Germanisering
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Germanisering is de term die meestal wordt gebruikt voor de taalpolitiek in het Duitse Keizerrijk en Oostenrijk-Hongarije die tot doel had het gebruik van het Duits te bevorderen ten koste van andere talen. Soms wordt germanisering gezien als synoniem van verduitsing, maar dit klopt niet helemaal: vernederlandsing en soms ook verengelsing kunnen eveneens gezien worden als het overstappen op een Germaanse taal.
[bewerk] Middeleeuwen
Vanaf de middeleeuwen hadden Duitstaligen zich in Oost-Europa gevestigd. Buiten de oorspronkelijke Duitstalige gebieden (Duitsland en Oostenrijk) leefden zij te midden van Slavische en andere volkeren in gebieden die tegenwoordig in Polen, Rusland, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië en Hongarije liggen. De landen waar zij woonden waren etnisch niet homogeen.
[bewerk] 19e eeuw
In de 19e eeuw kwam het begrip natie-staat in opkomst en begonnen de Europese landen een actieve taalpolitiek te voeren. Pruisen had na de derde Poolse deling een grote Poolse minderheid binnen haar grenzen. In het noorden (Sleeswijk-Holstein) was een Deense minderheid. Het Duitse Keizerrijk voerde een actieve politiek van Germanisering. Vanaf 1873 was in de provincies Posen en West-Pruisen alleen nog onderwijs in het Duits toegestaan en vanaf 1876 werd ook de rechtspraak uitsluitend Duitstalig.
In Oostenrijk-Hongarije was de situatie anders: het was een veel-volkeren staat waar naast voor het Duits en het Hongaars ook plaats was andere talen. Toch voltrok er zich een, meer natuurlijk, proces van 'germanisering' in Karinthië, waar de Sloveense minderheid langzaam overstapte op het Duits.
[bewerk] 20e eeuw
Na de Eerste Wereldoorlog werd Polen onafhankelijk en kwamen Posen en West-Pruisen (met omvangrijke Duitse minderheden) aan Polen.
Bij het sluiten van het Molotov-Ribbentroppact in 1939 kwamen de Sovjet-Unie en Duitsland overeen dat Duitse minderheden uit Oost-Europa uitgewezen zouden worden naar Midden-Europa. Na de Duitse inval in Polen werden Posen en West-Pruisen door Nazi-Duitsland ingelijfd als Wartheland. Hierna begon een Germaniseringspolitiek in extreme vorm: honderdduizenden Polen en Joden werden gedeporteerd naar het Gouvernement-Generaal. Hun plaats moest worden ingenomen door Volksduitsers uit Oost-Europa.
Ook het Gouvernement-Generaal moest uiteindelijk net zo Duits worden als het Rijnland, waarbij de Polen als slavenarbeiders beschikbaar zouden moeten zijn. Deze politiek heeft geleid tot de dood van 6 miljoen Polen (bron?).
Het optreden van de Nazi's leidde uiteindelijk tot een omgekeerde beweging: de verdrijving van de Duitsers uit Oost-Europa.