Glycogeen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Glycogeen | |
---|---|
Structuurformule en molecuulmodel | |
Structuur van glycogeen |
|
Algemeen | |
Molecuulformule | (C6H10O5)n |
CAS-nummer | 9005-79-2 |
EG/EINECS/ELINCS | 232-683-8 |
PubChem | 439177 |
Glycogeen is een polymeer van glucose, waarbij de glucose-eenheden aan weerszijden aan elkaar zijn gekoppeld. Uit voedsel opgenomen koolhydraten worden als glycogeen met name opgeslagen in de lever (de hoogste concentratie) en in de spieren (de grootste hoeveelheid), waar het wordt gebruikt als makkelijk aanspreekbare energievoorraad. Glucose is hier zelf niet geschikt voor, omdat de osmotische waarde te groot zou worden (er dreigt veel water naar binnen te diffunderen). Het molecuulgewicht van glycogeen ligt tussen de 106 en de 107 Dalton. Het glycogeen dat met het voedsel binnenkomt, wordt door het enzym alpha-amylase in de darm gesplitst tot maltose en isomaltose.
De bloedsuikerspiegel wordt onder meer geregeld door de opbouw en afbraak van glycogeen onder invloed van verschillende hormonen. Insuline stimuleert het transport van glucose door de celmembraan waarna glucose wordt gebruikt, dan wel omgezet in glycogeen, terwijl adrenaline en glucagon omgekeerd metabole paden bevorderen die glycogeen weer afbreken tot glucose. Daardoor is het glycogeengehalte in de lever aan sterke wisselingen onderhevig. Het proces waarbij glycogeen wordt afgebroken en wordt omgezet in glucose heet glycogenolyse.
Glycogeen wordt ook gebruikt in cosmetische producten waarin het de functie vervult van vochtvasthoudende stof of huidverzorger (voorbeeld: in producten voor rimpelcorrectie).