurlingenbendes teisterden het land. Een campagne om de vrije maatschappijen aan te pakken, mondde uit in de slag bij Brignais, waarbij zowel Jacob als zijn oudste zoon Peter dodelijk gewond geraakten.
Jacob was in 1355 gehuwd met Johanna, dochter van Hugo van Châtillon, en wer de vader van:
- Isabella (1340-1371), gehuwd met burggraaf Lodewijk II van Beaumont-au-Maine en met graaf Burchard VII van Vendôme,
- Peter I (1342-1362)
- Jan I (1344-1393)
- Jacob I van Bourbon-La Marche (1346-1417), gehuwd met Margaretha van Preaux.